Page 65 of 260

63
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Rijd nooit met aangetrokken handrem -
Kans op oververhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Parkeer uw auto niet en zet uw auto
niet met draaiende motor stil op een
plaats waar brandbaar materiaal (droog
gras, afgevallen blad, ...) in contact kan
komen met het warme uitlaatsysteem -
Kans op brand!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de handrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of
in de stand N of P, afhankelijk van het
type versnellingsbak.
Rijadviezen
Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger. Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
kij
k of het water niet meer dan 15 cm
diep is, houd daarbij rekening met golven
die door andere weggebruikers kunnen
worden veroorzaakt,
-
sch
akel het Stop & Start-systeem uit,
-
rij
d zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet
sneller dan 10 km/h,
-
zet d
e auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde werkplaats.Belangrijk!
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
5
Rijden
Page 66 of 260

64
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Starten - afzetten van de motor
Het contactslot heeft 3 standen:
- st and 1 (S
top): sleutel in het contactslot
steken en uit het contactslot verwijderen,
stuurslot vergrendeld,
-
st
and 2
(Co
ntact): stuurslot ontgrendeld,
aanzetten van het contact, voorgloeien
dieselmotor, draaien van de motor,
-
st
and 3
(S
tar ten).
Contactslot
In deze stand werkt de elektrische uitrusting
van de auto en kan externe apparatuur worden
opgeladen.
Als het laadniveau van de accu een bepaalde
minimale grenswaarde heeft bereikt,
schakelt het systeem over op de eco-mode:
de elektrische voeding wordt automatisch
uitgeschakeld zodat de accu voldoende
opgeladen blijft.
Stand ContactDiefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die over
een specifieke code beschikt. om te ku
nnen
starten, moet bij het aanzetten van het contact
de code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem
wordt u gewaarschuwd door
dit verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het P
eug
eot
-
netwe
rk.Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto. Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel: dit kan namelijk storingen aan
het contactslot veroorzaken.
Rijden
Page 67 of 260

65
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
In bepaalde gevallen is veel kracht
nodig bij het draaien aan het stuur wiel
(bijvoorbeeld als de wielen niet rechtuit
st a a n).
Starten van de motor
F Auto's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in de stand 3 te
h
ouden tot de motor is aangeslagen.
geef
h
ierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait. F
Aut
o's met een dieselmotor: draai de
sleutel in de stand 2
(a
anzetten van het
contact) om de motor te laten voorgloeien.
Handrem aangetrokken, versnellingsbak in de
neutraalstand of selectiehendel in de stand N
of P
:
F
trap
het koppelingspedaal volledig in
(handgeschakelde versnellingsbak),
of
F tra
p het rempedaal volledig in (elektronisch
gestuurde versnellingsbak of automatische
transmissie),
F
ste
ek de sleutel in het contactslot; het
systeem herkent de code,
F
ont
grendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel te
draaien. Wacht tot dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel dooft en activeer
vervolgens de startmotor door de
sleutel in de stand 3
te h
ouden tot de
motor is aangeslagen.
geef h
ierbij
geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
Als de motor niet direct start, zet dan
het contact af. Wacht even alvorens
opnieuw te starten. Als de motor ook
na een aantal pogingen niet aanslaat,
probeer dan niet langer de motor te
starten: de startmotor en de motor
zouden beschadigd kunnen raken.
Neem contact op met het P
eug
eot
-
net
werk of een gekwalificeerde
werkplaats.
onder w
interse omstandigheden blijft
het verklikkerlampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het
verklikkerlampje niet branden. Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren
stoten gevaarlijke gassen, zoals
koolmonoxide, uit. Kans op vergiftiging
met dodelijke afloop.
Laat onder extreem koude
omstandigheden (temperaturen lager
dan -23°C) de motor gedurende
4
mi
nuten stationair draaien alvorens
weg te rijden. Deze handelswijze komt
de goede werking en de duurzaamheid
van de mechanische onderdelen van
de auto, motor en versnellingsbak ten
goede. Laat de motor bij gematigde
temperaturen niet stationair
warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk
weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
5
Rijden
Page 68 of 260

