Op eigen kracht lostrekken
van de auto
WAARSCHUWING
Laat de wielen nooit met hoge
snelheid doordraaien en let er op dat
bij het aanduwen van de auto niemand
achter een wiel staat:
Het is gevaarlijk wanneer de auto is
vastgeraakt en u de wielen met hoge
snelheid laat doordraaien. De
draaiende band kan oververhit raken
en uit elkaar springen. Dit kan ernstig
letsel tot gevolg hebben.
OPGELET
Wanneer u te lang achter elkaar
probeert de auto op eigen kracht los te
trekken kan dit defekten aan de motor
of het aandrijfaggregaat of
beschadiging van de banden tot gevolg
hebben.
Als u de auto op eigen kracht moet
lostrekken uit sneeuw, zand of modder,
het gaspedaal een weinig indrukken en de
keuzehendel voorzichtig van 1 (D) naar R
verplaatsen.
Rijden in de winter
Het wordt aanbevolen een nooduitrusting
mee te voeren. Handige daarvoor in
aanmerking komende hulpmiddelen zijn
bijvoorbeeld sneeuwkettingen, een
ruitenkrabber, een zakje met zand of zout,
een noodlamp, een kleine spade en
startkabels.
Laat de volgende punten door een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur verzorgen:
lZorg er voor dat de radiateur de juiste
hoeveelheid anti-vries bevat.
Zie Motorkoelvloeistof op pagina 6-35.
lControleer de toestand van de accu en
de kabels. Lage temperaturen
verminderen de capaciteit van elke
accu.
lGebruik een motorolie die geschikt is
voor de laagste
omgevingstemperaturen waarbij met de
auto wordt gereden (pagina 6-29).
lControleer het ontstekingssysteem op
losse aansluitingen en beschadiging.
lGebruik sproeiervloeistof met een anti-
vries oplosmiddel, maar gebruik geen
koelvloeistof of anti-vries uit het
koelsysteem (pagina 6-38).
lSneeuwresten op de voorruit zijn
gevaarlijk aangezien deze het uitzicht
kunnen belemmeren. Verwijder de
sneeuw alvorens te gaan rijden.
lOefen geen overmatige kracht uit op
een ruitenkrabber bij het verwijderen
van ijs of bevroren sneeuw van het
spiegelglas en de voorruit.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-67
Informatie betreffende de turbolader (SKYACTIV-D 2.2)
OPGELET
lNa het rijden op de snelweg of na een lange rit bergop, de motor tenminste 30
seconden stationair laten draaien alvorens deze stop te zetten. Anders bestaat de kans
op beschadiging van de turbolader. Wanneer echter i-stop in werking is, is stationair
draaien onnodig.
lWanneer het motortoerental wordt opgejaagd of te hoog wordt opgevoerd, vooral
nadat de motor pas gestart is, kan de turbolader beschadigd worden.
lOm beschadiging van de motor te voorkomen, is deze zodanig ontworpen dat hoog
opvoeren van het motortoerental vlak nadat de motor in buitengewoon koud weer
gestart is niet mogelijk is.
De turbolader vermeerdert in hoge mate het motorvermogen. De geavanceerde constructie
zorgt voor een verbeterde werking en een vermindering van onderhoud.
Neem de volgende punten in acht om de turbolader optimaal te kunnen laten functioneren.
1. Ververs de motorolie en vernieuw het oliefilter overeenkomstig het schema van
Periodieke Onderhoudsbeurten (pagina 6-4).
2. Gebruik uitsluitend de aanbevolen motorolie (pagina 6-29). Extra toevoegingen worden
NIET aanbevolen.
