Page 353 of 780

27Hybrid4-systeem
200V-tractiebatterij
De Ni-MH-technologie (nikkel-metaalhydride)
van de tractiebatterij is bestand tegen het
herhaaldelijk en snel gedeeltelijk opladen en
ontladen zoals bij een hybrideauto.
De tractiebatterij bevindt zich vlak bij de
elektromotor, achter de opbergbak onder de
bekleding van de bagageruimte.
Laden
De tractiebatterij wordt tijdens het rijden
automatisch opgeladen.
De tractiebatterij wordt opgeladen als de auto
snelheid mindert of afremt op de motor. De
elektromotor fungeert dan als generator en zet
kinetische energie om in elektrische energie
(niet bij snelheden hoger dan 120 km/h).
Door op deze manier energie terug te winnen
wordt "gratis" energie verkregen.
De tractiebatterij kan ook gedeeltelijk, tot
een gemiddeld niveau van 4 of 5 segmenten,
worden opgeladen door de dynamo/star tmotor
(Stop & Start-systeem) van de HDi-dieselmotor.
De tractiebatterij heeft een laadtoestand van
gemiddeld 4 à 5 segmenten, zodat er een
marge overblijft voor het terugwinnen van
energie bij het snelheid minderen of in een
afdaling ("gratis" energie).
Om een lange levensduur van de
tractiebatterij mogelijk te maken komt
de laadtoestand nooit onder de 20%
uit, ook niet als na het rijden in de stand
ZEV
geen segmenten meer op de meter
worden weergegeven.
Als de tractiebatterij bijna volledig is
geladen, kan het zijn dat de auto bij
het loslaten van het gaspedaal minder
ver traagt.
De tractiebatterij wordt uiterst snel opgeladen.
Als de batterij is ontladen, bijvoorbeeld na
het rijden in de stand ZEV
of onder zware
gebruiksomstandigheden, bereikt de batterij
na ongeveer tien minuten weer zijn optimale
laadtoestand.
Het is niet mogelijk om de tractiebatterij
via het lichtnet op te laden.
Page 354 of 780