66
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Zet nooit het contact af voordat de
auto volledig tot stilstand is gekomen.
Als de motor wordt afgezet, worden
ook de rembekrachtiging en de
stuurbekrachtiging uitgeschakeld: u zou
dan de controle over de auto kunnen
verliezen.
Raadpleeg voor meer informatie
de rubriek "Praktische informatie",
paragraaf "
eco-
mode".
Als u de auto verlaat, neem dan de
sleutel mee en vergrendel de auto.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van
het stuurslot.
Afzetten van de motor
F Controleer of de handrem correct is
aa
ngetrokken, met name als de auto op
een helling staat.
F
Bre
ng de auto tot stilstand.
F
Dra
ai, ter wijl de motor stationair draait, de
sleutel in de stand 1 .
F
Ver
wijder de sleutel uit het contactslot.
F
Dra
ai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Eco-mode
Na het afzetten van de motor (stand 1- Stop )
kunt u nog gedurende maximaal dertig minuten
gebruikmaken van een aantal functies,
zoals het audio- en telematicasysteem, de
ruitenwissers, het dimlicht en de plafonniers.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit
en in de stand 1 (S top) staat, wordt bij
het openen van het bestuurdersportier
een waarschuwingsmelding
weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de
stand 2 (Co
ntact) van het contactslot
blijft staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1
(S
top) en
vervolgens opnieuw in de stand 2
(Co
ntact)
om het contact weer aan te zetten.
Rijden
Page 69 of 260
67
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Parkeerrem
Aantrekken
F trek de hefboom van de parkeerrem aan
om u w auto stil te zetten.
Vrijzetten
F trek de hefboom van de parkeerrem licht
om hoog, druk de ontgrendelknop in en duw
de hefboom geheel omlaag.
Draai bij het parkeren van de auto op
een helling de wielen vast tegen het
trottoir, trek de parkeerrem aan, schakel
een versnelling in en zet het contact uit. Als tijdens het rijden dit
verklikkerlampje en het
verklikkerlampje STOP
branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
5
Rijden
Page 70 of 260
68
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Schakel de achteruitversnelling alleen
in als de auto stilstaat en de motor
stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten
van de motor te vergemakkelijken:
-
zet d
e versnellingshendel altijd in
de neutraalstand,
-
trap
het koppelingspedaal in.
Handgeschakelde versnellingsbak
F trap het koppelingspedaal volledig in.
F Verp laats de versnellingshendel helemaal
naar rechts en vervolgens naar achteren.
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Rijden
Page 71 of 260

69
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
Selectiehendel
elektronisch gestuurde versnellingsbak
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel
N. Neutral (neutraalstand).
R. Reverse (achteruitversnelling).
1 2 3 4 5.
Inge
schakelde versnelling bij
handmatig schakelen.
AUTO.
Ver
schijnt bij de selectie van de
automatische stand en verdwijnt weer als
de handmatige stand wordt geselecteerd.
R.
Acht
eruit
F trap h
et rempedaal in en beweeg de
selectiehendel naar voren om deze stand
te selecteren.
N .
Ne
utraal
F
trap h
et rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
Auto
matisch
F
Bew
eeg de selectiehendel naar achteren
om deze stand te selecteren.
M + / -.
Hand
matig sequentieel schakelen.
F
Bew
eeg de selectiehendel naar achteren
en vervolgens naar links om deze stand te
selecteren en:
-
bew
eeg de selectiehendel kort naar voren
om op te schakelen,
-
of be
weeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Bij de elektronische gestuurde versnellingsbak
met vijf versnellingen kunt u kiezen tussen
automatische bediening en handmatig
schakelen.
Deze versnellingsbak heeft twee
gebruiksmogelijkheden:
-
ee
n
automatische stand om automatisch
te schakelen, zonder tussenkomst van de
bestuurder,
-
ee
n
handmatige stand om zelf sequentieel
te schakelen met behulp van de
selectiehendel.
F
Tra
p het rempedaal in als dit
pictogram knippert (bijv.: starten
van de motor).
5
Rijden
Page 72 of 260

70
301_nl_Chap05_conduite_ed01-2016
De aanduiding N wordt weergegeven
op het instrumentenpaneel.
Houd bij het starten van de motor altijd
het rempedaal ingetrapt.
De auto gaat meteen rijden (raadpleeg
de paragraaf "Kruipfunctie").
F
Sel
ecteer de automatische stand (stand
A
),
d
e handmatige stand (stand M
) of de
achteruitversnelling (stand R ).
De aanduidingen AUTO en 1, 1
of R worden weergegeven op het
instrumentenpaneel.
F
Zet d
e parkeerrem vrij.
F
Laa
t geleidelijk het rempedaal los.
Starten van de auto
F Selecteer de stand N
.
F Houd he t rempedaal volledig ingetrapt.
F
Sta
rt de motor.
trap n
iet gelijktijdig het rempedaal
en het gaspedaal in. Dit veroorzaakt
voortijdige slijtage van de koppeling. De kruipfunctie kan tijdelijk niet
beschikbaar zijn als de koppeling te
warm is geworden of als de helling te
steil is. Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
F
geef g
as.Werking van de kruipfunctie
Door deze functie is de auto wendbaarder bij
lage snelheden (inparkeren, files, ...).
Nadat u de selectiehendel in de stand A, M
of R hebt gezet, begint de auto zodra u het
rempedaal loslaat traag te rijden , waarbij de
motor stationair draait.
Als de motor niet aanslaat:
-
Wan
neer de aanduiding N knippert
op het instrumentenpaneel, zet de
selectiehendel dan in de stand A en
vervolgens in de stand N .
-
Wan
neer de melding " Voet op het
rempedaal" wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
Rijden