Page 81 of 260

79
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Zet de selectiehendel nooit in de
stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand
P o
f R als de auto niet volledig
stilstaat.
Automatisch
schakelprogramma
Achteruitversnelling
Als bij aangezet contact de
achteruitversnelling R w ordt ingeschakeld,
wordt automatisch de parkeerhulp achter
geactiveerd.
Zie voor meer informatie de rubriek
"Parkeerhulp achter".
Kruipfunctie (rijden zonder gas
te geven)
Dankzij deze functionaliteit kan soepeler
worden gereden met lage snelheid
(parkeermanoeuvres, file rijden enz.).
Als de motor stationair draait, de parkeerrem is
vrijgezet en de stand D , M of R is geselecteerd,
komt de auto in beweging zodra u het
rempedaal loslaat (zonder dat u gas hoeft te
g eve n).
F
Sel
ecteer de stand D
om automatisch
te laten schakelen tussen de zes
versnellingen.
De transmissie werkt dan in de auto-adaptieve
stand, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De transmissie kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profiel van de weg en de belading van de
auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de stand
van de selectiehendel te wijzigen, moet het
gaspedaal volledig worden ingetrapt (kickdown).
De transmissie schakelt automatisch terug of
handhaaft de ingeschakelde versnelling totdat
de motor het maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de transmissie
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
om de ve
iligheid te verbeteren schakelt de
transmissie niet naar een hogere versnelling als
u het gaspedaal plotseling loslaat.
Deze twee specifieke programma's vormen een
aanvulling op de automatische werking van de transmissie
en zijn bedoeld voor speciale gebruiksomstandigheden.
Programma's Sport en Sneeuw
Programma Sport "S"
F Druk op de toets "S" al s de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt automatisch een
dynamischere rijstijl mogelijk.
Programma Sneeuw T
F Druk op de toets " T" al s de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Dit programma vergemakkelijkt het wegrijden
en verbetert de tractie op wegen met weinig
grip.
om terug te keren naar de auto-adaptieve stand
ku nt u het geselecteerde programma op elk
gewenst moment uitschakelen door opnieuw op
de desbetreffende toets te drukken.
op het instrumentenpaneel
wo rdt "S " we ergegeven.
op het i
nstrumentenpaneel
wordt
" T " we
ergegeven.
5
Rijden
Page 82 of 260

80
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
-
als u g
elijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
-
als u
, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, verschijnt bij het
openen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45
se
conden een
waarschuwingsmelding op het display.
F
Zet d
e selectiehendel in de stand P;
de melding verdwijnt.
Rijd stapvoets wanneer u op een
ondergelopen weg rijdt of een beek
doorkruist. Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof
te besparen, de selectiehendel in
de stand
N z
etten en de parkeerrem
aantrekken.
Handmatig schakelen
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de
selectiehendel in de stand P of N bewegen om
de neutraalstand te selecteren.
trek i
n beide gevallen de parkeerrem aan om
de auto stil te zetten.
Storing
F Selecteer de stand M om sequentieel te
s chakelen tussen de zes versnellingen.
F
Bew
eeg de selectiehendel naar het symbool
+
o
m één versnelling op te schakelen.
F
Bew
eeg de selectiehendel naar het symbool
-
o
m één versnelling terug te schakelen.
Het schakelen naar een andere versnelling
kan alleen als de snelheid van de auto en
het toerental van de motor dit toestaan,
anders wordt er tijdelijk overgegaan op de
automatische bediening.
D en verschijnen achtereenvolgens
de ingeschakelde versnellingen.
Als het motortoerental te laag of te hoog is,
knippert de geselecteerde versnelling enkele
seconden en vervolgens wordt de werkelijk
ingeschakelde versnelling weergegeven.
er kan e
lk moment van de stand D (rijden in de
automatische stand) naar de stand M (rijden in
de handbediende stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt,
wordt automatisch de eerste versnelling
ingeschakeld.Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
in combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display, duidt dit op
een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3
e versnelling
ingeschakeld. u ku
nt dan een hevige schok voelen
bij het selecteren van R vanuit de stand
P, of
R vanuit
de stand N . Dit beschadigt de transmissie niet.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhankelijk van de
geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het P
eug
eot
-ne
twerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is ingeschakeld
(de selectiehendel bevindt zich
tussen twee standen in).
De programma's Sport en Sneeuw zijn
niet beschikbaar in de handbediende
stand.
Rijden
Page 83 of 260

81
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
opschakelindicator
Dit systeem adviseert de bestuurder op te schakelen om het brandstofverbruik te verminderen.Bij auto's met handgeschakelde
versnellingsbak wordt naast de pijl ook de
geadviseerde versnelling weergegeven.
Bij een elektronisch gestuurde of automatische
versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief
in de handgeschakelde stand.Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
de ee
rste versnelling in te schakelen,
-
de ac
hteruitversnelling in te
schakelen,
-
ter
ug te schakelen.
Werking
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen.
u ku
nt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en
de veiligheid. De bestuurder blijft derhalve
altijd zelf verantwoordelijk voor het al dan
niet opvolgen van een schakeladvies van het
systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
-
u ri
jdt in de derde versnelling.
-
u tr
apt het gaspedaal in.
-
Het s
ysteem kan u in dit geval adviseren
een hogere versnelling in te schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een pijl op
het instrumentenpaneel weergegeven.
5
Rijden
Page 84 of 260

