Mistlamp 102Mistachterlicht 102Licht uit
Dagrijlicht 100Stadslicht 98Dimlicht 98Automatische verlichtingsrege‐
ling 99
Adaptieve bochtverlichting 100
Grootlichtassistent 100Instrumentenverlichting 1026Stuurkolomschakelaar, linksRichtingaanwijzers 72Grootlicht, lichtsignaal 72Grootlichtassistent 100Parkeerlicht 99Boordcomputer 927Toetsen op stuurwiel, linksSnelheidsbegrenzer 124Snelheid oproepen 141, 135Snelheidsregeling aan/uit, onder‐
breken 141Actieve snelheidsregeling aan/uit,
onderbreken 135Afstand verkleinen 135Afstand vergroten 135Tuimelschakelaar voor snelheidsrege‐
ling 141, 1358Instrumentenpaneel 819Toetsen op stuurwiel, rechtsEntertainmentbronVolumeSpraakinvoer 25TelefoonGekartelde knop voor selectielijsten 9110Stuurkolomschakelaar, rechtsRuitenwisser 73Regensensor 74Ruiten en koplampen reini‐
gen 7411Motor starten/afzetten en contact
in-/uitschakelen 68Automatische start-stop-func‐
tie 6912Claxon, gehele vlak13Stuurwielverwarming 6014Stuurwiel verstellen 59Seite 13BedieningsorganenOverzicht13
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
15Motorkap ontgrendelen 211
Rondom de middenconsole
1Control Display 162Ventilatie 1633Waarschuwingsknipperlichtin‐
stallatie 230Centrale vergrendeling 384Dashboardkastje 1705Radio/cd/multimedia6Klimaatregeling 1587Controller met toetsen 178Parkeerrem 719Park Distance Control PDC 144
Achteruitrijcamera 147
Parkeerassistent 153
Surround View 147Side View 15010Rijbelevingsschakelaar 131Dynamische stabiliteitscontrole
DSC 12911Steptronic versnellingsbak keuzehen‐
del 76Seite 14OverzichtBedieningsorganen14
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Weergave op het Control DisplayHet wisselen van programma kan op het Con‐
trol Display worden weergegeven.1."Instellingen"2."Control-display"3."Info rijmodus tonen"
Wegrijassistent
Het systeem ondersteunt bij het hellingop‐
waarts wegrijden. Gebruik van de parkeerrem
is hiervoor niet vereist.
1.Auto met rempedaal op zijn plaats houden.2.Rempedaal loslaten en vlot wegrijden.
Na het loslaten van het rempedaal wordt de
auto gedurende ca. 2 seconden op zijn plaats
gehouden.
Bij overeenkomstige uitrusting bedraagt de
mogelijke stopduur 2 minuten.
Naargelang de belading of bij rijden met aan‐
hangwagen kan de auto soms een klein stukje
achteruitrollen.
Servotronic PrincipeDe Servotronic varieert de bij het sturen beno‐
digde stuurkracht, afhankelijk van de snelheid.
Bij lage snelheden wordt de stuurkracht sterk
ondersteund, d.w.z. bij het sturen is geringe
kracht nodig. Met toenemende snelheid wordt
de ondersteuning van de stuurkracht vermin‐
derd.
Tevens wordt de stuurkracht aangepast aan de
desbetreffende rijdmodus, zodat een spor‐
tieve-directe, resp. comfortabele stuurge‐
dracht wordt overgebracht.
Seite 134BedieningRijstabiliteitsregelsystemen134
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Park Distance Control PDCPrincipe
PDC helpt bij het inparkeren. Langzaam nade‐ ren van een object achter of, bij overeenkom‐
stige uitrusting met PDC vóór, ook voor de
auto, wordt gemeld door:▷Geluidssignalen.▷Optische aanduiding.
Bij overeenkomstige uitvoering: obstakels aan
de zijkant van de auto die door de sensoren
van de parkeerassistent worden herkend kun‐
nen eveneens door de PDC worden gemeld.
Zie Flankbescherming, zie pagina 146.
Algemeen
Voor de meting zijn ultrasoon-sensoren in de
bumpers aangebracht.
De reikwijdte bedraagt afhankelijk van het ob‐
stakel en de omgevingsomstandigheden ca.
2 m.
