lGebruik nooit warm of heet water voor
het verwijderen van sneeuw of ijs van
ruiten en spiegels aangezien dit barsten
in het glas kan veroorzaken.
lAls sneeuw of ijs zich op de
remonderdelen heeft vastgezet, kan dit
een nadelige invloed op de remwerking
hebben. Rijd in een dergelijke situatie
langzaam, laat het gaspedaal los en trap
het rempedaal enkele malen licht in
totdat de remwerking weer normaal
wordt.
qSneeuwbanden
WAARSCHUWING
Gebruik uitsluitend banden van
dezelfde maat en soort
(sneeuwbanden, radiaalbanden of
niet-radiaalbanden) op alle vier
wielen:
Gebruik van banden van een
verschillende maat of soort is
gevaarlijk. De bestuurbaarheid van
uw auto kan daardoor bijzonder
nadelig beïnvloed worden, hetgeen tot
ongelukken kan leiden.
OPGELET
Controleer de geldende bepalingen
alvorens spijkerbanden aan te brengen.
Gebruik sneeuwbanden op alle vier
wielen
De maximum toegestane snelheid voor
uw sneeuwbanden of de wettelijk
bepaalde snelheidsbeperkingen niet
overschrijden.Europa
Kies wanneer u sneeuwbanden gaat
gebruiken de voorgeschreven maat en
bandenspanning (pagina 9-11).
qSneeuwkettingen
Informeer naar de plaatselijke bepalingen
alvorens sneeuwkettingen te gaan
gebruiken.
OPGELET
lHet gebruik van sneeuwkettingen
kan de bestuurbaarheid van de auto
nadelig beïnvloeden.
lRijd nooit sneller dan 50 km/h of de
door de kettingfabrikant aanbevolen
snelheid, naargelang welke snelheid
lager is.
lRijd voorzichtig en vermijd
oneffenheden en gaten in het wegdek
en het maken van scherpe bochten.
lVoorkom het blokkeren van de
wielen door te sterk afremmen.
lProbeer nooit een sneeuwketting aan
te brengen op het noodreservewiel,
aangezien dit beschadiging van de
auto en de band tot gevolg kan
hebben. Uw auto is niet uitgerust
met een van fabriekswege uitgerust
noodreservewiel.
lGebruik geen sneeuwkettingen op
wegen die vrij zijn van sneeuw of ijs.
Hierdoor kunnen de banden en de
sneeuwkettingen beschadigd
worden.
lAluminium velgen kunnen door het
gebruik van sneeuwkettingen bekrast
of anderszins beschadigd worden.
3-68
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
WAARSCHUWING
Rijd voorzichtig wanneer de auto
geladen is door de rijsnelheid te
verlagen en de remmen eerder in
werking te stellen:
Het maken van plotselinge
manoeuvres en plotseling afremmen
tijdens het rijden met een geladen auto
is gevaarlijk, aangezien het rijgedrag
van een auto met een hoog
zwaartepunt in beladen toestand
anders is dan wanneer de auto niet
geladen is, hetgeen verlies van de
macht over het stuur en een ongeluk
kan veroorzaken.
qBanden en sneeuwkettingen
De toestand van de banden is van grote
invloed op de prestaties van de auto.
Bovendien dient u ter voorkoming van
beschadiging van het aandrijfmechanisme
op de volgende punten te letten:
Banden
lBij het vernieuwen van banden dienen
altijd alle voor- en achterbanden
tegelijkertijd vernieuwd te worden.
lAlle banden dienen van dezelfde maat,
constructie en fabricage te zijn en
dienen hetzelfde profielpatroon te
hebben. Besteed speciale aandacht bij
het monteren van sneeuwbanden of
andere soorten winterbanden.
lGebruik geen banden waarvan het
profiel versleten is tezamen met
normale banden.
lInspecteer de luchtdruk van de banden
bij de voorgeschreven intervallen, stel
deze af op de voorgeschreven
bandenspanning en initialiseer het
bandenspanningcontrolesysteem.
OPMERKING
Controleer voor de correcte
bandenspanning het
bandenspanningslabel dat aan het frame
van het bestuurdersportier bevestigd is.
lZorg ervoor dat de auto uitgerust is met
de oorspronkelijke velgen van de
voorgeschreven maat, op alle wielen.
