Page 321 of 805

WAARSCHUWING
Controleer altijd visueel de omgeving alvorens de rijstrookverandering daadwerkelijk
uit te voeren:
Het systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te
helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde
beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert
alhoewel er zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als
bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend
verkeer.
OPMERKING
lHet systeem is enkel bedoeld om bij het maken van een rijstrookverandering u te
helpen op achteropkomende voertuigen te controleren. Als gevolg van bepaalde
beperkingen ten aanzien van de werking van dit systeem, bestaat de kans dat het
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje niet of met vertraging knippert
alhoewel er zich een voertuig in de naastgelegen rijstrook bevindt. Neem het als
bestuurder altijd tot uw verantwoordelijkheid te controleren op achteropkomend
verkeer.
lHet contact op ON wordt gezet.lDe dodehoekmonitor (BSM) schakelaar wordt ingedrukt en de dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatie/indikatielampje in de instrumentengroep gaat uit.
lDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
lHet dodehoekmonitorsysteem (BSM) zal onder de volgende omstandigheden niet
functioneren.
lDe rijsnelheid valt terug beneden ongeveer 25 km/h alhoewel het dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatielampje uit is.
lDe versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak)/keuzehendel
(automatische transmissie) wordt in de achteruitstand (R) gezet en de auto rijdt
achteruit.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-157
Page 322 of 805

OPMERKING
lIn de volgende gevallen gaat het dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatielampje
branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Laat de auto zo spoedig
mogelijk door een officiële Mazda dealer inspecteren als het dodehoekmonitor (BSM)
OFF indikatielampje blijft branden.
lEr wordt een probleem in het systeem bespeurd, inclusief de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes.
lEr is een grote afwijking ontstaan in de montagepositie van een radarsensor
(achter).
lEr heeft zich een grote hoeveelheid sneeuw of ijs verzameld op de achterbumper
nabij een radarsensor (achter). Verwijder alle sneeuw, ijs of modder van de
achterbumper.
lRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.lDe temperatuur in de buurt van de radarsensoren (achter) is buitengewoon hoog als
gevolg van het langdurig rijden op hellingen tijdens de zomer.
lDe accuspanning is afgenomen.
lOnder de volgende omstandigheden kunnen de radarsensoren (achter) geen grote
objecten bespeuren of kunnen deze moeilijk bespeurd worden.
lEr bevindt zich een voertuig in het opsporingsgebied aan de achterzijde op een
naastgelegen rijstrook aan de achterzijde, maar dit nadert niet. Het
dodehoekmonitorsysteem (BSM) beoordeelt de situatie op basis van
radardetectiegegevens.
lEr rijdt gedurende langere tijd een voertuig naast het uwe met nagenoeg dezelfde
snelheid.
lVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.lEen voertuig op een naastgelegen rijstrook probeert uw auto te passeren.lEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijstrook op een weg met
buitengewoon brede rijstroken. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is
ingesteld op de breedte van snelwegen.
lIn de volgende gevallen bestaat de kans dat de activering van de dodehoekmonitor
(BSM) waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer niet of vertraagd
plaatsvindt.
lEen voertuig verandert van de huidige rijstrook naar een naastgelegen rijstrook
twee rijstroken verder.
lRijden op steile hellingen.lRijden over de top van een heuvel of bergpas.lBij een kleine draaicirkel (maken van een scherpe bocht, afslaan op kruisingen).lWanneer er verschil is in hoogte tussen uw rijstrook en de naastgelegen rijstrook.lHet systeem functioneert direct na het indrukken van de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar.
4-158
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 323 of 805

OPMERKING
lAls de weg bijzonder smal is, is het mogelijk dat voertuigen twee rijstroken verder
bespeurd worden. Het detectiegebied van de radarsensoren (achter) is ingesteld
overeenkomstig de breedte van snelwegen.
lHet is mogelijk dat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gaan branden
in reactie op stilstaande objecten op of langs de weg, zoals vangrails, tunnels,
zijwanden en geparkeerde voertuigen.
Objecten zoals vangrails en betonnen
muren die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de
vangrails of muren aan weerszijden
van de auto smaller wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van tunnels, afritten.
lDe kans bestaat dat een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje gaat
knipperen of dat de waarschuwingszoemer enkele malen wordt geactiveerd bij het
afslaan op een kruising in een stad.
lSchakel het dodehoekmonitorsysteem (BSM) uit wanneer u een aanhanger trekt of
wanneer u hulpuitrusting zoals een fietsdrager aan de achterzijde van de auto hebt
geïnstalleerd. Anders zullen de radiogolven van de radar geblokkeerd raken waardoor
het systeem niet meer normaal zal functioneren.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-159
Page 324 of 805

OPMERKING
lIn de volgende gevallen kan het moeilijk zijn de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes die op de portierspiegels zijn aangebracht te zien branden/
knipperen.
lWanneer de portierspiegels bedekt zijn met sneeuw of ijs.lWanneer de voorportierruit beslagen is of bedekt is met sneeuw, ijs of modder.
lHet systeem schakelt over naar de functie van het achteruitrijwaarschuwingssysteem
wanneer de versnellingshendel (handgeschakelde versnellingsbak) of de keuzehendel
(automatische transmissie) in de achteruitstand (R) gezet wordt.
Zie Achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) op pagina 4-170.
qDodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes/Dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingszoemer
Het dodehoekmonitor (BSM) of achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) waarschuwt de
bestuurder voor de aanwezigheid van voertuigen in naastgelegen rijstroken aan de
achterzijde van uw auto met behulp van de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes en de waarschuwingszoemer wanneer de systemen in werking zijn.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes zijn aangebracht op de linker en
rechter portierspiegels. De waarschuwingslampjes gaan branden wanneer een voertuig
wordt bespeurd dat op een naastgelegen rijstrook van achteren nadert.
Wanneer het contact op ON wordt gezet, gaat het defectwaarschuwingslampje kortstondig
branden en vervolgens na enkele seconden uit.
4-160
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 325 of 805

