Page 145 of 260

143
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
u kunt de compressor, zonder inspuiting
van h et afdichtmiddel, ook gebruiken om de
bandenspanning te controleren of de banden
op spanning te brengen. F Con
troleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O" staat.
F
Rol d
e elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
Slu
it de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Zet h
et contact aan.
F Zet d
e schakelaar in de stand " O".
F
Ver
wijder de set.
F
Maa
k direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen 20
en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.
F
Zet d
e auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Controle / aanpassen bandenspanning
F Ver wijder het dopje van het ventiel van de
ba nd en bewaar het op een schone plaats.
F
Rol d
e slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
F
Slu
it de slang aan op het ventiel en zet
hem stevig vast.
9
Praktische informatie
Page 146 of 260
144
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
F Schakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en
breng de band op de spanning die is
aangegeven op de bandenspanningssticker
van de auto.
om de
bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel.
F
Zet
, zodra de gewenste spanning is
bereikt, de schakelaar in de stand " O".
F
Ver
wijder de set en berg deze op. Als de spanning van een of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem
worden gereset.
Zie de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het verklikkerlampje voor te lage
bandenspanning zal na het repareren
van een wiel blijven branden tot het
systeem is gereset.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
Praktische informatie
Page 147 of 260

145
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Reservewiel
Het gereedschap bevindt zich onder de
vloerplaat.
van de bagageruimte:
F
open
het kofferdeksel,
F
til d
e vloerplaat op en ver wijder hem,
F
ver
wijder de opbergkist met het
gereedschap.
Toegang tot het gereedschap
Beschikbaar gereedschap
In het geval van een lekke of beschadigde band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
Dit gereedschap is specifiek voor uw auto en kan,
afhankelijk van de uitvoering van uw auto, verschillen.
gebru
ik het niet voor andere doeleinden dan
hieronder beschreven.
1. Wielsleutel. Hie rmee kan de wieldop worden ver wijderd en
kunnen de wielbouten worden losgedraaid.
2. Krik met geïntegreerde slinger. Hie rmee kan de auto worden opgekrikt.
3. gereedschap voor het verwijderen van
si erdoppen van wielbouten.
Hie
rmee kunnen bij lichtmetalen velgen de
sierdoppen van de wielbouten worden verwijderd.
4. Sleepoog.
Zie v oor meer informatie over het slepen de
desbetreffende rubriek.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met
een beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de
euro
pese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in
de Richtlijn 2006/42/
eg ov
er machines.
9
Praktische informatie
Page 148 of 260
146
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Het reservewiel bevindt zich onder de
vloerplaat van de bagageruimte.
Afhankelijk van de motoruitvoering is de auto
voorzien van een volwaardig reservewiel of een
noodreservewiel (BlueHDi 100).
Toegang tot het reservewiel
Verwijderen van het wiel
F Maak de opbergkist met het gereedschap
los uit de klemmen (volwaardig
reservewiel).
F
Dra
ai de centrale moer los.
F
Verw
ijder het bevestigingssysteem (moer
en bout).
F
til he
t reservewiel aan de achterzijde op
en trek het naar u toe.
F
Ver
wijder het wiel uit de bagageruimte.
Praktische informatie
Page 149 of 260
147
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Terugplaatsen van het wiel
F Leg het wiel in de reservewielbak.
F Dra ai de moer op de bout een aantal
omwentelingen los.
F
Pla
ats het bevestigingssysteem (moer en
bout) op het midden van het wiel.
F
Dra
ai de centrale moer vast tot deze klikt
en het reservewiel goed vastzit. Als er geen wiel in de reservewielbak
ligt, kan het bevestigingssysteem (moer
en bout) niet teruggeplaatst worden.
F Bev
estig de opbergkist met het
gereedschap (volwaardig reservewiel).
9
Praktische informatie
Page 150 of 260

148
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
trek d
e parkeerrem aan, zet het contact
af en schakel de eerste versnelling* in om
de wielen te blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
brandt.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Zorg ervoor dat de krik goed op één van
de daarvoor bestemde plaatsen wordt
gezet.
Als de krik verkeerd wordt gebruikt, wordt
de auto niet voldoende ondersteund en
kan deze vallen.
ga noo
it onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
Procedure
gebruik geen andere krik dan de door
de fabrikant geleverde krik.
*
St
and R van de elektronisch gestuurde
versnellingsbak of stand P van de
automatische transmissie.
Wiel met wieldop
Verwijder bij het demonteren van het
wiel eerst de wieldop met de wielsleutel
1 door bij de opening voor het ventiel
aan de wieldop te trekken.
Bevestig na het monteren van het
wiel de wieldop: plaats eerst de wieldop
zo dat de uitsparing zich ter hoogte van
het ventiel bevindt en druk vervolgens
met de palm van de hand op de gehele
omtrek van de wieldop. F
Verw
ijder alle sierdoppen van de wielbouten
met het gereedschap 3 (lichtmetalen velgen).
F
Draa
i de wielbouten een omwenteling los
met alleen de wielsleutel 1 .
Praktische informatie
Page 151 of 260
149
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
F Plaats het voetstuk van de krik 2 op
de grond, loodrecht onder één van de
twee steunpunten aan de voorzijde A of
achterzijde B .
gebr
uik het steunpunt dat
zich het dichtste bij het te ver wisselen wiel
bevindt. F Dra
ai de krik 2 uit tot de kop van de krik het gebruikte steunpunt A of B raakt; de kop van de
krik moet goed in het middelste deel van het steunpunt A of B steken.
F
Kri
k de auto op tot er voldoende ruimte tussen het wiel en de grond is om het (niet lekke)
reservewiel te monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Als de ondergrond glad of zacht is, kan de krik
wegglijden of wegzakken - Kans op letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder de steunpunten A of B onder de auto en zorg ervoor dat de
kop van de krik goed tegen het midden van het steunpunt drukt. Zo niet, dan kan de auto
beschadigd raken en/of kan de krik wegzakken - Kans op letsel!
9
Praktische informatie
Page 152 of 260

150
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
Verw
ijder het wiel.
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reservewiel de
ringen van de bouten de velg niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische draagvlak van de
bouten voor de bevestiging van het
reservewiel.
Na het verwisselen van het wiel
Rijd met een noodreservewiel niet
sneller dan 80 km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het P
eug
eot
-ne
twerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
Opbergen van het wiel met
de beschadigde band
Het wiel met de beschadigde band kan onder de
vloer van de bagageruimte worden opgeborgen, in
de bak van het volwaardige reservewiel.
Verwijder bij het opbergen van een lichtmetalen
velg eerst de naafdop om het bevestigingssysteem
(moer en bout) te kunnen plaatsen.
Als de auto is voorzien van een noodreservewiel,
kan de velg met de beschadigde band
niet onder de vloer van de bagageruimte
worden opgeborgen. Het wiel moet dan in de
bagageruimte worden opgeborgen; gebruik
een hoes om de bagageruimtebekleding te
beschermen.
Praktische informatie