Veiligheidswaarschuwingen in verband met de hoogspanning
De elektromotor werkt met een spanning
van 150 tot 270 V.
Raak de onderdelen van het
hoogspanningscircuit (herkenbaar aan de
oranje kleur) niet aan: kans op elektrocutie
en brandwonden!
Een aantal hoogspanningskabels zijn aan
de onderzijde van de auto bevestigd; zorg
ervoor dat deze niet beschadigd raken bij
het rijden op slecht begaanbaar terrein.
Zet alvorens
werkzaamheden uit te
voeren altijd het contact
af (verklikkerlampje
READY
gedoofd).
Breng hefsystemen (krik,
tweekolomsbrug, ...) aan onder de
daarvoor bestemde steunpunten
om beschadiging van de kabels te
voorkomen.
Raak onderdelen, oranje kabels en
stekkers van het hoogspanningscircuit
nooit aan, ook niet na een aanrijding.
Om het milieu te ontzien, dient de
tractiebatterij aan het einde van de
levenscyclus op de voorgeschreven
wijze te worden afgevoerd.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Let op de waarschuwingsstickers die op de
auto zijn aangebracht.
De elektrolyt van de accu is een zeer
bijtende vloeistof: kans op brandwonden.
Uit de buurt houden van vonken en open vuur.
Niet verbranden.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Niet in aanraking brengen met vloeistoffen,
om beschadiging van de accu te voorkomen.
Noodonderbreker
In het geval van een ongeval zorgt
een veiligheidssysteem er voor dat het
hoogspanningscircuit en de brandstoftoevoer
van de auto automatisch worden onderbroken.
Het Hybrid4-systeem kan dan niet meer
worden gestart.
In dat geval moet altijd contact worden
opgenomen met het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Werkzaamheden aan
de tractiebatterij
De tractiebatterij mag nooit door middel
van een extern apparaat worden
opgeladen. Laat werkzaamheden
aan de tractiebatterij uitsluitend over
aan een gekwalificeerde technicus
van het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Een verkeerde handeling kan leiden tot
ernstige brandwonden en elektrische
schokken die levensgevaarlijk letsel
kunnen veroorzaken.
Page 355 of 780
29Hybrid4-systeem
Dit ventilatiesysteem werkt niet continu. Het
past permanent de mate van ventilatie aan de
koelbehoefte van de tractiebatterij aan.
De werking van het systeem kan hoorbaar zijn,
met name als de auto stilstaat en het Hybrid4-
systeem is uitgeschakeld (nakoeling).
Ventilatie van de tractiebatterij
Veiligheidsvoorschriften
Houd de aanzuigopening vrij van
voor werpen, zoals kleding of bagage,
zodat de tractiebatterij niet over verhit
kan raken waardoor de prestaties van
het Hybrid4-systeem afnemen of de
batterij zelfs beschadigd wordt.
Mors geen vloeistof, de tractiebatterij
zou hierdoor beschadigd kunnen raken
en kortsluiting kunnen veroorzaken.
De tractiebatterij is voorzien van een
luchtkoelingssysteem.
Dit systeem bestaat uit een aanzuigopening
(aan de zijkant van de linker achterstoel) en een
ventilator (achter de bagageruimtebekleding
links).
Page 356 of 780
Toegang tot de motorruimte
Ook de dynamo/startmotor van uw Hybrid4-
auto wordt met hoogspanning gevoed.
Wanneer u de motorkap opent zonder eerst het
contact af te zetten, kan het voorkomen dat de
motor plotseling door de dynamo/startmotor
weer wordt gestart.
Zet, voordat u de motorkap
opent, altijd het contact af
(verklikkerlampje READY
uit).
Zet altijd het contact af en controleer
of het verklikkerlampje READY
op het
instrumentenpaneel is gedoofd alvorens
werkzaamheden in de motorruimte uit
te voeren - Kans op ernstig letsel!
Aanbevelingen
Page 357 of 780
31Comfort
Voorzieningen in de bagageruimte
1.
Hoedenplank
Deze kan worden ver wijderd zodat grotere
voorwerpen vervoerd kunnen worden.
2.
Haken (voor tassen)
3.
Riemen
Deze zijn bedoeld voor het bevestigen van
een gevarendriehoek.
4.
Uitneembare vloerplaat in de
bagageruimte
Trek de vloerplaat aan de handgreep
omhoog en beweeg deze langs de
geleiders.
Page 358 of 780

Selecteer wanneer u de auto met
ingeschakeld Hybrid4-systeem stilzet
altijd de neutraalstand N
.
Controleer voordat u werkzaamheden
onder de motorkap uitvoert altijd of de
selectiehendel in de stand N
staat, de
parkeerrem is aangetrokken en het
verklikkerlampje READY
is gedoofd
nadat u het Hybrid4-systeem hebt
uitgeschakeld.
Deze elektronisch gestuurde versnellingsbak
met 6 versnellingen kan op twee manieren
worden bediend:
- automatische
bediening, waarbij het op-
en terugschakelen volledig automatisch
wordt geregeld,
- handmatige
bediening, waarbij de
bestuurder zelf sequentieel kan schakelen.
Bij de automatische bediening blijft het mogelijk
om zelf te schakelen met behulp van de flippers
achter het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel
in te halen.
Elektronisch gestuurde versnellingsbak (ETG6)
R.
Achteruit.
)
Trap het rempedaal in, trek de selectiehendel
omhoog en beweeg deze naar voren.
N.
Neutraalstand.
)
Trap het rempedaal in en selecteer deze
stand om de motor te kunnen starten.
A.
Automatische bediening.
)
Beweeg de selectiehendel naar achteren
om deze stand te selecteren.
M.
Handmatig, sequentieel schakelen.
)
Trek de selectiehendel omhoog en beweeg
deze naar achteren om deze stand te
selecteren en schakel ver volgens met
behulp van de flippers achter het stuur wiel.
Selectiehendel
+.
Opschakelen (rechts van het stuur wiel).
)
Trek de flipper aan de rechterzijde achter
het stuur wiel "+"
een keer naar u toe om
op te schakelen.
-.
Terugschakelen (links van het stuur wiel).
)
Trek de flipper aan de linkerzijde achter het
stuur wiel "-"
een keer naar u toe om terug
te schakelen.
Flippers achter het stuur wiel
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een geluidssignaal.
Met de flippers is het niet mogelijk de
neutraalstand of de achteruitversnelling
in te schakelen of uit de
achteruitversnelling te schakelen.
Page 359 of 780