82
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem
Werking
Overgang naar de STOP-stand
Het controlelampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de S
toP-s
tand gezet:
-
als u
, bij een elektronisch gestuurde
5-versnellingsbak, bij stilstaande auto het
rempedaal intrapt of de selectiehendel in
de stand N zet.
een te
ller telt de duur van de momenten dat de
motor afgezet is, op.
elke k
eer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze teller op 0 gezet.
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (S
toP-s
tand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (StARt-st
and) als u weer
weg wilt rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop&Start-systeem is perfect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
tank n
ooit als de motor door het Stop
&
S
tart-systeem in de S
toP-s
tand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot. Het systeem werkt de eerste
10
se
conden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het systeem in de
S
toP-s
tand wordt gezet, blijven alle
andere componenten zoals de remmen
en de stuurbekrachtiging normaal
functioneren.
Rijden
Page 85 of 260

83
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Overgang naar de START-standBijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
Het controlelampje "ECO" gaat uit en de
motor wordt automatisch gestart bij een
elektronisch gestuurde versnellingsbak :
- met de selectiehendel in de stand A of M ,
wa nneer u het rempedaal loslaat,
-
met d
e selectiehendel in de stand N en het
rempedaal niet ingetrapt, wanneer u de
selectiehendel in de stand A of M zet,
-
of wa
nneer u de achteruitversnelling
inschakelt.
uit ve
iligheids- of comfortover wegingen kan de
S
tARt-st
and automatisch worden geactiveerd
als:
- het b estuurderportier wordt geopend,
- de ve iligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
de sn
elheid van de auto hoger is dan
3 km/h bij een elektronisch gestuurde
versnellingsbak,
-
er b
epaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Bijzonderheden: STOP-stand niet
beschikbaar
De StoP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het b estuurderportier geopend is,
-
de ve
iligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
de kl
imaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
de v
oorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
er b
epaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het controlelampje "ECO" knippert
een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
5
Rijden
Page 86 of 260

84
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
enkele ogenblikken knipperen en vervolgens
permanent branden.
Laat het systeem controleren door het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de S
toP-s
tand een storing zou
optreden, kan het zijn dat de motor niet meer wil
aanslaan of direct afslaat. Alle lampjes op het
instrumentenpaneel gaan dan branden. Zet in
dat geval het contact af en start de auto dan met
behulp van de sleutel.
Storingen
Voor het Stop & Start-systeem is een
specifieke 12V-accu nodig.
Werkzaamheden aan dit type accu
mogen uitsluitend door het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde
werkplaats worden uitgevoerd.
Zie voor meer informatie over de
12V-accu de desbetreffende rubriek.
Druk op deze knop om het systeem uit te
schakelen.
Het uitschakelen wordt bevestigd door het
branden van het verklikkerlampje van de knop
en de weergave van een melding.
Druk nogmaals op deze knop om het systeem
weer in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop dooft en er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen / Handmatig
inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in de auto op peil te houden,
kan het nuttig zijn het Stop & Start-systeem uit te
schakelen.
Als het contact aanstaat, kan het systeem op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als de motor zich op dat moment in de S
toP-
st
and bevindt, wordt hij direct gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld bij het aanzetten van het contact.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om
verwondingen als gevolg van het automatisch
inschakelen van de S
tARt-st
and te voorkomen.
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg voor meer adviezen over
met name het rijden op overstroomde
wegen de desbetreffende rubriek.
Rijden
Page 87 of 260

85
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de
door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid
overschrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt, heeft
het dieper intrappen van het gaspedaal geen effect.
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km
/h te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens handmatig met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zware punt
in te trappen, kan de ingestelde snelheid
tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens geleidelijk weer
wordt losgelaten en de wagensnelheid onder
de ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
Bij het gebruik van de snelheidsbegrenzer
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen. De bediening van de snelheidsbegrenzer is
ondergebracht in de hendel A
.
1.
Kno
p voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer
2.
toet
s voor het verlagen van de ingestelde
snelheid
3.
toet
s voor het verhogen van de ingestelde
snelheid
4.
toet
s voor het in-/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
Stuurkolomschakelaars
De informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt weergegeven op het display van het
instrumentenpaneel.
5.
Sne
lheidsbegrenzer A AN/
uIt6. Sne
lheidsbegrenzer geselecteerd
7.
Inge
stelde snelheid
Weergave op het display
De ingestelde maximumsnelheid blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
5
Rijden
Page 88 of 260

86
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
F Draai de knop 1 in de stand "LIMIT":
de snelheidsbegrenzer is geselecteerd,
maar nog niet ingeschakeld (PA
uSe).er kan e
en snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.
Programmeren Uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
F Draai de knop 1 in de stand "0": de
selectie van de snelheidsbegrenzer wordt
ongedaan gemaakt.
op het d
isplay wordt
weer de kilometerteller weergegeven.
Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
om te vo
orkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
con
troleer of de mat goed is
bevestigd,
-
geb
ruik nooit meer dan één mat per
plaats.
In het geval van een storing in de
snelheidsbegrenzer wordt de ingestelde snelheid
gewist en knipperen de streepjes op het display.
Laat het systeem controleren door het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde werkplaats.
Storing
F Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te d rukken (bijv.:
90 km/h ).
u ku
nt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de toetsen 2
en 3:
- +/- 1 km = k
ort indrukken,
-
+/- 5 km = l
ang indrukken,
-
+/- i
n stappen van 5
km = i
ngedrukt houden.
Overschrijden van de ingestelde snelheidAls het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de snelheid
niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt ingetrapt, tot
voorbij het zware punt , wordt de begrenzer tijdelijk uitgeschakeld,
gaat de ingestelde snelheid op het display knipperen en klinkt een
geluidssignaal.
Het knipperen van de ingestelde snelheid en de weergave van
het geluidssignaal stoppen automatisch als het gaspedaal wordt
losgelaten. F
Wee
r inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op
de toets 4 .
F
Ins
chakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de toets 4
.
F
uits
chakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals op de
toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het display (PA
uSe).
Rijden