Vooruit rijden (Werking van dodehoekmonitorsysteem (BSM))
Het dodehoekmonitorsysteem (BSM) bespeurt voertuigen die van achteren naderen en
schakelt al naargelang de situatie de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes in
die aangebracht zijn op de portierspiegels. En als een dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt en de richtingaanwijzerhendel wordt bediend voor het
aangeven van een richtingverandering in de richting waarvoor het dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampje brandt, gaat het dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje
knipperen.
Achteruit rijden (Werking van achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA))
Het achteruitrijwaarschuwingssysteem (RCTA) bespeurt voertuigen die uw auto vanaf de
linker- en rechterzijde naderen en laat de dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes
knipperen.
Functie voor uitschakelen van de verlichtingsdimmer
Wanneer de koplampschakelaar in de stand
ofstaat, wordt de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes gedimd. Als de dodehoekmonitor (BSM)
waarschuwingslampjes moeilijk te zien zijn als gevolg van verblinding door het licht van
de omgeving bij het rijden op met sneeuw bedekte wegen of bij mist, op de
dimmeruitschakeltoets drukken om de dimmer uit te schakelen en de helderheid van de
dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampjes te vergroten wanneer deze gaan branden.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
Dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer
De dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingszoemer wordt geactiveerd gelijktijdig met het
knipperen van een dodehoekmonitor (BSM) waarschuwingslampje.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-161
Page 326 of 805

qDodehoekmonitor (BSM) schakelaar
Wanneer de dodehoekmonitor (BSM)
schakelaar wordt ingedrukt, worden de
systemen van dodehoekmonitor (BSM) en
achteruitrijwaarschuwing (RCTA)
uitgeschakeld en gaat de
dodehoekmonitor (BSM) OFF indikatie/
indikatielampje in de instrumentengroep
branden.
Als de schakelaar nogmaals wordt
ingedrukt, worden de systemen van
dodehoekmonitor (BSM) en
achteruitrijwaarschuwing (RCTA)
geactiveerd en gaat de dodehoekmonitor
(BSM) OFF indikatie/indikatielampje uit.
OPMERKING
lWanneer het contact wordt uitgezet,
wordt de toestand aangehouden die
bestond alvorens het systeem werd
uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het
contact op OFF wordt gezet terwijl
de systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) geactiveerd zijn, blijven de
systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) geactiveerd wanneer het
contact de volgende keer op ON
wordt gezet.
lDe systemen van dodehoekmonitor
(BSM) en achteruitrijwaarschuwing
(RCTA) worden uitgeschakeld
wanneer de accu wordt losgekoppeld
zoals bij het demonteren en
monteren van accukabels of
zekeringen. Druk op de
dodehoekmonitor (BSM) schakelaar
om de systemen van
dodehoekmonitor (BSM) en
achteruitrijwaarschuwing (RCTA)
opnieuw in te schakelen.
4-162
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
Page 327 of 805

Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS)
í
Het afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) meet de afstand tussen uw auto
en een voorliggend voertuig met gebruik
van een radarsensor (voor) wanneer de
rijsnelheid 30 km/h of hoger is en geeft
een aanbevolen afstand aan om tussen
voertuigen aan te houden. Als verder uw
auto het voorliggende voertuig dichter
nadert dan de juiste aan te houden
tussenafstand, gaat de voorliggend-
voertuig indikatie op de multi-
informatiedisplay knipperen om de
bestuurder te waarschuwen een veiliger
afstand ten opzichte van het voorliggende
voertuig aan te houden.
WAARSCHUWING
Vertrouw niet volledig op het
Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) en rijd altijd voorzichtig:
Het Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) geeft advies voor veiliger
rijden en informeert de bestuurder een
aanbevolen, veiliger afstand ten
opzichte van het voorliggende voertuig
aan te houden. De mogelijkheid voor
het bespeuren van een voorliggend
voertuig is beperkt en afhankelijk van
het soort voorliggende voertuig, de
weersomstandigheden en de
verkeerssituatie. Als dus het gaspedaal
en rempedaal niet correct bediend
worden kan dit een ongeluk
veroorzaken. Controleer altijd de
veiligheid van de omgeving en trap het
rempedaal of gaspedaal in terwijl u
een veiliger afstand aanhoudt ten
opzichte van voorliggende voertuigen
of tegenliggers.
OPMERKING
lHet Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) functioneert wanneer aan
alle volgende voorwaarden is
voldaan:
lHet contact op ON wordt gezet.lHet
Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) is ingeschakeld.
lDe keuzehendel staat in een
andere stand dan de achteruit (R).
lDe rijsnelheid is 30 km/h of
sneller.
lDe objecten waardoor het systeem
geactiveerd wordt zijn 4-wielige
voertuigen.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-163íBepaalde modellen.
Page 328 of 805
OPMERKING
lHet Afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) kan ook in de aanwezigheid
van motorfietsen en fietsen
functioneren.
lHet afstandherkenninghulpsysteem
(DRSS) functioneert mogelijk niet
normaal onder de volgende
omstandigheden:
lDe Dynamische
stabiliteitsregeling (DSC) is
defect.
lHet voorliggende voertuig rijdt
met een buitengewoon lage
snelheid.
lHet systeem werkt niet met de
volgende objecten:
lVoertuigen die naderen vanuit
tegenovergestelde richting.
lStilstaande objecten (stilstaande
voertuigen, obstakels)
4-164
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE