Page 209 of 271

4.Stekker in een contactdoos in de auto aan‐
brengen.5.Bandenspanning corrigeren tot 2,5 bar.▷Spanning verhogen: bij ingeschakeld
contact of draaiende motor de com‐
pressor inschakelen.▷Spanning verlagen: toets op de com‐
pressor indrukken.
Doorrijden
Toegestane maximumsnelheid van 80 km/h
niet overschrijden.
Bandenpechwaarschuwing opnieuw initialise‐
ren.
Bandenspanningscontrole opnieuw initialise‐
ren.
De defecte band en de afdichtmiddelhouder
van het Mobility System zo snel mogelijk laten
vervangen.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen met dunne schakels Slechts bepaalde sneeuwkettingen met fijne
schakels zijn door de fabrikant van de auto ge‐
test en als verkeersveilig en geschikt aange‐
merkt.
Informatie over geschikte sneeuwkettingen is
verkrijgbaar bij een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist.
Gebruik
Het gebruik is uitsluitend paarsgewijs toege‐
staan op de achterwielen voor de volgende
wielmaten:▷225/55 R 16.▷225/50 R 17.▷225/45 R 18.
Aanwijzingen van de sneeuwkettingfabrikant in
acht nemen.
Controleer of de sneeuwkettingen altijd vol‐
doende aangespannen zijn. Zo nodig de ket‐
tingen naspannen overeenkomstig de opgaven
van de fabrikant.
Met sneeuwkettingen de bandenpechwaar‐
schuwing niet initialiseren, omdat dit tot on‐
juiste weergaven kan leiden.
Met sneeuwkettingen de bandenspannings‐
controle niet initialiseren, omdat dit tot onjuiste
weergaven kan leiden.
Bij het rijden met sneeuwkettingen evt. de dy‐
namische tractiecontrole voor korte tijd active‐
ren.
Maximale snelheid met
sneeuwkettingen
Met sneeuwkettingen niet harder rijden dan
50 km/h.
Seite 209Wielen en bandenMobiliteit209
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 210 of 271
MotorruimteUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Belangrijke zaken in de motorruimte
1Starthulp, accuminpool2Voertuigidentificatienummer3Reservoir voor sproeiervloeistof4Starthulp, accupluspool5Zekeringkast motorruimte6Olievulpijp7Koelvloeistofreservoir
Bij 6-cilinder- en dieselmotoren bevindt
zich het koelvloeistofreservoir aan de te‐
genoverliggende kant van de motorruimte.Seite 210MobiliteitMotorruimte210
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 211 of 271

MotorkapAanwijzingen WAARSCHUWING
Door ondeskundig uitgevoerde werk‐
zaamheden in de motorruimte kunnen onder‐
delen worden beschadigd en tot een veilig‐
heidsrisico leiden. Er bestaat kans op een
ongeval of schade. Werkzaamheden in de mo‐
torruimte door een Service Partner of een ge‐
kwalificeerde specialist laten uitvoeren.◀
WAARSCHUWING
In de motorruimte bevinden zich bewe‐
gende onderdelen. Bepaalde onderdelen in de
motorruimte kunnen ook bij uitgeschakelde
auto bewegen, bijv. de ventilator van de radia‐
teur. Er bestaat kans op letsel. Geen hand in de
buurt van bewegende onderdelen houden.
Kledingstukken en haren van bewegende on‐
derdelen verwijderd houden.◀
ATTENTIE
Opgeklapte wissers kunnen bij het ope‐
nen van de motorkap worden ingeklemd. Er
bestaat gevaar voor schade. Voor het openen
van de motorkap erop letten dat de wissers
met gemonteerde wisserbladen op de voorruit
liggen.◀
WAARSCHUWING
De motorkap is aan de binnenzijde van
uitstekende delen voorzien, bijv. vergrende‐
lingshaken. Er bestaat kans op letsel. Bij geo‐
pende motorkap op uitstekende delen letten
en deze gebieden vrijhouden.◀
WAARSCHUWING
Een niet correct vergrendelde motorkap
kan tijdens het rijden opengaan en het zicht
beperken. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Direct stoppen en de motorkap correct slui‐
ten.◀WAARSCHUWING
Bij het openen en sluiten van de motor‐
kap kunnen lichaamsdelen worden ingeklemd.
Er bestaat kans op letsel. Bij het openen en
sluiten erop letten dat het bewegingsgebied
van de motorkap vrij is.◀
Motorkap openen1.Aan de hendel trekken, pijl 1.
Motorkap wordt ontgrendeld.2.Na het loslaten van de hendel, opnieuw aan
de hendel trekken, pijl 2.
Motorkap kan worden geopend.
Controle- en waarschuwingslampjes
Bij ontgrendelde motorkap wordt een Check-
Control-melding weergegeven.
Motorkap sluiten
Motorkap vanaf een hoogte van ca. 40 cm la‐
ten vallen en aandrukken om opnieuw volledig
te vergrendelen.
Motorkap moet aan beide zijden hoorbaar
vastklikken.
Seite 211MotorruimteMobiliteit211
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 212 of 271

MotorolieUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Algemeen Het motorolieverbruik is afhankelijk van de
rijstijl en van de gebruiksomstandigheden.
Het motorolieverbruik kan hoger zijn, bijv. in de
volgende situaties:▷Bij een sportieve rijstijl.▷Bij het inrijden van de motor.▷Bij het stationair draaien van de motor.▷Bij het gebruik van soorten motorolie, die
als ongeschikt zijn aangemerkt.
Daarom regelmatig, na elke tankbeurt, het mo‐
toroliepeil controleren.
De auto beschikt over een elektronische olie‐
peilcontrole.
De elektronische oliepeilcontrole beschikt over
twee meetprincipes:
▷Statusweergave▷Uitvoerige metingElektronische
oliepeilcontrole
Statusweergave
Principe
Het motoroliepeil wordt tijdens het rijden elek‐
tronisch bewaakt en in het Control Display
weergegeven.
Als het motoroliepeil het minimum bereikt, ver‐
schijnt er een Check-Control-melding.
Voorwaarden
Een actuele meetwaarde staat ter beschikking na ca. 30 minuten rijden. Bij een korte rit wordt
de status van de laatste, voldoende lange rit
weergegeven.
Wanneer vaak korte ritten worden afgelegd, re‐
gelmatig een uitvoerige meting uitvoeren.
Peil motorolie tonen Op het Control Display:1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Motoroliepeil"
Meldingen motorolie-indicator
ATTENTIE
Te weinig motorolie veroorzaakt motor‐
schade. Er bestaat gevaar voor schade. On‐
middellijk motorolie bijvullen.◀
Erop letten dat er niet te veel motorolie gevuld
wordt.
ATTENTIE
Te veel motorolie kan de motor of de ka‐
talysator beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Niet te veel motorolie bijvullen. Te veel
bijgevulde motorolie door een Service Partner
Seite 212MobiliteitMotorolie212
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 213 of 271

of een gekwalificeerde specialist laten afzui‐
gen.◀
Afhankelijk van het motoroliepeil worden ver‐
schillende meldingen op het display weerge‐
geven. Deze meldingen in acht nemen.
Bij een te laag motoroliepeil binnen de vol‐
gende 200 km Motorolie bijvullen, zie pa‐
gina 213.
Uitvoerige meting
Principe Bij de uitvoerige meting wordt het motorolie‐
peil gecontroleerd en op een schaalverdeling
weergegeven.
Bij benzinemotor:
Als het motoroliepeil het minimum bereikt, ver‐
schijnt er een Check-Control-melding.
Bij dieselmotor:
Als het motoroliepeil het minimum bereikt of
wordt vastgesteld dat te veel olie is bijgevuld,
verschijnt er een Check-Control-melding.
Tijdens de meting wordt het stationaire toe‐
rental iets verhoogd.
Algemeen
Een uitvoerige meting is alleen bij bepaalde
motoren mogelijk.
Voorwaarden▷Auto staat op een vlakke weg.▷Handgeschakelde versnellingsbak: keuze‐
hendel in vrijstand, koppeling en gaspedaal
niet ingedrukt.▷Steptronic versnellingsbak: keuzehendel in
keuzehendelstand N of P en gaspedaal niet
ingedrukt.▷Motor draait en is op bedrijfstemperatuur.Uitvoerige meting uitvoeren
Om een uitvoerige meting van het motorolie‐
peil uit te voeren:1."Auto-info"2."Autostatus"3. "Motoroliepeilmeting starten"4."Meting starten"
Het motoroliepeil wordt gecontroleerd en op
een schaalverdeling weergegeven.
Duur: ca. 1 minuut.
Motorolie bijvullen
Aanwijzingen ATTENTIE
Te weinig motorolie veroorzaakt motor‐
schade. Er bestaat gevaar voor schade.
Binnen de volgende 200 km motorolie bijvul‐
len.◀
ATTENTIE
Te veel motorolie kan de motor of de ka‐
talysator beschadigen. Er bestaat gevaar voor
schade. Niet te veel motorolie bijvullen. Te veel
bijgevulde motorolie door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten afzui‐
gen.◀
WAARSCHUWING
Bedrijfsstoffen, bijv. olie, vet, koelvloei‐
stof en brandstof, kunnen stoffen bevatten die
schadelijk zijn voor de gezondheid. Er bestaat
kans op letsel of levensgevaar. Aanwijzingen
op de verpakkingen in acht nemen. Ervoor zor‐
gen dat kleding, huid of ogen niet met bedrijfs‐
stoffen in contact komen. Bedrijfsstoffen niet
in andere flessen overgieten. Bedrijfsstoffen
buiten het bereik van kinderen bewaren.◀
Algemeen
Motorolie pas bijvullen als de melding op het
instrumentenpaneel verschijnt. De hoeveel‐
Seite 213MotorolieMobiliteit213
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 214 of 271