Bij 4WD is het systeem gecalibreerd
met als uitgangspunt dat alle vier
wielen dezelfde afmetingen hebben.
Sneeuwkettingen
lMonteer sneeuwkettingen op de
voorbanden.
lGebruik geen sneeuwkettingen op de
achterwielen.
lWanneer de sneeuwkettingen zijn
aangebracht, niet sneller met de auto
rijden dan 30 km/h.
lRijd niet met de auto voorzien van
sneeuwkettingen op wegen die niet
overdekt zijn met sneeuw of ijs.
qSlepen
Als de auto gesleept moet worden, dient
deze met alle vier wielen volledig van de
grond af gesleept te worden (pagina 7-31).
4-136
Tijdens het rijden
i-ACTIV AWD
WAARSCHUWING
Vertrouw niet blindelings op de rijstrookassistent:lDe rijstrookassistent is niet een automatisch besturingsysteem. Daarnaast is het
systeem niet bedoeld ter compensatie van onvoorzichtig rijgedrag van de bestuurder
en kan blindelings vertrouwen op het systeem ongelukken veroorzaken.
lDe detectiecapaciteit van de rijstrookassistent is beperkt. Blijf altijd uw baan
aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig.
Gebruik de rijstrookassistent niet in de volgende gevallen:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
lBij het rijden op wegen met scherpe bochten.lBij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).lGladde wegen, zoals met ijs of sneeuw bedekte wegen.lWegen met druk verkeer en onvoldoende afstand tussen voertuigen.lWegen met geen witte (gele) rijstrookstrepen.lWegversmallingen als gevolg van wegwerkzaamheden of afgesloten rijstroken.lBij het rijden op een tijdelijke rijstrook of een weggedeelte met een afgesloten
rijstrook als gevolg van wegwerkzaamheden waar mogelijk meerdere witte (gele)
rijstrookstrepen zijn of waar deze zijn onderbroken.
lWanneer de bandenspanning niet op de voorgeschreven druk is afgesteld.lWanneer banden van een andere dan de voorgeschreven maat worden gebruikt,
zoals een noodreserveband.
OPGELET
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht zodat de rijstrookassistent normaal kan
functioneren.
lGeen wijzigingen aan de vering aanbrengen.
lGebruik altijd velgen van het voorgeschreven type en formaat voor de voor- en
achterwielen. Raadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, voor het vervangen van de banden.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-187
OPGELET
Elke band, inclusief het reservewiel (indien voorzien), dient maandelijks in koude
toestand gecontroleerd te worden en op de bandenspanning gebracht te worden welke
wordt aanbevolen door de autofabrikant op het voertuiginformatieplaatje of
bandenspanningslabel. (Als uw auto banden van een verschillende maat heeft dan de
maat die op het voertuiginformatieplaatje of bandenspanningslabel staat aangegeven,
dient u de juiste bandenspanning voor deze banden te bepalen.)
Bij wijze van extra veiligheidsvoorziening is uw auto uitgerust met een
bandenspanningcontrolesysteem (TPMS) dat een verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning laat branden wanneer de bandenspanning van één of meerdere van uw
banden beduidend laag is. Wanneer dus het verklikkerlichtje voor lage bandenspanning
gaat branden, dient u te stoppen en uw banden zo spoedig mogelijk te controleren en
deze op de juiste spanning te brengen. Rijden met een band waarvan de bandenspanning
beduidend laag is, kan oververhit raken van de band en bandenpech veroorzaken. Te
lage bandenspanning verhoogt ook het brandstofverbruik, leidt tot snellere slijtage van
het bandenprofiel en kan de bestuurbaarheid en remweg nadelig beïnvloeden.
Houd er rekening mee dat het TPMS systeem geen remedie biedt voor een onjuist
bandenonderhoud en het is de verantwoordelijkheid van de bestuurder de juiste
bandenspanning te handhaven, ook als een te lage bandenspanning nog niet het niveau
heeft bereikt dat het TPMS verklikkerlichtje voor lage bandenspanning gaat branden.