Akoestische waarschuwing wordt pas in de
volgende gevallen gegeven:
▷Bij de sensoren voor en de beide hoeksen‐
soren achter bij ca. 60 cm.▷Bij de middelste sensoren achter bij
ca. 1,50 m.▷Bij een dreigende botsing.▷Met parkeerassistent: bij de sensoren aan
de zijkant bij ca. 60 cm.
Aanwijzingen
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende
situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Door een hoge snelheid bij geactiveerde
PDC kan het in verband met fysieke omstan‐
digheden gebeuren dat u te laat wordt gewaar‐
schuwd. Er bestaat kans op letsel of schade.
Snel naderen van een obstakel vermijden. Niet
gaan rijden als PDC nog niet actief is.◀
Overzicht
Met PDC vóór: toets in de auto
Park Distance Control PDC
Ultrasone sensoren PDC-sensoren op de auto.
Voorwaarden voor een correcte werking
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren niet afdekken, bijv. met stickers,
fietsendragers enz.▷Sensoren schoon en ijsvrij houden.
Om te reinigen: met hogedrukreinigers niet
langdurig en met een afstand van minimaal
30 cm op de sensoren spuiten.
Seite 144BedieningRijcomfort144
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
PDC wordt in de volgende situaties automa‐
tisch ingeschakeld:▷Wanneer bij draaiende motor keuzehendel‐
stand R wordt ingeschakeld.
Bovendien schakelt de achteruitrijcamera
in.▷Bij uitvoering met parkeerassistent vóór:
wanneer obstakels achter of voor de auto
herkend worden door PDC en de snelheid
lager is dan ca. 4 km/h is.
Het automatisch inschakelen bij waargenomen
obstakels kan uitgezet worden:
1."Instellingen"2."Parkeren"3.Instelling selecteren.
De instelling wordt voor het momenteel
gebruikte profiel opgeslagen.
Automatisch uitschakelen bij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een
bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbe‐
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Met PDC vóór: handmatig in-/
uitschakelen
Toets indrukken.
▷Aan: LED brandt.▷Uit: LED dooft.
Als de toets wordt ingedrukt, terwijl de ver‐
snelling in achteruit staat, wordt het beeld van
de achteruitrijcamera weergegeven.
Weergave
Geluidssignalen De nadering van een objekt wordt door een on‐derbroken geluidssignaal uit de richting van
het obstakel gesignaleerd. Als bijv. links achter
de auto een object wordt waargenomen, klinkt
het geluidssignaal uit de luidspreker linksach‐
ter.
Hoe kleiner de afstand tot een object wordt, hoe korter de intervallen worden.
Als de afstand tot een herkend object kleiner is
dan ca. 25 cm, klinkt er een continu signaal.
Met PDC vóór: als zich zowel voor als achter
de auto objekten bevinden, klinkt een afwisse‐
lend ononderbroken geluidssignaal.
Het geluidssignaal wordt uitgeschakeld, als bij
de Steptronic-versnellingsbak de keuzehen‐
delstand P wordt ingeschakeld.
Volume
De verhouding tussen het volume van de PDC-
signaaltoon en het volume van het entertain‐
ment kan ingesteld worden.1."Multimedia", "Radio" of "Instellingen"2."Klank"3."Volume-instellingen"4."PDC"5.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling bereikt is.6.Controller indrukken.
De instelling wordt voor het momenteel ge‐
bruikte profiel opgeslagen.
Optische waarschuwing
De nadering van een object kan op het Control
Display worden weergegeven. Verder verwij‐
derde objecten worden reeds weergegeven,
voordat een geluidssignaal klinkt.
Er verschijnt een weergave zodra PDC wordt
geactiveerd.
Seite 145RijcomfortBediening145
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Het detectiegebied van de sensoren wordt in
de kleuren groen, geel en rood weergegeven.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt
afgebeeld kan naar PDC worden omgescha‐
keld:
"Achteruitrijcamera"
Bij overeenkomstige uitvoering:
flankbescherming
Principe Obstakels aan de zijkant van de auto worden
door de sensoren van de parkeerassistent ge‐
registreerd. PDC waarschuwt voor deze obsta‐
kels via akoestische signalen of op het Control
Display.
Weergave
Obstakels aan de zijkant in de weergave van de
PDC.
