Page 201 of 780

199
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Schakel de compressor niet in voordat
de witte slang is aangesloten op het
ventiel van de band: het afdichtmiddel
wordt anders buiten de band gespoten.
F
A
ctiveer de compressor door de
schakelaar B in de stand "I" te zetten, tot
de bandenspanning 2,0
bar bedraagt.
H
et afdichtmiddel wordt onder druk in
de band gespoten; neem gedurende
deze handeling de slang niet los van de
aansluiting (kans op spatten). F
V er wijder de set en draai de dop van de
witte slang vast.
Z
org ervoor dat restanten van de vloeistof
niet op of in de auto terecht kunnen komen.
Houd de set binnen handbereik.
F
M
aak direct een rit van ongeveer vijf
kilometer met matige snelheid (tussen
20
en 60 km/h), zodat het afdichtmiddel het
lek kan dichten.
F
Z
et de auto stil en controleer de reparatie
en de bandenspanning met de set.
Controlesysteem bandenspanning
Als uw auto is uitgerust met een controlesysteem
voor de bandenspanning, zal het
verklikkerlampje voor te lage bandenspanning
na het repareren van een wiel blijven branden tot
u het systeem laat resetten door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als na vijf tot zeven minuten de
gewenste bandenspanning niet is
bereikt, is de band niet te repareren met
de bandenreparatieset; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.
Praktische informatie
Page 202 of 780

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
F Zet de schakelaar A in de stand "Bandenspanning".
F
R
ol de zwarte slang H volledig
uit.
F
S
luit de zwarte slang aan op het ventiel van
de gerepareerde band. F
S
luit de stekker van de compressor weer
aan op de 12V-aansluiting in de auto.
F S tart de motor opnieuw en laat de motor
draaien. F
B
reng de band met behulp van de
compressor op de voorgeschreven
spanning (spanning verhogen:
schakelaar B in stand "I" ; spanning
verlagen: schakelaar B in stand "O"
en knop C indrukken), zoals vermeld
op de bandenspanningssticker in de
portieropening aan bestuurderszijde.
A
ls de bandenspanning sterk daalt, is
het lek niet goed gedicht; neem contact
op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder te
helpen.
F
V
er wijder de set en berg deze op.
F
R
ijd niet harder dan 80 km/h en niet verder
dan 200
km.
Ga zo snel mogelijk naar een
servicepunt van het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Vergeet niet de technicus te vertellen
dat u de set hebt gebruikt. Na nadere
inspectie kan de technicus u vertellen
of de band gerepareerd kan worden of
moet worden vervangen.
2. Op spanning brengen
Page 203 of 780

201
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Uitnemen van de flacon
F Berg de zwarte slang op.
F N eem het gebogen aansluitstuk van de
witte slang los.
F
H
oud de compressor rechtop.
F
D
raai de flacon aan de onderzijde los.Let op dat er geen afdichtmiddel uit de
flacon stroomt.
De uiterste gebruiksdatum staat op de
patroon vermeld.
De patroon met afdichtmiddel kan
slechts één keer gebruikt worden en
moet daarna worden vervangen, ook
als hij niet leeg is.
Werp de patroon na gebruik niet weg,
maar lever deze in bij het CITROËN-
netwerk of een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats een nieuwe patroon met
afdichtmiddel te kopen.
Controle / aanpassen
bandenspanning
U kunt de compressor, zonder inspuiting van
het afdichtmiddel, ook gebruiken om:
-
u
w bandenspanning te controleren of uw
banden op spanning te brengen,
-
a
ndere opblaasbare voor werpen op te
pompen (ballen, fietsbanden...).
F
D
raai de schakelaar A in de
stand "Op spanning brengen".
F
R
ol de zwarte slang H volledig
uit.
F
S
luit de zwarte slang aan op het ventiel van
de band of van de accessoire.
B
reng indien nodig eerst een van de
meegeleverde verloopstukken aan. F
S luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
S
tart de auto en laat de motor draaien.
F
B
reng de band op spanning met behulp
van de compressor (op spanning brengen:
schakelaar B in stand "I" ; leeg laten lopen:
schakelaar B in stand "O" en druk op de
knop C ), zoals staat aangegeven op de
bandenspanningssticker van de auto of het
opblaasbare voorwerp.
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Praktische informatie
Page 204 of 780

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Wiel verwisselen
De krik is opgeborgen in een doos die is
bevestigd aan het reservewiel.
Het reservewiel is samen met deze doos
met een lier aan de onderzijde van de auto
bevestigd.
Zie de rubriek "Toegang tot het reservewiel".
Openen van de doos met gereedschap:
F
d
ruk op de lip, schuif het deksel half open
en verwijder het vervolgens.
Toegang tot het gereedschap
In het geval van een lekke band kunt u het wiel met het bij de auto geleverde gereedschap ver wisselen volgens de onderstaande procedure.
Het overige gereedschap bevindt zich
in een opbergbak onder de vloer van de
bagageruimte. De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met
een beschadigde band.
Gebruik niet een andere krik dan de
door de fabrikant geleverde krik.
Als de auto niet is voorzien van de
originele krik, neem dan contact op met het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, om de door de fabrikant
voorgeschreven krik aan te schaffen.
De krik is onderhoudsvrij.
Page 205 of 780