Uw auto is ook uitgerust met een TPMS storingindikator om aan te geven wanneer het
systeem niet correct functioneert.
De TPMS storingindicator is gecombineerd met het verklikkerlichtje voor lage
bandenspanning. Wanneer het systeem een storing bespeurt, gaat het verklikkerlichtje
gedurende ongeveer één minuut knipperen en blijft vervolgens continu branden. Deze
volgorde blijft voortduren telkens wanneer de auto opnieuw gestart wordt voor zolang
als de storing blijft bestaan. Wanneer de storingindikator brandt, bestaat de kans dat het
systeem een lage bandenspanning niet zoals bedoeld kan opsporen of melden. Storingen
in het TPMS systeem kunnen zich voordoen om uiteenlopende redenen, zoals het
vervangen of verwisselen van banden of velgen op de auto welke verhinderen dat het
TPMS systeem juist kan functioneren. Controleer steeds de TPMS storingindicator na
het vervangen van één of meer banden of velgen op uw auto om er zeker van te zijn dat
na het vervangen of verwisselen van banden en velgen het TPMS systeem juist blijft
functioneren.
Om foutieve aflezingen te voorkomen neemt het systeem gedurende een korte tijd
steekproeven alvorens een probleem te melden. Als gevolg zal een band die snel
leegloopt of plotseling lek is geraakt niet onmiddellijk door het systeem gemeld worden.
4-234
Tijdens het rijden
Bandenspanningcontrolesysteem
U dient de band te vernieuwen alvorens
de lijn van de slijtage-indikator over het
gehele profiel verschijnt.
Na het afstellen van de bandenspanning is
initialisering van het
bandenspanningcontrolesysteem
noodzakelijk om het systeem normaal te
laten functioneren.
Zie Initialiseren van het
bandenspanningcontrolesysteem op
pagina 4-236.
qNoodreservewielí
Controleer tenminste eens per maand of
het noodreservewiel de juiste
bandenspanning heeft en stevig op zijn
plaats bevestigd is.
OPMERKING
De conditie van het noodreservewiel
gaat geleidelijk achteruit ook als dit niet
in gebruik geweest is.
Het noodreservewiel is gemakkelijker te
hanteren als gevolg van zijn constructie
welke lichter en kleiner is dan die van een
conventionele band. Deze band dient
enkel gebruikt te worden in een
noodgeval en enkel voor een korte
afstand.
Gebruik het noodreservewiel uitsluitend
totdat de conventionele band is
gerepareerd, hetgeen zo spoedig mogelijk
dient te gebeuren.
Zie Banden op pagina 9-11.
OPGELET
lDe velg van het noodreservewiel niet
gebruiken voor het monteren van een
conventionele band of voor het
aanbrengen van sneeuwkettingen.
Geen van beiden zal juist passen
waardoor zowel de band als de velg
beschadigd kunnen raken.
lHet profiel van de band van het
noodreservewiel heeft een
levensduur van maximaal 5000 km.
Het is mogelijk dat de levensduur
van het profiel korter is, afhankelijk
van de rijomstandigheden.
lHet noodreservewiel is voor beperkt
gebruik, echter wanneer de
doorlopende lijn van de slijtage-
indikator op het profiel zichtbaar
wordt, dient de band door hetzelfde
type noodreserveband vervangen te
worden (pagina 6-54).
qVernieuwen van een velg
WAARSCHUWING
Gebruik steeds velgen van de juiste
maat op uw auto:
Het gebruik van een verkeerde
velgmaat is gevaarlijk. Het
remvermogen en de bestuurbaarheid
kunnen daardoor nadelig beïnvloed
worden, hetgeen tot verlies van de
macht over het stuur en een ongeluk
kan leiden.
6-54
Onderhoud en verzorging
íBepaalde modellen.