Alvorens te gaan rijden
Rijtips
3-71
Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina
Waarschuwingslampje elektrische handrem 4-50
Laadsysteemwaarschuwingsindikatie/waarschuwingslampje 4-50
Motoroliewaarschuwingslampje 4-50
Motorwaarschuwingslampje 4-51
Waarschuwingslampje voor hoge motorkoelvloeistoftemperatuur (Rood) 4-52
i-stop waarschuwingslampje (Oranje)/indikatielampje (Groen) 4-52
Rijstrookassistentindikatie 4-54
Rijstrookassistent OFF indikatie 4-55
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) indikatie 4-76
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS) OFF indikatie 4-55
4WD waarschuwingsindikatie 4-56
Waarschuwingsindikatie voor automatische transmissie 4-57
Stuurbekrachtiging defect indikatie 4-57
Waarschuwingslampje voor systeem van airbag/voorspanners van voorste
veiligheidsgordels4-58
Waarschuwingslampje voor laag brandstofpeil 4-59
Veiligheidsgordelwaarschuwingslampje 4-59
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-41
Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina
Indikatielampje voor mistvoorlicht 4-76
Indikatielampje voor mistachterlicht 4-76
qType B
Waarschuwings/indikatielampjes zullen verschijnen in de gearceerde gedeelten
Signaal Waarschuwings/indikatielampjes Pagina
Hoofdwaarschuwingslampje 4-47
Remwaarschuwingslampje 4-47
Waarschuwingslampje van anti-blokkeer remsysteem (ABS) 4-48
Indikatielampje elektrische handrem 4-49
Waarschuwingslampje elektrische handrem 4-50
Rempedaalbediening vereist indikatielampje 4-50
Laadsysteemwaarschuwingslampje 4-50
Motoroliewaarschuwingslampje 4-50
4-44
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
qWaarschuwingslampje
elektrische handrem
Wanneer het contact op ON wordt gezet,
zal dit waarschuwingslampje gedurende
enkele seconden blijven branden.
Het waarschuwingslampje gaat branden
als het systeem defect is. Laat uw auto bij
een deskundige reparateur, bij voorkeur
een officiële Mazda reparateur
controleren.
qRempedaalbediening vereist
indikatielampje (Type B)
Dit indikatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt.
Het lampje gaat branden wanneer de
elektrische handrem wordt vrijgezet met
behulp van de elektrische
handremschakelaar zonder het rempedaal
in te trappen.
qLaadsysteemwaarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampje
Dit waarschuwingslampje gaat branden
wanneer het contact op ON wordt gezet
en gaat uit wanneer de motor gestart
wordt.
Als het waarschuwingslampje/indikatie
tijdens het rijden gaat branden, geeft dit
een storing aan in de dynamo of in het
laadsysteem.
Rijd naar de kant van de weg en breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand.
Raadpleeg een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur.
OPGELET
Wanneer het waarschuwingslampje van
het laadsysteem brandt, niet met de auto
doorrijden omdat de motor plotseling
zou kunnen stoppen.
qMotoroliewaarschuwingsindikatie/
waarschuwingslampje
Het waarschuwingslampje blijft
gedurende enkele seconden branden
wanneer het contact op ON gezet wordt.
4-50
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
Dit waarschuwingslampje geeft aan dat de
druk van de motorolie laag is.
Bij SKYACTIV-D 2.2 gaat ook het
motoroliewaarschuwingslampje branden
als de motorolie ernstig vervuild is.
OPGELET
De motor niet laten draaien wanneer de
oliedruk laag is. Anders kan dit
uitgebreide motorschade tot gevolg
hebben.
Indien het lampje tijdens het rijden gaat
branden:
1. Rijd naar de kant van de weg en breng
de auto op een veilige en vlakke plaats
tot stilstand.
2. Zet de motor stop en wacht 5 minuten
om de olie naar het carter te laten
terugvloeien.
3. Inspecteer het motoroliepeil (pagina
6-33). Als het peil laag is, de juiste
hoeveelheid motorolie bijvullen en er
daarbij op letten niet teveel bij te
vullen.
OPGELET
De motor niet laten draaien als het
oliepeil laag is. Anders kan dit
uitgebreide motorschade tot gevolg
hebben.
4. Start de motor en controleer het
waarschuwingslampje.Indien het lampje blijft branden ook als
het oliepeil normaal is of nadat u olie
heeft bijgevuld, de motor onmiddellijk
stopzetten en uw auto naar een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur laten slepen.
qMotorwaarschuwingslampje
Dit indikatielampje gaat branden wanneer
het contact op ON wordt gezet en gaat uit
wanneer de motor gestart wordt.
