Page 217 of 271

Koelvloeistofpeil in de vulopening
controleren
In het koelvloeistofreservoir zijn gele Min- en
Max-markeringen aanwezig.1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir
rechtsom iets opendraaien, zodat de over‐
druk kan ontsnappen.3.Dop van het koelvloeistofreservoir openen.4.Het koelvloeistofpeil is correct, als het tus‐
sen de min- en max-markering in de vul‐
buis staat.
Bijvullen
1.Motor laten afkoelen.2.Dop van het koelvloeistofreservoir tegen
de wijzers van de klok in een beetje open‐draaien, zodat overdruk kan ontsnappen,
daarna openen.3.Zo nodig langzaam tot het correcte peil
vullen, niet te veel bijvullen.4.Dop tot hoorbare klik vastdraaien. De pijlen
op het koelvloeistofreservoir en het deksel
moeten naar elkaar wijzen.5.Oorzaak van het koelvloeistofverlies zo
snel mogelijk laten verhelpen.
Afvalverwerking
Bij het afvoeren van koelvloeistof met
toevoegingen voor koelvloeistoffen
moeten de betreffende milieuvoor‐
schriften in acht worden genomen.
Seite 217KoelvloeistofMobiliteit217
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 218 of 271

OnderhoudUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
BMW onderhoudssysteem Het onderhoudssysteem wijst op vereiste on‐
derhoudsmaatregelen en helpt zo om de auto
verkeers- en bedrijfsveilig te houden.
De omvang en intervallen kunnen verschillen
afhankelijk van de landspecifieke uitrusting.
Vervangingswerkzaamheden, reserveonderde‐
len, verbruiksmaterialen en materiaal onderhe‐
vig aan slijtage worden afzonderlijk berekend.
Meer informatie is verkrijgbaar bij een Service
Partner of een gekwalificeerde specialist.
Condition Based Service
CBS
Sensoren en speciale algoritmen houden reke‐
ning met het gebruik van uw auto. Condition
Based Service bepaalt daarmee het noodzake‐
lijk onderhoud.
Met dit systeem kan dus het onderhoud wor‐
den aangepast aan het individuele gebruiks‐
profiel.
Op het Control Display kan gedetailleerde in‐
formatie over servicebehoefte, zie pagina 88,
worden weergegeven.Servicegegevens in de
afstandsbediening
Informatie over het noodzakelijk onderhoud
wordt continu in de afstandsbediening opge‐
slagen. De Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist kan deze gegevens uitlezen
en een op uw auto afgestemde onderhouds‐
beurt voorstellen.
Overhandig de serviceadviseur daarom de af‐
standsbediening waarmee het laatst werd ge‐
reden.
Stilstandtijden Er wordt geen rekening gehouden met stil‐
standtijden met losgekoppelde voertuigaccu.
Daarom periodieke onderhoudswerkzaamhe‐
den, zoals vervangen van de remvloeistof en
evt. de motorolie en het micro-/actief-koolstof‐
filter, door een Service Partner of een gekwali‐
ficeerde specialist laten uitvoeren.
OnderhoudsgeschiedenisOnderhoud en reparatie bij een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten uitvoe‐
ren.
De uitgevoerde onderhoudswerkzaamheden
worden in de onderhoudsbriefjes en in de
voertuiggegevens ingevoerd. De vermeldingen
zijn net zoals het onderhoudsboekje het bewijs
van regelmatig onderhoud.
Als een invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis van de auto wordt opge‐
slagen, worden onderhoudsrelevante gege‐
vens niet alleen in de auto maar ook op de
centrale IT-systemen van BMW AG, München
opgeslagen.
De in de elektronische onderhoudsgeschiede‐
nis opgeslagen gegevens kunnen na een wijzi‐
ging van de autobezitter ook door de nieuwe
autobezitter worden ingezien. Bovendien kun‐Seite 218MobiliteitOnderhoud218
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 219 of 271

