Page 401 of 805
OPGELET
Als de initialisering van het systeem
uitgevoerd wordt zonder de
bandenspanning af te stellen, kan het
systeem de normale bandenspanning
niet bespeuren en bestaat de kans dat
het waarschuwingslampje van het
bandenspanningcontrolesysteem niet
gaat branden als een bandenspanning
laag is, of dat het lampje gaat branden
ook als de bandenspanningen normaal
zijn.
Stel de bandenspanning van alle vier
banden af en initialiseer het systeem
wanneer het waarschuwingslampje
brandt. Als het waarschuwingslampje
om een andere reden dan een lekke
band gaat branden, is de
bandenspanning van alle vier banden
mogelijk op natuurlijke wijze
afgenomen.
De initialisering van het systeem wordt
niet uitgevoerd als de schakelaar tijdens
het rijden wordt ingedrukt.
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
4-237
Page 402 of 805

Dieseldeeltjesfilter
(SKYACTIV-D 2.2)
Het dieseldeeltjesfilter verzamelt en
verwijdert de meeste deeltjes (PM) in de
uitlaatgassen van een dieselmotor.
Dieseldeeltjes die verzameld zijn door het
dieseldeeltjesfilter worden tijdens normaal
rijden afgevoerd, echter in de volgende
gevallen bestaat de kans dat de
dieseldeeltjes niet worden verwijderd en
dat het dieseldeeltjesfilter indikatielampje
gaat branden:
lAls er met de auto continu met een
snelheid van 15 km/h of minder wordt
gereden.
lAls er met de auto bij herhaling
gedurende een korte periode van tijd
(10 minuten of minder) wordt gereden
wanneer de motor koud is.
lAls de auto langdurig stationair blijft
draaien.
Type A
Wanneer“Roetophoping in roetfilter te
hoog”wordt aangegeven
De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor voldoende is
opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.Wanneer“Controleer roetfilter”wordt
aangegeven
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Type B
Wanneer het lampje brandt
De dieseldeeltjes (PM) kunnen niet
automatisch verwijderd worden en de
hoeveelheid verzamelde deeltjes (PM)
hebben een bepaalde hoeveelheid bereikt.
Trap nadat de motor voldoende is
opgewarmd
(motorkoelvloeistoftemperatuur 80 °C of
hoger) het gaspedaal in en rijd met een
snelheid van 20 km/h of meer gedurende
ongeveer 15 tot 20 minuten om de
dieseldeeltjes te elimineren.
Wanneer het lampje knippert
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op
pagina 4-38.
OPMERKING
Het is mogelijk dat het motorgeluid en
de reuk van de uitlaatgassen verandert
wanneer de dieseldeeltjes tijdens het
rijden worden afgevoerd.
4-238
Tijdens het rijden
Dieseldeeltjesfilter
Page 403 of 805

Achteruitkijkmonitorí
De achteruitkijkmonitor geeft bij het achteruitrijden visuele beelden van de achterzijde van
de auto.
WAARSCHUWING
Rijd altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto
veilig is door rechtstreeks te kijken met uw ogen:
Achteruitrijden met de auto door enkel naar het scherm te kijken is gevaarlijk en kan
een ongeval of een botsing met een voorwerp veroorzaken. De achteruitkijkmonitor is
enkel een visuele hulpinrichting voor het achteruitrijden met de auto. De beelden op
het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
OPGELET
lGebruik de achteruitkijkmonitor niet onder de volgende omstandigheden: Onder de
volgende omstandigheden is gebruik van de achteruitkijkmonitor gevaarlijk en kan dit
letsel en/of schade aan de auto tot gevolg hebben.
lBij het rijden op wegen die bedekt zijn met ijs of sneeuw.lWanneer sneeuwkettingen of een noodreservewiel zijn aangebracht.lWanneer de achterklep niet volledig gesloten is.lWanneer de auto op een helling staat.
lWanneer de display koud is, bestaat de kans dat beelden over de monitor of het
scherm lopen en dat deze minder duidelijk zichtbaar zijn dan normaal, wat het
bepalen van de veiligheid van de omgeving rondom de auto kan bemoeilijken. Rijd
altijd voorzichtig en bepaal of de achterzijde en de omgeving rondom de auto veilig is
door rechtstreeks te kijken met uw ogen.
lOefen geen overmatige druk uit op de camera. De positie van de camera en de hoek
kunnen afwijken.
lDe camera niet demonteren, wijzigen of verwijderen aangezien deze dan mogelijk
niet langer waterdicht is.
lDe behuizing van de camera is gemaakt van plastic. Breng geen ontvettingsmiddelen,
organische oplosmiddelen, was of ruitcoatings op de behuizing van de camera aan.
Als een dergelijk middel op de behuizing is terechtgekomen, dit onmiddellijk met een
zachte doek afvegen.
lDe afdekking van de camera niet krachtig afvegen met een schuurmiddel of harde
borstel. De afdekking of lens van de camera zou bekrast kunnen raken, wat een
nadelige invloed heeft op de beelden.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-239íBepaalde modellen.
Page 404 of 805