Als dit indikatielampje tijdens het rijden
gaat branden, bestaat de kans dat er een
probleem met de auto is. Noteer de
rijomstandigheden waarbij het lampje
begon te branden en raadpleeg een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
Het motorwaarschuwingslampje kan in de
volgende gevallen gaan branden:
l(SKYACTIV-G 2.0, SKYACTIV-G
2.5)
Wanneer het niveau van de brandstof in
de tank bijzonder laag is of wanneer de
tank nagenoeg leeg is.
lWanneer er een probleem is met de
elektrische installatie van de motor.
lWanneer er een probleem is met het
systeem van de uitlaatgasreiniging.
Tijdens het rijden
Instrumentengroep en display
4-51
Type B
Dit indikatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt.
Wanneer het lampje brandt
Het moersleutelindikatielampje gaat
branden wanneer het tijdstip voor het
verversen van de motorolie bereikt is.
Als het lampje gaat branden, de motorolie
verversen.
Zie Motorolie op pagina 6-29.
Wanneer het lampje knippert
(SKYACTIV-D 2.2)
De opvanginrichting voor bezinksel
scheidt water van de brandstof.
Indien er zich water in dit filter heeft
verzameld, gaat het waarschuwingslampje
knipperen.
Als dit gebeurt, dient u zo spoedig
mogelijk een deskundige reparateur, bij
voorkeur een officiële Mazda reparateur te
raadplegen.
qWaarschuwingsindikatie voor
lage omgevingstemperatuurí
Gaat branden wanneer de
omgevingstemperatuur laag is.
Rijd uiterst voorzichtig omdat de weg
mogelijk glad is.
qTCS/DSC indikatielampje
Dit indikatielampje blijft gedurende
enkele seconden branden wanneer het
contact op ON gezet wordt. Als het TCS
of DSC systeem in werking is, gaat het
indikatielampje knipperen.
Als het lampje blijft branden, is er
mogelijk een defect in het TCS, DSC of
het rembekrachtigingsysteem en bestaat
de kans dat deze niet correct functioneren.
Breng uw auto naar een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur.
OPMERKING
lAfgezien van het knipperen van het
indikatielampje, is een licht
“afremmend”geluid van de motor
hoorbaar. Dit geeft aan dat het TCS/
DSC systeem juist werkt.
lOp gladde oppervlakken zoals verse
sneeuw, zal het onmogelijk zijn een
hoog toerental te bereiken wanneer
het TCS systeem is ingeschakeld.
4-70
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Instrumentengroep en display
6Onderhoud en verzorging
Hoe u uw Mazda in topconditie kunt houden.
Essentiële informatie ..................................................................... 6-2
Inleiding .................................................................................... 6-2
Periodieke onderhoudsbeurten .................................................... 6-4
Periodieke onderhoudsbeurten .................................................. 6-4
Onderhoudsmonitor ................................................................ 6-21
Zelf uit te voeren onderhoud ...................................................... 6-24
Voorzorgsmaatregelen betreffende
onderhoudswerkzaamheden .................................................... 6-24
Motorkap ................................................................................. 6-26
Overzicht van de motorruimte ................................................ 6-28
Motorolie ................................................................................ 6-29
Motorkoelvloeistof .................................................................. 6-35
Rem/koppelingsvloeistof ........................................................ 6-37
Ruitensproeier- en koplampsproeiervloeistof .......................... 6-38
Smering van de carrosserie ..................................................... 6-39
Ruitenwisserbladen ................................................................. 6-40
Accu ........................................................................................ 6-44
Vernieuwen van de sleutelbatterij ........................................... 6-47
Banden .................................................................................... 6-50
Gloeilampen ............................................................................ 6-56
Zekeringen .............................................................................. 6-69
Verzorging van het uiterlijk ....................................................... 6-76
Verzorging van de carrosserie ................................................. 6-76
Verzorging van het interieur .................................................... 6-84
6-1