nen alle service partners en andere bevoegde
en gekwalificeerde specialisten de in de elek‐
tronische onderhoudsgeschiedenis opgesla‐
gen gegevens inzien.
De autobezitter kan bij zijn Service Partner of
een gekwalificeerde specialist bezwaar maken
tegen de invoer in de elektronische onder‐
houdsgeschiedenis met de daarmee gepaard
gaande opslag van de gegevens in de auto en
de gegevensoverdracht aan de autofabrikant
gedurende de tijd dat de auto in zijn bezit is. Er
vindt dan geen invoer in de elektronische on‐
derhoudsgeschiedenis van de auto plaats.
Ingevoerd onderhoud op het Control Display
weergeven, zie pagina 89.
Aansluiting voor On-Board
Diagnose OBD
Opmerking ATTENTIE
Ondeskundig gebruik van de contact‐
doos voor de On-Board-Diagnose kan tot sto‐
ringen aan de auto leiden. Er bestaat gevaar
voor schade. De contactdoos voor de On-
Board-Diagnose alleen door een Service Part‐
ner, een gekwalificeerde specialist of andere
geautoriseerde personen laten gebruiken.◀
Positie
Aan bestuurderszijde bevindt zich een OBD-
aansluiting voor het testen van onderdelen die
voor de emissiesamenstelling bepalend zijn.
Emissiewaarden▷Het waarschuwingslampje knip‐
pert:
Motorstoring die tot beschadiging
van de katalysator kan leiden. Auto
onmiddellijk laten controleren.▷Het waarschuwingslampje brandt:
Verslechtering van de emissiewaarden.
Auto zo spoedig mogelijk laten controle‐
ren.
Terugname van de auto
De fabrikant van uw auto adviseert de auto aan
het eind van zijn levenscyclus in te leveren bij
een door de fabrikant aangeduid terugname‐
punt. Voor de terugname zijn de betreffende
nationale wettelijke voorschriften van toepas‐
sing. Meer informatie is verkrijgbaar bij een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Seite 219OnderhoudMobiliteit219
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 220 of 271

Vervangen van onderdelenUitrusting van de autoIn dit hoofdstuk worden alle standaard, lands‐
pecifieke en speciale uitrustingen beschreven
die in de modelserie aangeboden worden. Er
worden daarom ook uitrustingen beschreven
die in een auto, bijv. vanwege de landspeci‐
fieke of gekozen speciale uitrusting niet be‐
schikbaar zijn. Dat geldt ook voor veiligheidsre‐
levante functies en systemen. Bij gebruik van
deze functies en systemen moeten de in het
land geldende voorschriften worden nage‐
leefd.
Boordgereedschap
Het boordgereedschap vindt u rechts in de ba‐
gageruimte in een vak. De afdekking openen.
Vervangen van de
wisserbladen
Opmerking ATTENTIE
Als de ruitenwisserarm zonder gemon‐
teerd wisserblad op de voorruit valt, kan deze
worden beschadigd. Er bestaat gevaar voor
schade. Ruitenwisserarm bij het vervangen van
de wisserbladen vasthouden en de wissers
niet op de ruit klappen zolang er geen wisser‐
bladen zijn aangebracht.◀
Wisserbladen vervangen1.Voor het vervangen de wissers in uitge‐
klapte stand brengen, zie pagina 75.2.Wisserarm uitklappen en vasthouden.3.Borgveer samendrukken, pijlen 1, en het
wisserblad uitklappen, pijl 2.4.Wisserblad naar voren uit de vergrendeling
halen.5.Nieuw wisserblad in omgekeerde volgorde
plaatsen tot deze vastklikt.6.Wissers inklappen.
ATTENTIE
Opgeklapte wissers kunnen bij het ope‐
nen van de motorkap worden ingeklemd. Er
bestaat gevaar voor schade. Voor het openen
van de motorkap erop letten dat de wissers
met gemonteerde wisserbladen op de voorruit
liggen.◀
Vervangen van lampen
Aanwijzingen
Lampen en verlichtingen Lampen en verlichting dragen in hoge mate bij
aan de verkeersveiligheid.
De fabrikant van de auto raadt aan werkzaam‐
heden waarmee u niet vertrouwd bent of die
niet in deze handleiding beschreven staan,
Seite 220MobiliteitVervangen van onderdelen220
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 221 of 271