OPMERKING
lAls water, sneeuw of modder op de cameralens is terechtgekomen, dit afvegen met
behulp van een zachte doek. Als dit niet afgeveegd kan worden, een zacht
reinigingsmiddel gebruiken.
lAls de temperatuur van de camera snel verandert (warm naar koud, koud naar warm),
bestaat de kans dat de achteruitrijmonitor niet correct werkt.
lRaadpleeg voor het vervangen van de banden een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur. Vervangen van de banden kan tot gevolg hebben dat
de richtlijnen die op de display verschijnen afwijken.
lAls de voorzijde, zijkant of achterzijde van de auto betrokken is geweest bij een
botsing, bestaat de kans dat de uitlijning van de achteruitparkeercamera (plaats,
montagehoek) afwijking vertoont. Raadpleeg altijd een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur om de auto te laten inspecteren.
lAls“Geen videosignaal beschikbaar”wordt aangegeven op de display, is er mogelijk
een probleem met de camera. Laat uw auto bij een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur controleren.
l(Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject)
Als kracht wordt uitgeoefend op het stuurwiel, bestaat de kans dat de richtlijnen niet
verschijnen. Verminder uw greep op het stuurwiel om de richtlijnen te laten
verschijnen.
qPlaats van de achteruitparkeercamera
Achteruitparkeercamera
4-240
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Page 405 of 805
qOverschakelen naar de achteruitkijkmonitordisplay
Zet met het contact op ON de keuzehendel in stand R om de display over te schakelen naar
de achteruitkijkmonitordisplay.
OPMERKING
Wanneer de keuzehendel vanuit stand R in een andere keuzehendelstand wordt gezet,
keert het scherm terug naar de voorgaande display.
qWeergavebereik op het scherm
De beelden op het scherm kunnen afwijken van de werkelijke omstandigheden.
(Schermdisplay)
(Werkelijke aanzicht)
Voorwerp Sierstuk
Bumper
Indikatie voor
obstakeldetectie in
parkeersensorsysteem
(Displaytype met hulplijnen
voor geprojecteerd
Bepaalde modellen
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-241
Page 406 of 805

OPMERKING
lHet weergavebereik varieert afhankelijk van de auto en de wegsituatie.
lHet weergavebereik is beperkt. Voorwerpen onder de bumper of rondom de
bumperuiteinden kunnen niet worden weergegeven.
lDe afstand die verschijnt in het getoonde beeld is verschillend van de werkelijke
afstand omdat de achteruitkparkeercamera uitgerust is met een specifieke lens.
lBeelden van de achteruitparkeercamera die getoond worden op de monitor zijn
omgekeerde beelden (spiegelbeelden).
lHet is mogelijk dat bepaalde als optie op de auto gemonteerde accessoires door de
camera worden opgenomen. Monteer geen optionele onderdelen die het uitzicht van
de camera kunnen hinderen, zoals lichtgevende onderdelen of onderdelen gemaakt
van reflecterend materiaal.
lOnder de volgende omstandigheden is het mogelijk dat de display moeilijk zichtbaar
is, echter dit duidt niet op een defect.
lOp donkere plaatsen.lWanneer de temperatuur rondom de lens hoog/laag is.lWanneer de camera nat is, zoals op een regenachtige dag of tijdens perioden van
hoge luchtvochtigheid.
lWanneer zich vreemde bestanddelen zoals modder rondom de camera hebben
vastgehecht.
lWanneer de cameralens zonlicht of de lichtbundel van koplampen weerkaatst.
lDe beeldweergave kan vertraagd worden als de temperatuur rondom de camera laag
is.
4-242
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
Page 407 of 805