▷Gekleurde markeringen: waarschuwing
voor herkende obstakels.▷Grijze markeringen: het gebied is nog niet
geregistreerd.▷Geen markeringen: er zijn geen obstakels
herkend.
Beperkingen van de flankbescherming
Het systeem herkent alleen stilstaande obsta‐
kels die eerder bij het langsrijden in het bereik
van de sensoren zijn gekomen.
Het systeem herkent wanneer de auto door
een beweging van de auto zelf of een stuuruit‐
slag het stilstaande obstakel nadert.
Het systeem herkent niet of een obstakel zich
beweegt. Daarom worden de markeringen in
de weergave bij stilstand na een bepaalde tijd
grijs weergegeven.
Grenzen van het systeem
Met aanhanger of als de
aanhangwagencontactdoos in gebruik
is
De achterste sensoren kunnen geen zinvolle
metingen uitvoeren. Ze worden daarom uitge‐
schakeld.
Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken en scherpe kan‐
ten.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.Seite 146BedieningRijcomfort146
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Inparkeren aan de hand van
manoeuvreer- en bochtlijnen1.Auto zodanig opstellen, dat de bochtlijnen
binnen de begrenzing van de parkeerplaats
vallen.2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de rijspoor‐
lijn de betreffende draaicirkellijn overdekt.
Instellingen van de weergave
Helderheid
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.Grenzen van het systeem
Herkenning van objecten Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruit‐
stekende objecten, bijv. uitspringende muren,
kunnen niet door het systeem worden waarge‐
nomen.
Assistentiefuncties houden ook rekening met
PDC-gegevens.
Aanwijzingen in het hoofdstuk PDC in acht ne‐
men, zie pagina 144.
De op het Control Display getoonde objecten kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. Schat de afstand tot de objec‐
ten daarom niet vanaf het display.
Side View Principe
Met Side View hebt u bij onoverzichtelijke uit‐
ritten en kruisingen een vroegtijdig overzicht
van het kruisend verkeer. Verkeersdeelnemers
die door obstakels langs de weg niet zichtbaar
zijn, worden vanaf de bestuurdersstoel slechts
zeer laat waargenomen. Om het zicht te verbe‐
teren, registreren twee camera's in het voorste
gedeelte van de auto de weggedeelten schuin
voor de auto.
AanwijzingenDe beelden van de beide camera's worden te‐
gelijkertijd op het Control Display weergege‐
ven.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀Seite 150BedieningRijcomfort150
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15
Weergave
Optische waarschuwing De nadering van een object kan op het Control
Display worden weergegeven.
Bij geringe afstand tot een object wordt over‐
eenkomstig de PDC-weergave een rode balk
voor het voertuig weergegeven.
Weergave verschijnt, zodra Top View wordt in‐
geschakeld.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt
afgebeeld kan naar Top View worden omge‐
schakeld:
"Achteruitrijcamera"
Helderheid
Bij ingeschakelde Top View:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde Top View:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Draaicirkel- en manoeuvreerlijn
weergeven
▷De statische, rode draaicirkellijn toont de
benodigde ruimte naast de auto bij volle‐
dige stuuruitslag.▷De variabele, groene manoeuvreerlijn helpt
de werkelijk benodigde ruimte naast de
auto in te schatten.
De manoeuvreerlijn hangt af van de inge‐
schakelde versnelling en van de actuele
stuuruitslag. De manoeuvreerlijn wordt bij
stuurbeweging continu aangepast.
"Parkeerhulplijnen"
Draaicirkel- en manoeuvreerlijn worden weer‐
gegeven.
Grenzen van het systeem
In de volgende situaties kan Top View niet
worden gebruikt:
▷Bij geopend portier.▷Bij geopend kofferdeksel.▷Bij ingeklapte buitenspiegel.▷Bij slechte lichtomstandigheden.
In sommige van deze situaties wordt een
Check-Control-melding weergegeven.
Parkeerassistent
Principe
Het systeem ondersteunt bij het inparkeren in
de volgende situaties:
▷Bij het zijdelings inparkeren parallel aan de
rijbaan.▷Bij het achteruit inparkeren dwars t.o.v. rij‐
baan.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
Seite 153RijcomfortBediening153
Online Edition for Part no. 01 40 2 963 964 - VI/15