Zelf uit te voeren onderhoud
OPGELET
Een velg van een verkeerde maat kan
een nadelige invloed hebben op:
lPassing van de band op de velg
lLevensduur van de velg en het
wiellager
lGrondspeling
lSpeling van sneeuwkettingen
lJuiste werking van de snelheidsmeter
lRichting van de lichtbundel van de
koplampen
lBumperhoogte
lBandenspanningcontrolesysteem
OPMERKING
lWanneer u om een of andere reden
de velgen wenst te vervangen, dient
u er op te letten dat de nieuwe velgen
gelijkwaardig zijn aan de origineel
van fabriekswege gemonteerde
velgen voor wat betreft diameter,
velgbreedte en offset (binnen/
buiten).
lNeem voor details contact op met
een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda
reparateur.
Wanneer de banden op de juiste wijze
gebalanceerd zijn, geeft dit het beste
rijcomfort en helpt het slijtage van het
bandenprofiel te verminderen. Banden
welke uit balans zijn kunnen irriterende
trillingen en ongelijkmatige
bandenslijtage veroorzaken, zoals
uitstulpingen en gladde plekken.
Onderhoud en verzorging
Zelf uit te voeren onderhoud
6-55
OPGELET
Gebruik geen staalwol, schuurmiddelen
of sterke reinigingsmiddelen welke in
hoge mate alkali of bijtende
bestanddelen bevatten op onderdelen
van chroom of geanodiseerd
aluminium. Dit kan beschadiging van
de beschermlaag tot gevolg hebben
alsmede verkleuring of aantasting van
de laklaag.
qChassiscoating
Deze speciale chassiscoating is
aangebracht op de meest kritieke
onderdelen van het chassis om de auto te
beschermen tegen beschadiging door
chemicaliën of steenslag. Deze coating
wordt echter na verloop van tijd aangetast.
Controleer de coating dus op gezette
tijden.
Een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur is goed
geïnformeerd over hoe reparaties
uitgevoerd dienen te worden. Raadpleeg
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur.
qOnderhoud van aluminium velgení
De aluminium velgen zijn voorzien van
een beschermende laag. Voor de
bescherming van deze laag is een speciale
behandeling vereist.
OPGELET
Gebruik geen ander reinigingsmiddel
dan een zacht reinigingsmiddel.
Controleer de bestanddelen alvorens
een reinigingsmiddel te gebruiken.
Anders bestaat de kans dat het product
verkleuring of vlekken op de
aluminium velgen veroorzaakt.
OPMERKING
lGebruik voor het reinigen van
aluminium velgen nooit schuur- of
polijstmiddelen, chemische
oplosmiddelen of staalborstels. De
beschermlaag kan daardoor
beschadigd worden.
lGebruik voor het reinigen van de
velgen altijd een spons of zachte
doek.
Spoel de velgen grondig schoon met
lauw of koud water. Ook dienen de
velgen na het rijden op stoffige of
met zout bestrooide wegen steeds
gereinigd te worden om corrosie te
helpen voorkomen.
lVermijd het wassen van uw wagen in
een auto-wasserette die gebruik
maakt van harde of met hoge
snelheid draaiende borstels.
l(Model met 19 inch velg)
Als uw aluminium velgen hun glans
verliezen, was zonder schuurmiddel
aanbrengen.
6-82
Onderhoud en verzorging
íBepaalde modellen.
Verzorging van het uiterlijk
OPMERKING
Gebruik bij het blokkeren van een wiel
houten blokken of stenen welke indien
mogelijk voldoende groot zijn om de
band op zijn plaats te houden.
qVerwijderen van een lekke band
1. Als uw auto uitgerust is met stalen
velgen, de naafdop met behulp van het
afgeschuinde uiteinde van de
krikslinger loswrikken.
OPGELET
Gebruik de krikslinger voor het
verwijderen van de naafdop. Wanneer u
de naafdop met uw handen verwijdert
bestaat de kans op letsel. Bovendien
kan gebruik van ander gereedschap dan
de krikslinger de velg of de naafdop
beschadigen.2. Draai de wielmoeren los door ze
beurtelings één slag linksom te draaien.
Echter geen van de wielmoeren
verwijderen totdat de band van de
grond gekrikt is.
3. Plaats de krik op de grond.
4. Draai de krikschroef in de richting
aangegeven in de afbeelding en stel de
krikkop af dichtbij het kriksteunpunt.
Krikkop
7-18
Als er zich een probleem voordoet
Lekke band