Page 161 of 805

qTrekhaak
Maak bij het trekken van een aanhanger gebruik van de juiste trekhaak. Het wordt
aanbevolen gebruik te maken van een originele Mazda trekhaak. Gebruik de originele
gaten die door de autofabrikant zijn geboord voor het bevestigen van de trekhaak. Neem
voor nadere informatie contact op met uw officiële Mazda dealer.
Montagepunten voor trekhaak
Eenheid: mm
Max. 88 kg
Aankoppelpunt van
trekhaak
A
BA: 350—420
B: 1001,5
C: 1046,9 C
C
qBanden
Zorg er voor bij het trekken van een aanhanger dat de bandenspanning van alle banden
overeenkomt met de voorgeschreven koude-bandenspanning, zoals aangegeven op de
bandenspanningstabel welke zich op het frame van het bestuurdersportier bevindt. De
bandenmaat van de aanhanger, het toegestane belastbare gewicht en de bandenspanning
dient overeen te komen met de specificaties van de fabrikant.
WAARSCHUWING
Gebruik nooit het noodreservewiel tijdens het trekken van een aanhanger:
Gebruik van het noodreservewiel op uw auto tijdens het trekken van een aanhanger is
gevaarlijk, aangezien dit kan leiden tot het defect raken van de band en verlies van de
macht over het stuur, waardoor de inzittenden van de auto letsel kunnen oplopen.
Alvorens te gaan rijden
Slepen
3-79
Page 162 of 805

qVeiligheidskettingen
Veiligheidskettingen dienen gebruikt te worden bij wijze van voorzorgsmaatregel, in het
geval de aanhanger per ongeluk van de trekhaak los zou raken. Deze kettingen dienen
kruiselings onder de tongplaat van de aanhanger aangebracht te worden en aan de trekstang
bevestigd te worden. Laat voldoende speling over zodat volledige bochten mogelijk zijn.
Raadpleeg voor nadere bijzonderheden de literatuur die ter beschikking wordt gesteld door
uw aanhanger- of trekhaakfabrikant.
WAARSCHUWING
Controleer vóór vertrek of de veiligheidsketting stevig aan zowel de aanhanger als aan
het trekkende voertuig is bevestigd:
Het trekken van een aanhanger zonder gebruik te maken van een veiligheidsketting
die stevig aan zowel de aanhanger als aan het trekkende voertuig is bevestigd, is
gevaarlijk. Als er schade ontstaat aan de aanhangerkoppeling of de trekstangkogel,
kan de aanhanger naar een andere rijbaan uitzwenken en een botsing veroorzaken.
qAanhangerverlichting
OPGELET
Sluit het verlichtingssysteem van een aanhanger niet rechtstreeks aan op het
verlichtingssysteem van uw Mazda. Hierdoor kan de elektrische installatie en het
verlichtingssysteem van uw auto beschadigd raken. Neem voor het aansluiten van de
verlichting van een aanhanger contact op met een officiële Mazda dealer.
qAanhanger-remsysteem
Controleer de tabel van maximum aanhangergewichten in Gewichtsbeperkingen (pagina
3-72), en als het gewicht van uw aanhanger de waarde aangegeven in TOTALE
AANHANGERGEWICHT (Aanhanger zonder rem) overschrijdt, is een aanhangerrem
vereist.
Indien uw aanhanger van een remsysteem is voorzien, dient dit te voldoen aan alle
landelijke geldende voorschriften.
3-80
Alvorens te gaan rijden
Slepen
Page 163 of 805