door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist te laten uitvoeren.
Een doos met reservelampen is verkrijgbaar bij
een Service Partner of een gekwalificeerde
specialist.
WAARSCHUWING
Ingeschakelde lampen kunnen heet wor‐
den. De lampen niet aanraken om verbrandin‐
gen te voorkomen. Er bestaat kans op letsel.
Lampen alleen vervangen als ze zijn afge‐
koeld.◀
WAARSCHUWING
Bij werkzaamheden aan ingeschakelde
verlichting kan er kortsluiting ontstaan. Er be‐
staat kans op letsel of schade. Bij werkzaam‐
heden aan de verlichting de betreffende lam‐
pen uitschakelen. De eventueel bijgevoegde
gebruiksaanwijzing van de fabrikant van de
lamp in acht nemen.◀
GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie
met inbegrip van het vervangen van lampen
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist laten uitvoeren.◀
ATTENTIE
Verontreinigde lampen hebben een kor‐
tere levensduur. Er bestaat gevaar voor
schade. Het glas van nieuwe lampen niet met
de blote hand vastpakken. Gebruik een schone
doek, papieren servet e.d. pak de lamp bij de
fitting.◀
LED-lampen
Sommige uitrustingsvarianten hebben achter
een afdekking LED-lampen als lichtbron.
Deze zijn verwant met de gewone lasers en
worden als lichtemitterende diode van klasse 1
gekenmerkt.WAARSCHUWING
Te intensieve helderheid kan het netvlies
van de ogen irriteren of beschadigen. Er be‐
staat kans op letsel. Nooit gedurende langere
tijd direct in de koplamp of andere lichtbron‐
nen kijken. Afdekkingen van LED's niet verwij‐
deren.◀
Koplampglazen Bij koel of vochtig weer kunnen de voertuigver‐
lichtingsunits aan de binnenzijde beslaan. Bij
rijden met ingeschakeld licht verdwijnt de
wasem na korte tijd. Het koplampglas hoeft
niet te worden vervangen.
Als de koplampen ondanks rijden met inge‐
schakeld licht niet ontdooien en er zich in toe‐
nemende mate vocht vormt, bijv. waterdrup‐
pels in de lamp, deze door een Service Partner
of een gekwalificeerde specialist laten contro‐
leren.
Koplampinstelling
De instellingen van de koplampen kunnen wor‐
den beïnvloed door het vervangen van lampen.
Na vervanging de koplampinstelling laten con‐
troleren en eventueel laten corrigeren door een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Frontlampen, lamp vervangen
Xenon-koplamp Aanwijzingen GEVAAR
Bij de verlichting kunnen hoge spannin‐
gen aanwezig zijn. Er bestaat levensgevaar.
Werkzaamheden aan de verlichtingsinstallatie
met inbegrip van het vervangen van lampen
door een Service Partner of een gekwalifi‐
ceerde specialist laten uitvoeren.◀
Op grond van de hoge levensduur van de lam‐
pen is de waarschijnlijkheid van een uitval zeerSeite 221Vervangen van onderdelenMobiliteit221
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 222 of 271