qGebruik van de display
Displaytype met hulplijnen voor geprojecteerd rijtraject
De geprojecteerd trajectbegeleidingsmodus toont het voorspelde traject van de auto na het
draaien van het stuurwiel.
Gebruik deze modus wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.
bac
a) Geprojecteerd rijtraject (geel)
Deze lijnen worden getoond als referentie voor het geprojecteerde traject van de auto.
De lijnen die het geprojecteerde rijtraject tonen veranderen na het draaien van het
stuurwiel.
b) Verruimde voertuigbreedtelijnen (blauw)
Deze lijnen tonen de verruimde breedte van de auto.
Deze lijnen worden niet getoond wanneer de wielen van de auto in de rechtvooruit
stand staan.
c) Afstandrichtlijnen
Deze lijnen geven bij benadering de afstand naar een punt aan gemeten vanaf de
achterzijde van de auto (vanaf het uiteinde van de bumper).
De blauwe lijn geeft het punt aan ongeveer 50 cm van de achterbumper.
De rode en gele lijnen, die van plaats veranderen na het draaien van het stuurwiel, geven
de punten ongeveer 50 cm voor de rode lijn en 100 cm voor de gele lijnen vanaf de
achterbumper aan (bij het middelpunt van elk van de lijnen).
Een afwijking ontstaat wanneer de wielen niet in de rechtvooruit stand staan.
In bovenstaande afbeelding is de rechterzijde van de auto in een positie die de
werkelijke afstand dichter benadert, zoals aangegeven door de afstandrichtlijnen (rood:
ongeveer 50 cm punt, geel: ongeveer 100 cm punt achter de achterbumper), terwijl de
linkerzijde in een positie verder weg is.
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor
4-243
Page 408 of 805

OPGELET
De getoonde positie van de richtlijnen op de display verandert afhankelijk van de
toestand van de auto (zoals het aantal inzittenden/belading) en de wegomstandigheden
(zoals een steile helling aan de achterzijde van de auto).
Controleer tijdens het achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en
het omliggende gedeelte rechtstreeks met uw ogen.
Displaytype met vaste hulplijnen
Richtlijnen die de breedte van de auto aangeven (geel) worden op het scherm getoond bij
wijze van referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan in vergelijking tot
de breedte van de parkeerruimte die u op het punt staat in te rijden.
Gebruik dit displayaanzicht wanneer u uw auto in een parkeerruimte of garage parkeert.
b
a
a) Voertuigbreedterichtlijnen (geel)
Richtlijnen dienen als referentie en geven bij benadering de breedte van de auto aan.
b) Afstandrichtlijnen
Deze richtlijnen geven bij benadering de afstand naar een punt aan gemeten vanaf de
achterzijde van de auto (vanaf het uiteinde van de bumper).
De rode en gele lijnen geven de punten ongeveer 50 cm voor de rode lijn en 100 cm
voor de gele lijnen vanaf de achterbumper aan (bij het middelpunt van elk van de
lijnen).
OPGELET
De richtlijnen op het scherm zijn vaste lijnen. Deze bewegen niet mee met de draaiing
van het stuurwiel door de bestuurder. Wees altijd voorzichtig en controleer tijdens het
achteruitrijden altijd de ruimte aan de achterzijde van de auto en het omliggende gedeelte
rechtstreeks met uw ogen.
4-244
Tijdens het rijden
Achteruitkijkmonitor