WAARSCHUWING
Sluit geen hydraulisch aanhanger-remsysteem op het remsysteem van uw auto aan:
Wanneer een hydraulisch aanhanger-remsysteem rechtstreeks wordt aangesloten op
het remsysteem van de auto, kan dit tot onvoldoende remvermogen leiden waardoor de
kans bestaat op letsel.
qTips voor het trekken van een aanhanger
Alvorens te gaan rijden
lControleer of uw Mazda zich nagenoeg normaal gedraagt wanneer er een belaste of
onbelaste aanhanger aan wordt gekoppeld. Niet gaan rijden wanneer de wagen
abnormaal naar voren of naar achteren overhelt. Inspecteer op een verkeerde belasting
van de trekhaakkogel, versleten onderdelen van de wielophanging en overbelasting van
de aanhanger. Laat de auto door een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur controleren.
lZorg er voor dat de lading van de aanhanger stevig bevestigd is om te voorkomen dat
deze gaat schuiven.
lZorg er voor dat de spiegels voldoen aan alle wettelijke bepalingen. Inspecteer deze.
lInspecteer alvorens te gaan rijden de werking van alle lichten van de auto en de
aanhanger en alle verbindingen tussen de auto en de aanhanger. Stop na het rijden van
een korte afstand en inspecteer nogmaals alle lichten en verbindingen.
Rijden
lUw Mazda zal zich tijdens het trekken van een aanhanger anders gedragen dan normaal,
oefen dus het maken van bochten, het achteruit rijden en parkeren op een plaats zonder
verkeer.
lNeem de tijd om gewend te raken aan het extra gewicht en de lengte.
lBij het trekken van een aanhanger nooit harder rijden dan 100 km/h. Als de plaatselijke
wettelijk toegestane maximum snelheid bij het trekken van een aanhanger minder is dan
100 km/h, de wettelijk toegestane snelheid niet overschrijden.
OPGELET
Als u bij het trekken van een aanhanger sneller rijdt dan 100 km/h, bestaat de kans dat
uw auto beschadigd wordt.
lSchakel bij het oprijden van een helling in een lagere versnelling om de kans op
overbelasting of oververhitting van de motor, of beide, te verminderen.
Alvorens te gaan rijden
Slepen
3-81
Page 164 of 805

lSchakel bij het afrijden van een helling in een lagere versnelling en gebruik de
motorcompressiedruk voor het verkrijgen van de benodigde remwerking. Besteed
voortdurend aandacht aan de snelheid en gebruik de remmen enkel wanneer dit nodig is.
Wanneer het rempedaal gedurende langere tijd ingedrukt wordt gehouden, kan dit tot
oververhitting van de remmen en verlies van remvermogen leiden.
Parkeren
Vermijd het parkeren op een helling met een aanhangwagen. Als dit niet anders kan,
onderstaande instrukties volgen.
Parkeren op een helling
1. Trek de handrem aan en druk de voetrem in.
2. Laat iemand de wielen blokkeren van de auto en de aanhangwagen, terwijl u de remmen
aangetrokken houdt.
3. Nadat de wielen geblokkeerd zijn, langzaam de handrem vrijzetten en de voetrem
loslaten en de wielblokken het gewicht laten dragen.
4. Trek de handrem stevig aan.
5. Als de auto een automatische transmissie heeft, de keuzehendel in stand P zetten. Bij
een handgeschakelde versnellingsbak, de versnellingshendel in stand 1 of R zetten.
Starten op een helling
1. Start de motor (pagina 4-4).
2. Laat de handrem los en rijd langzaam een korte afstand van de wielblokken vandaan.
3. Stop op het dichtstbijzijnde horizontale weggedeelte, trek de handrem aan en raap de
wielblokken op.
3-82
Alvorens te gaan rijden
Slepen
Page 165 of 805

