Page 9 of 260
7
301_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Cockpit
1. Stuur- en contactslot.
2. Sch akelaar ruitenwissers en
ruitensproeiers/boordcomputer.
3.
Kno
p centrale vergrendeling /
ontgrendeling.
4.
open op
bergvak.
of Mon
ochroom display C (Autoradio /
Bluetooth).
5.
Mid
delste verstelbare en afsluitbare
ventilatieroosters.
6.
Vo
orruitontwaseming.
7.
Pa
ssagiersairbag.
8.
Das
hboardkastje
uitsc
hakeling passagiersairbag.
9.
Scha
kelaar alarmknipperlichten.
10.
Auto
radio.
11.
Bed
iening verwarming / airconditioning.
12 .
Asb
ak / bekerhouder.
13.
Bed
iening elektrische ruitbediening.
14 .
Ver
snellingshendel.
15.
Hand
rem.
.
overzicht
Page 10 of 260

8
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur (DVD-
speler, MP3 -speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het
elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
eco-rijden
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de Co2-uitstoot van uw auto verminderen.
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijd
dan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in en
schakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of
een elektronisch gestuurde versnellingsbak, laat de selectiehendel
dan in de stand Drive "D" of Auto "A" (afhankelijk van het type
versnellingsbak) staan en trap het gaspedaal niet bruusk of diep in.
De schakelindicator geeft aan welke versnelling het meest geschikt
is voor een laag brandstofverbruik: volg de aanwijzingen van deze
indicator zo snel mogelijk op.
Bij auto's met een elektronisch gestuurde versnellingsbak of een
automatische transmissie werkt deze indicator alleen in de handmatige
stand.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor in
plaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk
in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en de
C
o2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van
ongeveer 40
km
/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog is
opgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens de
airconditioning in te schakelen.
Sluit vanaf een snelheid van 50
km
/h de ruiten, maar laat de
ventilatieroosters geopend.
gebr
uik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging
kunnen beperken (zonneschermen...).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is
bereikt.
Schakel de achterruitver warming en de ontwaseming uit zodra deze
niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd.
Schakel de stoelver warming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en het mistlicht uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op
als u rijdt.
eco-rijden
Page 11 of 260

9
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarste
voor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank.
Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal,
fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto.
gebru
ik liever een
dakkoffer.
Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Vervang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door
zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd u
daarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de
portiersponning aan bestuurderszijde.
Controleer de bandenspanning met name:
-
voo
r een lange rit,
-
bij
de wisseling van de seizoenen,
-
als d
e auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reservewiel en van de wielen
van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en
luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikant
voorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo
voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
u zu
lt bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000
km h
et gemiddelde
brandstofverbruik zich stabiliseert.
.
Eco-rijden
Page 12 of 260
10
Instrumentenpaneel benzine - diesel
1. toerenteller (x 1000 t /min).
2. Disp lay.
3.
Sne
lheidsmeter (km/h). A. Info
rmatie elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische transmissie.
Sc
hakelindicator.
B.
tijd.
C. Act
ieradius in combinatie met de brandstof of
het additief AdBlue en het SCR-systeem (km)
of Dag
teller.
D.
Bran
dstofmeter / Voorgloeien dieselmotor.
E.
onderh
oudsindicator (km)
ver
volgens,
ki
lometerteller.
Deze twee functies worden achtereenvolgens
na het aanzetten van het contact weergegeven.
F. Aanwijzingen van de snelheidsregelaar of
de snelheidsbegrenzer.
4.
Inf
ormatie over het onderhoud
Nul
stelling van de geselecteerde functie
(dagteller of onderhoudsindicator)
tijd
instellen.
KlokkenDisplay
Controle tijdens het rijden
Page 13 of 260
11
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Verklikkerlampjes
een aantal verklikkerlampjes heeft
be ide mogelijkheden. of het c onstant
branden of knipperen van een
verklikkerlampje duidt op een storing,
is afhankelijk van de werkingsfase van
de auto.Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
waarschuwingslampjes enkele seconden
branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten deze
lampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of
knipperen.
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
1
Controle tijdens het rijden
Page 14 of 260

12
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.Controlelampje StatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer
links knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechts knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Dimlicht permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
" D imlic ht ".
Grootlicht permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt.
trek a
an de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Mistlampen vóór permanent. De mistlampen vóór zijn ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar twee standen
naar achteren om de mistlampen vóór uit te
schakelen.
Mistachterlicht permanent. Het mistachterlicht is ingeschakeld
met de ring van de lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren om
het mistachterlicht uit te schakelen.
Raadpleeg voor meer informatie over de lichtschakelaar het hoofdstuk "Zicht".
Controle tijdens het rijden
Page 15 of 260

13
301_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voorgloeien
dieselmotor permanent.
De sleutel staat in de tweede stand
(contact) van het contactslot. Wacht met starten tot het controlelampje uitgaat.
De wachttijd is afhankelijk van de
weersomstandigheden (in extreme gevallen
30
sec
onden).
Als de motor niet wil aanslaan, zet dan het contact af.
Zet het contact dan weer aan en wacht opnieuw tot
het lampje uitgaat voordat u de motor start.
Handrem permanent. De handrem is aangetrokken of niet
goed vrijgezet. Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veiligheidsvoorschriften.
Raadpleeg het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over de handrem.
Voet op het
rempedaal permanent.
Het rempedaal moet worden
ingetrapt.
trap
bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak het
rempedaal in om de motor te starten (selectiehendel
in stand N ).
Bij de automatische versnellingsbak moet u bij een
draaiende motor en voordat u de handrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand P in een andere stand te kunnen zetten.
Als u de handrem vrijzet zonder het rempedaal in te
trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.
knippert. Als u de auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak op een
helling te lang probeert tegen te
houden door het gaspedaal in te
trappen, raakt de koppeling oververhit.
gebru
ik het rempedaal en/of de handrem.
1
Controle tijdens het rijden
Page 16 of 260
14
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Stop & Star t permanent. Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de S
toP-s
tand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.). Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (S
tARt-st
and) als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De S
toP-s
tand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
S
tARt-st
and gezet.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Controle tijdens het rijden