33Rijden
N
Neutral (neutraalstand).
R
Reverse (achteruitversnelling).
1, 2, 3, 4, 5, 6.
Versnellingen bij handmatig
schakelen.
A
Gaat branden als u kiest voor automatische
bediening en gaat uit als u kiest voor
handmatige bediening.
Weergave op het instrumentenpaneel
Starten van de auto
)
Zet om te starten de
selectiehendel in de stand N
.
)
Zet de parkeerrem vrij door aan de hendel
te trekken wanneer de automatische
werking van de parkeerrem is
uitgeschakeld.
)
Laat het rempedaal geleidelijk los.
Zet voordat u de auto verlaat de
selectiehendel in de stand N
en schakel
het Hybrid4-systeem uit door het
contact uit te zetten (verklikkerlampje
Ready
gedoofd).
)
Trap het rempedaal in
als een
melding wordt weergegeven
op het display van het
instrumentenpaneel.
)
Houd het rempedaal ingetrapt.
)
Start het Hybrid4-systeem.
Als het Hybrid4-systeem niet wordt geactiveerd:
- Als de aanduiding N
op het
instrumentenpaneel knippert, zet de
selectiehendel dan eerst in de stand
A
en ver volgens in de stand N
.
- Als de melding "Voet op het
rempedaal"
wordt weergegeven,
trap het rempedaal dan steviger in.
)
Selecteer een stand ( A
of M
) of de
achteruitversnelling (stand R
).
Trap om krachtig te accelereren
(bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gaspedaal met
kracht in, tot voorbij het zware punt.
)
Start de auto en selecteer de stand A
om
de stand automatische bediening in te
schakelen.
Automatische bediening
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding A
.
De versnellingsbak werkt dan automatisch,
zonder dat u zelf hoeft te schakelen. De
versnellingsbak kiest voortdurend de meest
geschikte versnelling, afhankelijk van de
volgende parameters:
- de rijstijl,
- het profiel van de weg.
Op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding A
, M1
of R
.
)
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, zet de
auto zich direct in beweging.
Als de parkeerrem is aangetrokken en de
automatische werking van de parkeerrem
is ingeschakeld, geef dan geleidelijk gas.
Page 360 of 780

In de handbediende stand wordt bij
krachtig accelereren niet opgeschakeld
als de bestuurder de flippers achter het
stuur wiel niet bedient.
Selecteer de neutraalstand N
nooit
tijdens het rijden.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt geselecteerd,
wordt deze pas ingeschakeld als de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Op het
display van het instrumentenpaneel wordt
een pictogram weergegeven.
Selecteer de achteruitversnelling (stand R
)
uitsluitend als de auto volledig stilstaat en
de voet op het rempedaal wordt gehouden.
Bij de automatische bediening blijft het altijd mogelijk
om zelf te schakelen met behulp van de flippers achter
het stuur wiel, bijvoorbeeld om even snel in te halen
.
)
Bedien de flippers "+"
of "-"
achter het stuur.
De versnellingsbak wordt dan in de desbetreffende
versnelling geschakeld, mits de snelheid van
de auto en het motortoerental dit toestaan. De
aanduiding A
blijft op het display staan.
Handmatig schakelen
)
Zet na het starten de selectiehendel in de
stand M
om de handbediende stand in te
schakelen.
)
Bedien de flippers +
of -
.
Het schakelen naar een andere versnelling
is alleen mogelijk als de snelheid van de
auto en het motortoerental dit toestaan. De
verbrandingsmotor blijft altijd draaien.
Het is niet noodzakelijk om bij het schakelen het
gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van de
snelheid schakelt de versnellingsbak automatisch
terug, zodat de juiste versnelling is geselecteerd
op het moment dat u het gaspedaal weer intrapt.
Handmatig schakelen
De aanduiding A
verdwijnt
en de achtereenvolgens
ingeschakelde versnellingen,
M1... M6
, worden
weergegeven op het display
van het instrumentenpaneel. Als de stuurbediening enige tijd niet meer
gebruikt wordt, gaat de versnellingsbak weer
over op de automatische stand.