4Tijdens het rijden
Informatie betreffende veilig rijden en stoppen
Motor start/stop ....................................... 4-2
Contactschakelaar ............................... 4-2
Starten van de motor ........................... 4-4
Stopzetten van de motor .................... 4-12
i-stop
í.............................................. 4-14
Instrumentengroep en display .............. 4-24
Meters en tellers ................................ 4-24
Waarschuwings/indikatielampjes ...... 4-38
Transmissie ............................................ 4-77
Bediening van de handgeschakelde
versnellingsbak ................................. 4-77
Bedieningsorganen van de automatische
transmissie ........................................ 4-80
Schakelaars en regelaars ....................... 4-91
Verlichtingsregelaar ........................... 4-91
Voormistlichten
í.............................. 4-98
Achtermistlichtí............................... 4-99
Richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering .......................... 4-101
Voorruitenwissers en ruitensproeier .... 4-103
Achterruitenwisser en ruitensproeier .... 4-107
Koplampsproeierí.......................... 4-108
Achterruitverwarming ..................... 4-109
Claxon ............................................. 4-110
Waarschuwingsknipperlichten ......... 4-111
Remmen ................................................ 4-112
Remsysteem .................................... 4-112
Noodstopsignaalsysteem ................. 4-117
Hellingwegrijsysteem (HLA) .......... 4-118
ABS/TCS/DSC ..................................... 4-120
Anti-blokkeer remsysteem (ABS) ... 4-120
Anti-wielspin regeling (TCS) .......... 4-121
Dynamische stabiliteitsregeling (DSC) ... 4-123
i-ELOOPí........................................... 4-124Brandstofverbruikmonitor ................. 4-127
Drive-selectie
í..................................... 4-133
i-ACTIV AWD ...................................... 4-135
Stuurbekrachtiging ............................. 4-137
i-ACTIVSENSE
í................................ 4-138
Adaptives Frontbeleuchtungssystem (AFS)í... 4-141
Koplampregelsysteem (HBC)í...... 4-142
Adaptieve LED koplampení.......... 4-145
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í.... 4-149
Dodehoekmonitorsysteem (BSM)í... 4-156
Afstandherkenninghulpsysteem (DRSS)í... 4-163
Vermoeidheidswaarschuwingí....... 4-167
Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA)í... 4-170
Mazda Radar Cruise Control (MRCC) systeemí... 4-175
Rijstrookassistentí......................... 4-186
Afstelbare snelheidsbegrenzerí...... 4-196
Stadsverkeer-remassistent [Vooruit] (SCBS F)í... 4-200
Stadsverkeer-remassistent [Achteruit] (SCBS R)í.... 4-206
Smart Brake Support remhulpsysteem (SBS)í.... 4-212
Vooruitrijcamera (FSC)í................ 4-215
Radarsensor (Voor)í...................... 4-218
Lasersensor (Voor)í....................... 4-221
Radarsensoren (Achter)í................ 4-224
Ultrasonische sensor (Achter)í...... 4-226
Kruissnelheidsregelaar
í..................... 4-227
Bandenspanningcontrolesysteem ....... 4-233
Dieseldeeltjesfilter ................................ 4-238
Achteruitkijkmonitor
í....................... 4-239
Parkeersensorsysteem
í...................... 4-256
4-1íBepaalde modellen.
Page 166 of 805

Contactschakelaar
qStartdrukknop-posities
Het systeem werkt uitsluitend wanneer de
bestuurder zich in de auto of binnen het
werkingsbereik bevindt en de sleutel bij
zich heeft.
Telkens wanneer de startdrukknop wordt
ingedrukt, schakelt het contact over in de
volgorde van uit, ACC en ON. Door
vanuit ON de startdrukknop opnieuw in te
drukken wordt het contact uit gezet.
Indikatielampje
Startdrukknop
OPMERKING
lDe motor start door het indrukken
van de startdrukknop en daarbij het
koppelingspedaal (handgeschakelde
versnellingsbak) of het rempedaal
(automatische transmissie) ingetrapt
te houden. Druk voor het
overschakelen van de contactstand
de startdrukknop in zonder het
pedaal in te trappen.
lLaat het contact niet op ON staan
wanneer de motor niet draait. Dit kan
tot gevolg hebben dat de accu
uitgeput raakt. Als het contact op
ACC is blijven staan (bij een
automatische transmissie staat de
keuzehendel in de stand P en het
contact op ACC), wordt het contact
na ongeveer 25 minuten automatisch
uitgeschakeld.
Uit
De stroomvoorziening naar de elektrische
apparatuur wordt uitgeschakeld en het
startdrukknopindikatielampje (oranje)
gaat eveneens uit.
4-2
Tijdens het rijden
Motor start/stop
Page 167 of 805

