Page 249 of 805

OPMERKING
lAls tijdens het rijden met hoge
snelheden de versnellingen niet
teruggeschakeld kunnen worden,
gaat het versnellingspositie-
indikatielampje tweemaal knipperen
om aan te geven dat de versnellingen
niet teruggeschakeld kunnen worden
(om de transmissie te beschermen).
lAls de temperatuur van de
automatische transmissievloeistof te
hoog wordt, bestaat de mogelijkheid
dat de transmissie overschakelt naar
de automatische overschakelfunctie
en dat de modus voor handbediende
overschakeling geannuleerd wordt en
de verlichting van het
versnellingspositie-indikatielampje
uitgeschakeld wordt. Dit is een
normale functie voor het beveiligen
van de automatische transmissie.
Nadat de temperatuur van de
automatische transmissievloeistof
gedaald is, gaat het
versnellingspositie-indikatielampje
opnieuw branden en wordt het rijden
in de modus voor handbediende
overschakeling hersteld.
Schakelstand-indikatielampjeí
Het schakelstand-indikatielampje dient als
hulp voor vermindering van het
brandstofverbruik en het verkrijgen van
betere rijprestaties. Deze toont de gekozen
schakelstand in de instrumentengroep en
raadt tevens de bestuurder aan over te
schakelen naar de schakelstand die het
beste past bij de huidige
rijomstandigheden.
Geselecteerde schakelstandGeschikte schakelstand
Aanduiding Oplossing
NummerDe geselecteerde schakelstand
wordt getoond.
en nummerOpschakelen of terugschakelen
naar de aangegeven schakelstand
wordt aanbevolen.
OPGELET
Vertrouw niet enkel op de opschakel/
terugschakel-aanbevelingen van de
indikatielampjes. Het is mogelijk dat bij
werkelijke rijomstandigheden anders
geschakeld moet worden dan de
indikatielampjes aangeven. Om het
risico van ongevallen te voorkomen,
dient de bestuurder alvorens te
schakelen de weg- en
verkeersomstandigheden correct te
beoordelen.
Tijdens het rijden
Transmissie
4-85íBepaalde modellen.
Page 250 of 805

OPMERKING
Het schakelstand-indikatielampje wordt
op de volgende manieren uitgeschakeld.
lDe auto wordt stopgezet.
lDe modus voor handbediende
overschakeling wordt geannuleerd.
Overschakelen
Handbediend opschakelen
(M1→M2→M3→M4→M5→M6)
Voor het opschakelen naar een hogere
versnelling, de keuzehendel eenmaal naar
achteren (
) verplaatsen.
OPMERKING
lTijdens langzaam rijden is het
mogelijk dat de versnellingen niet
automatisch opgeschakeld worden.
lLaat in de handbediende
overschakelfunctie de motor niet met
de naald van de toerentalmeter in de
RODE ZONE draaien. Wanneer het
motortoerental hoog is, bestaat de
kans dat automatisch een versnelling
hoger ingeschakeld wordt om de
motor te beschermen.Handbediend terugschakelen
(M6→M5→M4→M3→M2→M1)
Voor terugschakelen naar een lagere
versnelling, de keuzehendel eenmaal naar
voren (
) verplaatsen.
WAARSCHUWING
Op gladde wegen of bij hoge
snelheden niet plotseling afremmen op
de motor:
Het terugschakelen tijdens het rijden
op natte of met sneeuw of ijs overdekte
wegen, of tijdens het rijden met hoge
snelheden veroorzaakt plotseling
afremmen op de motor, hetgeen
gevaarlijk is. Door de plotselinge
verandering in de draaisnelheid van
de banden kunnen de banden gaan
slippen. Dit kan er toe leiden dat u de
macht over het stuur verliest en een
ongeluk veroorzaakt.
4-86
Tijdens het rijden
Transmissie
Page 251 of 805
OPMERKING
lTijdens het rijden met hoge
snelheden is het mogelijk dat de
versnelling niet automatisch
teruggeschakeld wordt.
lTijdens afremmen op de motor is het
mogelijk dat de versnelling
automatisch teruggeschakeld wordt,
afhankelijk van de rijsnelheid.
Blokkeermodus voor tweede versnelling
Wanneer bij een rijsnelheid van ongeveer
10 km/h of minder de keuzehendel naar
achteren wordt verplaatst (
), wordt de
transmissie ingesteld in de blokkeermodus
voor de tweede versnelling. In deze stand
wordt de transmissie in de tweede
versnelling vergrendeld om het
accelereren vanuit stilstand en het rijden
op gladde, met sneeuw bedekte wegen te
vergemakkelijken.
Als in de blokkeermodus voor de tweede
versnelling de keuzehendel naar achteren
(
) of naar voren () wordt verplaatst,
zal de modus geannuleerd worden.
Tijdens het rijden
Transmissie
4-87
Page 252 of 805
Snelheidslimiet voor schakelstand (overschakelen)
In de handgeschakelde modus is de snelheidslimiet voor elke schakelstand als volgt
ingesteld: Wanneer de keuzehendel wordt bediend binnen het bereik van de
snelheidslimiet, wordt de versnelling overgeschakeld.
Opschakelen
De versnelling wordt niet opgeschakeld wanneer de rijsnelheid lager is dan de
snelheidslimiet.
Terugschakelen
De versnelling wordt niet teruggeschakeld wanneer de rijsnelheid hoger is dan de
snelheidslimiet.
Als de rijsnelheid hoger is dan de snelheidslimiet en de versnelling niet terugschakelt,
knippert de schakelstandindikator 2 maal om de bestuurder te waarschuwen dat de
versnelling niet kan worden overgeschakeld.
Kickdown
Wanneer het gaspedaal tijdens het rijden volledig wordt ingetrapt, schakelt de versnelling
terug.
OPMERKING
In de blokkeermodus van de tweede versnelling wordt bij gebruik van de kickdown de
versnelling ook teruggeschakeld.
4-88
Tijdens het rijden
Transmissie
Page 253 of 805

