Page 161 of 260
159
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Zekering vervangen
De tang voor het verwijderen van zekeringen
is bevestigd aan de binnenzijde van het deksel
van de zekeringkast in het dashboard.
F
tre
k het deksel eerst rechtsboven en dan
linksboven los,
F
verw
ijder het deksel en keer het om,
Toegang tot het gereedschap
F neem de tang eruit.
9
Praktische informatie
Page 162 of 260

160
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Vervangen van een zekering
GoedDefectPeug eot is n iet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren
van extra accessoires die niet door
P
eug
eot
aa
nbevolen en geleverd
worden, en niet volgens haar
voorschriften zijn gemonteerd. Dit geldt
met name als het totale stroomverbruik
van alle extra accessoires meer dan
10
mill
iampère bedraagt.
Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elektrische
circuit van uw auto is reeds rekening
gehouden met de montage van zowel de
standaarduitrusting als eventuele opties.
Raadpleeg het P
euge
ot
-ne
twerk of
een gekwalificeerde werkplaats voordat
u andere elektrische voorzieningen of
accessoires in de auto monteert of laat
monteren.
Voordat u een zekering vervangt, dient u:
F
de oo
rzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F all
e stroomverbruikers uit te schakelen,
F
de au
to stil te zetten met het contact uit,
F
de de
fecte zekering te achterhalen
met behulp van de zekeringtabel en de
schema's op de volgende bladzijden.
Voor ingrepen aan een zekering geldt:
F
geb
ruik een speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is,
F
verv
ang een defecte zekering altijd door een
zekering met dezelfde stroomsterkte (zelfde
kleur); een afwijkende stroomsterkte kan
storingen veroorzaken (brand).
Tang
Het vervangen van een zekering door
een andere dan in de volgende tabellen
genoemd, kan tot ernstige storingen
leiden. Raadpleeg het Peug
eot-ne
twerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Mocht de storing kort na het vervangen
van de zekering terugkeren, laat dan de
elektrische uitrusting controleren door
het P
eug
eot
-ne
twerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Praktische informatie
Page 163 of 260
161
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Zekeringen
dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Zie de paragraaf "toegang tot het gereedschap".
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F02 5
AHo
ogteverstelling koplampen, diagnoseaansluiting,
bedieningspaneel airconditioning.
F09 5
AAlar
m, alarm (montage achteraf).
F11 5
Aextr
a verwarming.
F13 5
APa
rkeerhulp, parkeerhulp (montage achteraf).
F14 10
ABe
dieningspaneel airconditioning.
F16 15
AAan
steker, 12V-aansluiting.
F17 15
AAu
toradio, autoradio (montage achteraf).
F18 20
AAu
toradio / Bluetooth, autoradio (montage achteraf).
F19 5
AMo
nochroom display C.
F23 5
APla
fonniers, kaartleeslampen.
F26 15
ACl
axon.
F27 15
ARu
itensproeierpomp.
F28 5
AStu
urslot.
Overzicht zekeringen
9
Praktische informatie
Page 164 of 260
162
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
ZekeringnummerStroomsterkteFuncties
F29 -Niet gebruikt.
F30 10
AVe
rwarming buitenspiegels.
F31 25
AAc
hterruitverwarming.
F32 -Niet gebruikt.
F33 30
Aelek
trische ruitbediening vóór.
F34 30
Aelek
trische ruitbediening achter.
F35 30
ASt
oelverwarming vóór.
F36 -Niet gebruikt.
F37 20
ASe
rvicecentrale trekhaakaansluiting.
Praktische informatie
Page 165 of 260
163
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
ZekeringStroomsterkteFuncties
F14 15
AVe
rwarming onderzijde voorruit.
F15 5
AAi
rcocompressor.
F16 15
AMi
stlampen vóór.
F18 10
Agroot
licht rechts.
F19 10
Agroo
tlicht links.
F29 40
ARu
itenwissermotor vóór.
F30 80
Agloei
bougies (diesel).
Toegang tot de zekeringen
F Maak het deksel los.
F Ver vang de zekering (zie de
desbetreffende paragraaf).
F
Slu
it na het vervangen van de zekering
zorgvuldig het deksel voor een goede
afdichting van de zekeringkast.
Overzicht zekeringenZekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
9
Praktische informatie
Page 166 of 260

164
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor het starten van de motor met behulp van startkabels en voor het laden van een lege accu.De accu bevindt zich in de motorruimte.
toeg
ang tot de accu:
F
ope
n de motorkap via hendel in het
interieur en gebruik vervolgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde,
F
bev
estig de motorkapsteun,
F
ver
wijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de pluspool (+).
Toegang tot de accu
Algemeen
12V-loodaccu
Bescherm uw ogen en gezicht voordat
u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Breng de gebruikte batterijen en accu's
naar een speciaal inzamelpunt.
uitv
oeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het P
eug
eot
-ne
twerk
of door een gekwalificeerde werkplaats. Probeer een auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak of
automatische transmissie nooit aan te
duwen of slepen om de motor te starten.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar,
daarom is er een afzonderlijk massapunt
aangebracht op de motorsteun.
Praktische informatie
Page 167 of 260

165
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
F Start de motor van de auto met de
hulpaccu en laat deze gedurende enkele
minuten draaien.
F
Ste
l de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als d
e motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een
nieuwe poging te doen.
Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
gebr
uik nooit een startbooster van 24
V
o f
h o g e r.
Controleer eerst of de nominale
spanning van de hulpaccu 12 V
bedraagt en of de capaciteit van de
hulpaccu minimaal gelijk is aan die van
de ontladen accu.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(autoradio, ruitenwissers,
verlichting
en
z.) van beide auto's uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich
niet in de buurt van bewegende delen
van de motor (ventilateur, riem enz.)
bevinden.
Koppel de pluspool (+) van de accu niet
los ter wijl de motor draait.
Als de accu van uw auto ontladen is, kan
de motor worden gestart met een hulpaccu
(externe accu of een accu van een andere
auto) en startkabels of een startbooster.
F
Bew
eeg, indien uw auto hiermee is
uitgerust, het kunststof kapje van de
pluspool (+) omhoog.
F
Slu
it de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en vervolgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster.
F
Slu
it de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op het massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
Slu
it het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu. F
Wac
ht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels in omgekeerde
volgorde los.
F
Bre
ng, indien uw auto hiermee is uitgerust,
het kunststof kapje aan op de pluspool (+).
F
Laa
t de motor minimaal 30 minuten
draaien, rijdend of stilstaand, om het
laadniveau van de accu op een correct peil
te krijgen.
een aa
ntal functies, waaronder
het Stop
& St
art-systeem, is niet
beschikbaar als de laadtoestand van de
accu onvoldoende is.
9
Praktische informatie
Page 168 of 260

166
301_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
12V-accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
als u v
oornamelijk korte ritten maakt,
-
voo
rdat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg het P
eug
eot
-ne
twerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Probeer niet een bevroren accu op te
laden. Risico van explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het P
eug
eot
-ne
twerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig
en corrosief zuur).
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een
lader die geschikt is voor loodaccu's en
die een nominale spanning van 12
V
h
eeft.
Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden
gebruikt. Anders kan de elektrische
uitrusting van het Stop & Start-systeem
ernstig beschadigd raken.Volg de door de fabrikant van de lader
geleverde instructies.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Zet h
et contact uit.
F
Sch
akel alle stroomverbruikers (autoradio,
verlichting, ruitenwissers enz.) uit.
F
Sch
akel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
Con
troleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
Bew
eeg het kunststof kapje van de
pluspool omhoog (indien aanwezig).
F
Slu
it de kabels van de lader B als volgt
aan:
-
de ro
de pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
de zw
arte minkabel (-) op het
massapunt
C v
an de auto.
F
Sch
akel na het laden de lader B uit
alvorens de kabels los te maken van de
accu A .
Praktische informatie