WAARSCHUWING
Alvorens de bestuurdersstoel te
verlaten, altijd het contact uitzetten, de
handrem aantrekken en er op letten
dat de keuzehendel in stand P staat
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling gezet is
(handgeschakelde versnellingsbak):
Het verlaten van de bestuurdersstoel
zonder het contact uit te zetten, de
handrem aan te trekken en de
keuzehendel in stand P te zetten
(automatische transmissie) of in de
1ste of R versnelling te zetten
(handgeschakelde versnellingsbak), is
gevaarlijk. De kans bestaat dat de auto
onvoorzien in beweging komt en een
ongeluk veroorzaakt.
Ook als het uw bedoeling is om de
auto slechts voor een kort ogenblik
achter te laten, is het belangrijk het
contact uit te zetten, aangezien
bepaalde beveiligingssystemen van uw
auto niet geactiveerd zijn en de accu
uitgeput kan raken wanneer u het
contact in een andere stand laat staan.
OPMERKING
(Vergrendeld stuurwiel)
Als het startdrukknopindikatielampje
(groen) knippert en de pieptoon klinkt,
geeft dit aan dat het stuurwiel niet
ontgrendeld is (bij voertuigen met type
A meter, worden de berichten getoond
in de instrumentengroep). Om het
stuurwiel te ontgrendelen, dit naar links
en naar rechts bewegen terwijl u op de
startdrukknop drukt.ACC (Accessoire)
Bepaalde elektrische accessoires
functioneren en het indikatielampje
(oranje) gaat branden.
Daarnaast wordt bij modellen uitgerust
met de stuurkolomvergrendelfunctie het
stuurwiel ontgrendeld.
OPMERKING
Het afstandbediende
portiervergrendelingssysteem
functioneert niet wanneer de
startdrukknop op ACC is gezet en de
portieren zullen niet vergrendelen/
ontgrendelen, ook niet als deze met de
hand vergrendeld zijn.
ON
Dit is de normale stand waarbij de motor
draait nadat deze gestart is. Het
indikatielampje (oranje) gaat uit. (Het
indikatielampje (oranje) gaat branden
wanneer het contact op ON gezet wordt
en de motor niet draait.)
Bepaalde indikatie-/
waarschuwingslampjes dienen
gecontroleerd te worden alvorens de
motor gestart wordt (pagina 4-38).
OPMERKING
(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Wanneer de startdrukknop op ON wordt
gedrukt, is het werkingsgeluid van de
brandstofpompmotor in de nabijheid
van de brandstoftank hoorbaar. Dit
duidt echter niet op een afwijking.
Tijdens het rijden
Motor start/stop
4-3
Page 168 of 805

Starten van de motor
WAARSCHUWING
Radiogolven van de sleutel kunnen
van invloed zijn op medische
apparatuur zoals pacemakers:
Alvorens de sleutel te gebruiken in de
nabijheid van personen die medische
apparatuur gebruiken, de fabrikant
van de apparatuur of uw arts vragen
of de radiogolven van de sleutel van
invloed zijn op de apparatuur.
OPMERKING
lU dient de sleutel met u mee te
dragen omdat in de sleutel een start-
blokkeerchip is ingebouwd die op
korte afstand met het
motorstuursysteem moet
communiceren.
lDe motor kan gestart worden
wanneer de startdrukknop vanuit uit,
ACC of ON wordt ingedrukt.
OPMERKING
lDe functies van het
startdrukknopsysteem (functie
waarmee de motor gestart kan
worden door enkel het meedragen
van de sleutel) kunnen buiten
werking gesteld worden om
mogelijke nadelige invloeden op een
gebruiker die een pacemaker of
andere medische apparatuur draagt te
voorkomen. Als het systeem buiten
werking is gesteld, zult u de motor
niet kunnen starten wanneer u de
sleutel bij u draagt. Raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur voor
bijzonderheden. Als de functies van
het startdrukknopsysteem buiten
werking zijn gesteld, kunt u de motor
starten door het volgen van de
procedure die wordt aangegeven
voor wanneer de sleutelbatterij
uitgeput is.
Zie Motorstartfunctie wanneer
sleutelbatterij uitgeput is op pagina
4-9.
lNa het starten van een koude motor,
neemt het motortoerental toe en
wordt een gierend geluid vanuit de
motorruimte hoorbaar.
Dit is om de uitlaatgasreiniging te
verbeteren en duidt niet op een
defect in de onderdelen.
1. Zorg ervoor dat u de sleutel bij u
draagt.
2. De inzittenden dienen hun
veiligheidsgordels vast te maken.
3. Zorg er voor dat de handrem
aangetrokken is.
4-4
Tijdens het rijden
Motor start/stop