203
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Beschikbaar gereedschap*
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel wordt met een lier tegen de
bodem van de bagageruimte vastgeklemd.
Bandenspanningscontrolesysteem
Het reservewiel is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Laat het repareren van
de lekke band uitvoeren door het CITROËN-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
1. Wielsleutel. H
iermee kan de wieldop worden verwijderd
en kunnen de wielbouten worden losgedraaid.
2.
K
rik met geïntegreerde slinger.
H
iermee kan de auto worden opgekrikt.
3.
G
ereedschap voor het ver wijderen van
beschermdoppen.
H
iermee kunnen bij lichtmetalen velgen
de beschermdoppen van de wielbouten
worden verwijderd.
4.
G
ereedschap voor het ver wijderen van
wieldoppen.
H
iermee kunnen bij lichtmetalen velgen de
wieldoppen worden verwijderd.
5.
D
op voor het verwijderen van slotbouten
(in het dashboardkastje).
H
iermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
verwijderd.
6.
Wielblok.
H
iermee kan het wegrollen van de auto
worden voorkomen.
7.
V
erlengstuk van de wielsleutel.
H
iermee kunt u de moer van de lierkabel
los- of vastdraaien.
8.
A
fneembaar sleepoog.
* Volgens verkoopland. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over slepen.
Dit gereedschap is specifiek voor
uw auto en kan, afhankelijk van de
uitvoering van uw auto, verschillen.
Gebruik het niet voor andere
doeleinden.
Praktische informatie
Page 206 of 780
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Verwijderen van het reservewiel
F Til de vloerplaat op om de moer van de lier te kunnen bereiken.
F
D
raai de moer tot de aanslag rechtsom met
de wielsleutel 1
en het verlengstuk
7 en
draai zo de kabel van de lier los tot het
reservewiel plat op de grond ligt. Rol de
kabel ver genoeg uit om het wiel uit de
houder te kunnen halen. F
V er wijder het reservewiel met de doos via
de achterzijde van de auto.
F
Z
et het reservewiel rechtop om bij de doos
met gereedschap te kunnen komen.
F
M
aak het verbindingsstuk los van het
deksel van de doos.
F
H
aal de verbindingsstuk door de naaf van
het wiel om het wiel te kunnen ver wijderen. Na het monteren van het reservewiel
in de plaats van het wiel met de lekke
band moet de lier en de doos met
gereedschap onder de auto worden
teruggeplaatst voordat weggereden kan
worden.
Zie de rubriek "Terugplaatsen van de
lier en het reservewiel".
Page 207 of 780
205
DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Terugplaatsen van de lier en het
reser vewiel
Deze procedure moet worden uitgevoerd met
of zonder het reservewiel. Voer zonder het
reservewiel de stappen A en D uit.
Alleen een noodreservewiel kan met de lier
onder de auto worden bevestigd.
F
B
erg de krik op in de doos en breng het
deksel weer aan.
F
P
laats de gesloten doos plat op de grond,
bij de achterzijde van de auto.
F
Z
et het reservewiel rechtop en haal het
verbindingsstuk door de naaf van het wiel.
F
S
teek het verbindingsstuk in de opening
van het deksel van de doos. F
C entreer het reservewiel op de doos met
gereedschap.
F
P
laats het wiel met de doos onder het
achterste gedeelte van de auto.
F
M
onteer het wiel met de doos onder de
auto door de moer van de lier linksom
te draaien met de wielsleutel 1
en het
verlengstuk 7 . F
D raai de bout tot de aanslag en controleer
of het wiel goed vlak tegen de bodem
aan
ligt.
Praktische informatie
Page 208 of 780

DS5_nl_Chap08_info-pratiques_ed02-2015
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de parkeerrem aan (tenzij deze
geprogrammeerd is in de automatische
stand), zet het contact af en schakel de
eerste versnelling* in om de wielen te
blokkeren.
Controleer of het verklikkerlampje
remsysteem en het controlelampje P op
de parkeerremhendel branden.
Plaats indien nodig een wielblok tegen het
wiel tegenover het te verwisselen wiel.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.Werkwijze
F Ver wijder de beschermdop van de wielbouten met het gereedschap 3 (volgens uitvoering) of
ver wijder de naafdop met behulp van gereedschap 4 .
F
Be
vestig de dop 5 op de wielsleutel 1 en draai de slotbout een omwenteling los (volgens
uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten niet meer dan een kwartslag los met alleen de wielsleutel 1 .
* Stand P van de automatische transmissie.
Ga nooit onder een auto liggen die
alleen op de krik steunt; gebruik een
bok.