heid bij te vullen olie is aangegeven in de mel‐
ding op het instrumentenpaneel.
Contact uitschakelen en auto veilig parkeren
voordat motorolie bijgevuld wordt.
Overzicht
De vulbuis bevindt zich in de motorruimte, zie
pagina 210.
Olievulpijp openen1.Motorkap openen, zie pagina 2112.Olievulpijp linksom opendraaien.3.Motorolie bijvullen.
Soorten motorolie
Aanwijzingen ATTENTIE
Olietoevoegingen kunnen de motor be‐
schadigen. Er bestaat gevaar voor schade.
Geen olietoevoegingen gebruiken.◀
ATTENTIE
Onjuiste motorolie kan tot storingen van
de motor leiden of deze beschadigen. Er be‐
staat gevaar voor schade. Bij het kiezen van de
motorolie erop letten dat de motorolie de juiste
viscositeitsklasse heeft.◀
De motoroliekwaliteit is bepalend voor de le‐
vensduur van de motor.
Sommige soorten motorolie zijn mogelijk niet
in alle landen verkrijgbaar.
Viscositeitsklassen
Bij het kiezen van een motorolie erop letten dat
de motorolie een van de viscositeitsklassen
SAE 0W-40, SAE 0W-30, SAE 5W-40, SAE
5W-30, 0W-20 of 5W-20 heeft.
De viscositeitsklassen 0W-20 en 5W-20 zijn
alleen geschikt voor bepaalde motoren.
Meer informatie over geschikte oliespecifica‐
ties en viscositeiten van motoroliën kan bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list worden opgevraagd.
Geschikte motoroliesoorten Voor het bijvullen motorolie met de volgende
motoroliespecificaties gebruiken:BenzinemotorBMW Longlife-01.BMW Longlife-01 FE.BMW Longlife-04.BMW Longlife-12 FE.BMW Longlife-14 FE+.
De oliespecificatie BMW Longlife-14 FE+ is al‐
leen geschikt voor bepaalde benzinemotoren.
DieselmotorBMW Longlife-04.BMW Longlife-12 FE.
De oliespecificatie BMW Longlife-12 FE is al‐
leen geschikt voor bepaalde dieselmotoren.
Meer informatie over geschikte oliespecifica‐
ties en viscositeiten van motoroliën kan bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list worden opgevraagd.
Alternatieve motoroliesoorten Indien geschikte motoroliesoorten niet ver‐
krijgbaar zijn, kan tot maximaal 1 liter motorolie
Seite 214MobiliteitMotorolie214
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 215 of 271
met de volgende oliespecificatie worden bijge‐
vuld:BenzinemotorACEA A3/B4.DieselmotorACEA C3.
Olieverversing
ATTENTIE
Niet tijdig ververste motorolie kan tot een
verhoogde slijtage van de motor en daarmee
tot motorschade leiden. Er bestaat gevaar voor
schade. De in de auto aangegeven onder‐
houdstermijn niet overschrijden.◀
De fabrikant van de auto beveelt aan de motor‐
olie door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist te laten verversen.
Seite 215MotorolieMobiliteit215
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 216 of 271

KoelvloeistofUitrusting van de auto
In dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Bij hete motor en geopend koelsysteem
kan koelvloeistof ontsnappen en tot verbran‐
ding leiden. Er bestaat kans op letsel. Het koel‐
systeem alleen bij afgekoelde motor openen.◀
WAARSCHUWING
Toevoegingen zijn schadelijk voor de ge‐
zondheid en verkeerde toevoegingen kunnen
de motor beschadigen. Er bestaat kans op let‐
sel of schade. Kleding, huid of ogen mogen
niet met toevoegingen in aanraking komen en
deze mogen niet worden ingeslikt. Alleen ge‐
schikte toevoegingen gebruiken.◀
De koelvloeistof bestaat uit water en koelvloei‐
stoftoevoeging.
Niet alle in de handel verkrijgbare toevoegin‐
gen zijn voor de auto geschikt. Informatie over
geschikte toevoegingen is verkrijgbaar bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.Koelvloeistofpeil
Algemeen
Het koelvloeistofpeil wordt door middel van
minimum- en maximum-markeringen weerge‐
geven. De minimum- en maximum-markerin‐
gen bevinden zich afhankelijk van het koel‐
vloeistofexpansiereservoir op verschillende
plaatsen.
Overzicht
Afhankelijk van de motorisering bevindt zich
het koelmiddelreservoir aan de rechter of linker
kant in de motorruimte.
Koelvloeistofpeil met de markeringen
op de zijkant controleren1.Motor laten afkoelen.2.Koelvloeistofpeil is correct, als het tussen
de min- en max-markering staat.
De markeringen zijn aan de zijkant op het
koelvloeistofreservoir aangebracht.SymboolBetekenisMaximumMinimumSeite 216MobiliteitKoelvloeistof216
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15