Automatisch terugschakelen
De versnelling schakelt automatisch terug afhankelijk van de rijsnelheid tijdens het
afremmen op de motor.
OPMERKING
Als de auto in de blokkeermodus van de tweede versnelling tot stilstand komt, blijft de
versnelling in de tweede.
qRijtips
WAARSCHUWING
Laat de auto niet achteruit rijden op
een oplopende helling terwijl de
keuzehendel in een vooruitversnelling
staat, of vooruit rijden op een
aflopende helling terwijl de
keuzehendel in de achteruit staat:
Anders zal de motor afslaan wat tot
verlies van de rem- en
stuurbekrachtigingsfuncties leidt
waardoor de auto moeilijk
bestuurbaar wordt en ongelukken
veroorzaakt kunnen worden.
Passeren
Druk voor extra vermogen bij het inhalen
van een ander voertuig of het berijden van
steile hellingen het gaspedaal volledig in
(stand D). De transmissie zal dan
terugschakelen naar een lagere
versnelling, afhankelijk van de rijsnelheid.
OPMERKING
(Bepaalde modellen)
Het gaspedaal voelt zwaar wanneer dit
wordt ingetrapt, maar wordt dan lichter
wanneer het volledig wordt ingetrapt.
Deze verandering in pedaalkracht helpt
het motorstuursysteem te bepalen in
welke mate het gaspedaal is ingetrapt
voor het uitvoeren van kickdown en
dient om te regelen of kickdown al dan
niet uitgevoerd moet worden.
Vanuit stilstand oprijden van een steile
helling
Voor het vanuit stilstand oprijden van een
steile helling:
1. Druk eerst het rempedaal in.
2. Zet de keuzehendel in stand D of M1
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling.
3. Laat het rempedaal los en druk
tegelijkertijd het gaspedaal geleidelijk
in.
Tijdens het rijden
Transmissie
4-89
Page 254 of 805
Afrijden van steile hellingen
Schakel bij het afrijden van een steile
helling over naar een lagere versnelling,
afhankelijk van het laadgewicht en de
graad van de helling. Rijd langzaam naar
beneden en maak daarbij slechts af en toe
gebruik van de remmen om te voorkomen
dat deze oververhit raken.
4-90
Tijdens het rijden
Transmissie
Page 255 of 805

Verlichtingsregelaar
qKoplampen
lDraai de koplampschakelaar om de koplampen, andere buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting in of uit te schakelen.
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-38.
OPMERKING
lOm te voorkomen dat de accu uitgeput raakt, de verlichting niet ingeschakeld laten
wanneer de motor stopgezet is, tenzij dit in verband met de veiligheid vereist is.
lKoplampen die weggebruikers die vanuit tegemoetkomende richting naderen niet
verblinden, ongeacht aan welke kant van de weg u geacht wordt te rijden (links of
rechts verkeer). Het is dus niet nodig de optische as van de koplampen af te stellen
wanneer u tijdelijk naar rijden aan de andere kant van de weg moet omschakelen
(links of rechts verkeer).
Zonder automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Koplampen――――×―
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-91
Page 256 of 805
Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Dagverlichting
í×*1―――――
Achterlichten
Positielampen
Kentekenplaatlampen
Instrumentenpaneelverlichting――×××―/×
*2
×: Aan
―: Uit
*1 Wanneer dit tijdens het rijden gaat branden.
*2 Wanneer de verlichting is ingeschakeld, zal deze blijven branden ook als het contact in een andere stand dan
ON wordt gezet.
Als de verlichting brandt en het bestuurdersportier wordt geopend of 30 sec. zijn verstreken, wordt de
verlichting uitgeschakeld.
Met automatische verlichtingsregeling
Schakelaarstand
Contactstand ONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFFONACC of
OFF
Koplampen――
Automa-
tisch*1―――×―
4-92
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Schakelaars en regelaars