gering. Vaak in- en uitschakelen verkort de le‐
vensduur.
Als een lamp uitvalt, kan voorzichtig verder
worden gereden met gebruik van de mistlam‐
pen als verlichting. Neem de voor het land spe‐
cifieke wetten in acht.
Koplampen1Stadslicht / Dagrijlicht2Dimlicht / Grootlicht / Lichtsignaal3Richtingaanwijzers
Dimlicht en grootlicht zijn uitgevoerd met xe‐
nontechnologie.
Stadslicht en dagrijlicht zijn uitgevoerd met
LED-technologie.
Bij een defect contact opnemen met een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Richtingaanwijzers
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 220.
Lamp 21 watt, PY21W.1.In de wielkast de beide houders losmaken
en de afdekking verwijderen.2.Evt. de binnenbekleding van de wielkast
iets naar binnen trekken. De houder tegen
de klok in draaien en eruit nemen.3.Lamp licht in de fitting drukken, tegen de
klok in draaien en verwijderen.4.Nieuwe lamp en lamphouder plaatsen.5.Afdekking in de wielkast aanbrengen.
LED-koplampen
LED-lampen
Bij LED-koplampen zijn alle lampen alsmede de zijdelingse richtingaanwijzers met LED-lam‐
pen uitgerust.
Als er LED-lampen uitvallen, kan voorzichtig
verder worden gereden met gebruik van de
mistlampen als verlichting. Neem de voor het
land specifieke wetten in acht.
Bij een defect contact opnemen met een Ser‐
vice Partner of een gekwalificeerde specialist.
Seite 222MobiliteitVervangen van onderdelen222
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 223 of 271

Koplampen1Bochtlicht2Dimlicht / Lichtsignaal3Grootlicht/lichtsignaal4Stadslicht / Dagrijlicht5Richtingaanwijzers6Zijlicht
Neem bij een defect contact op met de servi‐
cedienst.
Halogeen-mistlampAlgemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 220.
Gloeilamp 35 watt, H8.
1.Met de handgreep van de schroeven‐
draaier uit het boordgereedschap de drie
schroeven, pijl 1, van de wielkastbekleding
losdraaien. Wielkastbekleding voorzichtig
wegtrekken, pijl 2.2.Stekker van de lamp lostrekken, pijl 1.
Lamp draaien, pijl 2.
Linker voertuigzijde: met de klok mee
draaien.Rechter voertuigkant: tegen de klok in
draaien.
Lamp verwijderen.3.Nieuwe lamp plaatsen, stekker aansluiten
en wielkastbekleding vastschroeven.
LED-mistlamp
De mistlampen zijn van LED-techniek voor‐
zien. Bij een defect contact opnemen met een
Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Knipperlicht in de buitenspiegelDe knipperlichten in de buitenspiegels maken
gebruik van LED-techniek. Bij een defect con‐
tact opnemen met een Service Partner of een
gekwalificeerde specialist.
Achterlichten, lamp vervangen
Overzicht
1Richtingaanwijzers2Achteruitrijlicht3MistachterlichtSeite 223Vervangen van onderdelenMobiliteit223
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Page 224 of 271

4Achterlichtlampen5Remlicht
Lampvervanging buitenste
achterverlichting
Algemeen
Algemene aanwijzingen in acht nemen, zie pa‐
gina 220.
Knipperlicht: lamp 21 watt, P21WLL.
Remlicht: Lamp 21 watt, H21WLL.
De achterlichten maken gebruik van LED-tech‐
niek. Bij een defect contact opnemen met een Service Partner of een gekwalificeerde specia‐
list.
Buitenste achterlicht uitbouwen
1.Kofferdeksel openen.2.Bevestigingspin van de afscherming, pijl 1,
losmaken met de schroevendraaier uit het
boordgereedschap en uittrekken.3.De vergrendeling met de schroevendraaier
uit het boordgereedschap indrukken, pijl 2,
en de afscherming wegnemen, pijl 3.4.Met de handgreep van de schroeven‐
draaier de twee moeren, pijlen, losdraaien.5.Achterlicht aan de binnenkant vastpakken,
pijl 1, en voorzichtig achterwaarts naar bui‐
ten trekken, pijl 2. Daarbij met de vrije hand
tegenhouden, zodat het achterlicht niet
plotseling loskomt. Controleren of de
schuimrubberen afdichtring zich op de tap
van de centrering bevindt.6.Vergrendeling boven op de stekker van de
aansluitkabel losmaken en de stekker van
de lamphouder lostrekken.
Lampen vervangen
1.De drie bevestigingen, pijlen 1, van de
lamphouder losmaken en de lamphouder
van het achterlicht wegnemen, pijl 2.Seite 224MobiliteitVervangen van onderdelen224
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15