Page 41 of 412
Toegang tot de auto39
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Supervergrendeling
(volgens uitvoering)
De supervergrendeling blokkeert het
van buitenaf en van binnenuit openen
van de portieren.
Als de supervergrendeling
is ingeschakeld, is ook de
vergrendelingsschakelaar in het
interieur buiten werking.
Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich
iemand in de auto bevindt.
Met de sleutel
F Draai de sleutel in het slot van het bestuurdersportier richting de achterzijde
van de auto.
F
D
raai binnen 5 seconden de sleutel
nogmaals richting de achterzijde van de
auto om de supervergrendeling van de
auto in te schakelen.
Met de afstandsbediening
De supervergrendeling wordt
bevestigd door het gedurende
ongeveer 2
seconden branden van de
richtingaanwijzers.
Tegelijkertijd worden, afhankelijk van de
uitvoering, de buitenspiegels elektrisch
ingeklapt. F
D
ruk op de knop.
F
D
ruk binnen 5 seconden
nogmaals op de knop om de
supervergrendeling van de auto
in te schakelen.
2
Page 42 of 412

Toegang tot de auto
40
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Van binnenuit
Vergrendelen
Het rijden met vergrendelde portieren
kan bij een noodgeval de toegang tot de
auto voor de hulpdiensten belemmeren.
Het lampje van de knop gaat branden.
Als één van de portieren is geopend of
niet goed is gesloten, werkt de centrale
vergrendeling van binnenuit niet. Bij vergrendeling /
supervergrendeling van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of
als de supervergrendeling van buitenaf is
ingeschakeld, is de knop buiten werking.
F
T
rek de portierhandgreep aan de
binnenzijde naar u toe om de auto
te ontgrendelen.
F Als de supervergrendeling is ingeschakeld moet de
afstandsbediening of de sleutel worden
gebruikt om de auto te ontgrendelen.
Automatische centrale
vergrendeling
De portieren kunnen tijdens het rijden
automatisch worden vergrendeld (bij een
snelheid hoger dan 10
km/h).
Om deze functie in of uit te schakelen
(standaard is deze ingeschakeld):
F
D
ruk op de knop.
De portieren en de bagageruimte worden
vergrendeld.
Ontgrendelen
F Druk nogmaals op de knop.
Het lampje van de knop gaat uit. F
druk op de knop tot een geluidssignaal
klinkt en/of een melding op het display
wordt weergegeven.
Page 43 of 412

Toegang tot de auto41
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Het systeem bestaat uit de volgende typen beveiliging:
Alarm
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.
Inschakelen
F Z et het contact af en verlaat de auto.
F
D
ruk op de vergrendelknop van
de afstandsbediening.
Tijdschakeling:
De omtrekbeveiliging wordt geactiveerd na
5
seconden.
De interieurbeveiliging wordt geactiveerd na
45
seconden.
Indien een portier of de achterklep niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
worden de omtrek- en interieurbeveiliging na
45
seconden wel ingeschakeld. Automatisch inschakelen (volgens
uitvoering)
2 minuten nadat het laatste portier of de achterklep
i s gesloten, wordt de beveiliging ingeschakeld.
F Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te
voorkomen, moet eerst op de knop van de
afstandsbediening worden gedrukt.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één
keer per seconde knipperen.
- Wegsleepbeveiliging*
Het systeem bewaakt veranderingen in de
wagenhoogte.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische beveiligingsfunctie
Het alarm gaat af als iemand probeert
de accu, de bedieningseenheid of de
kabels van de sirene uit te schakelen of
te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats alvorens wijzigingen
aan het alarmsysteem aan te brengen.
Volledige beveiligingUitschakelen
* Bij de GTi. F
D
ruk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
Het alarmsysteem wordt
uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop gaat uit.
2
Page 44 of 412

Toegang tot de auto
42
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Uitschakelen van de interieurbeveiliging
De wegsleepbeveiliging wordt ook
uitgeschakeld (als uw auto hiermee is
uitgerust).
F
Z
et het contact af.F
D
ruk binnen 10 seconden op
de knop tot het verklikkerlampje
blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
D
ruk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening.
De interieurbeveiliging wordt uitsluitend
uitgeschakeld als deze procedure elke keer na
het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.
F Vergrendel de auto of schakel de
supervergrendeling in met de sleutel
in het slot van het bestuurdersportier.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
Afgaan van het alarm
Gedurende 30 seconden klinkt de sirene en
k nipperen de richtingaanwijzers.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop
snel knippert bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening,
is het alarm tijdens uw afwezigheid
afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt
aangezet.
Praktische informatie
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F O ntgrendel de auto met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan; het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
Alleen omtrekbeveiliging
Schakel de interieurbeveiliging (en de
wegsleepbeveiliging, als uw auto hiermee is
uitgerust) uit om te voorkomen dat het alarm
onnodig wordt ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto aanwezig is,
-
e
en ruit op een kier staat,
-
d
e auto wordt gewassen.
Page 45 of 412

Toegang tot de auto43
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Achterklep
Met de sleutel.
Met de afstandsbediening.
Openen Sluiten
F Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde.
F
D
ruk indien nodig op de bovenzijde van de
achterklep om deze volledig te sluiten.
Bij draaiende motor wordt dit
gesignaleerd door:
-
het branden van dit verklikkerlampje,- een waarschuwingsmelding die
enkele seconden wordt weergegeven.
Tijdens het rijden (snelheid hoger dan
10 km/h) wordt dit gesignaleerd door:
-
h
et branden van dit verklikkerlampje,
-
e
en waarschuwingsmelding die enkele
seconden wordt weergegeven,
-
e
en geluidssignaal.
Achterklep niet goed gesloten
F Ontgrendel de achterklep of de auto, druk op de knop zodat de achterklep op een
kier wordt gezet en beweeg de achterklep
omhoog.
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing in
de centrale vergrendeling, de achterklep
mechanisch ontgrendeld worden.
Ontgrendelen
F Klap de achterbank naar voren om bij het slot in de bagageruimte te komen,
F
S
teek een kleine schroevendraaier in de
opening A van het slot om de achterklep te
ontgrendelen.
Praktische informatie
2
Page 46 of 412

Toegang tot de auto
44
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Als de batterij van de afstandsbediening leeg
is, wordt u gewaarschuwd door dit lampje op
het dashboard, een geluidssignaal, en een
melding op het display.
F Wip het deksel los door een kleine schroevendraaier in de uitsparing te steken.
F
T
il de deksel op.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats de nieuwe batterij in de juiste
richting.
F
K
lik het deksel vast.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Storing afstandsbediening
Synchroniseren
F Zet het contact af.
F
Z et de sleutel in de stand 2 (Contact).
F
D
ruk zo snel mogelijk gedurende enkele
seconden op de vergrendelknop (gesloten
hangslot) van de afstandsbediening.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk als de storing niet is verholpen.
Page 47 of 412

Toegang tot de auto45
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sleutels verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto,
uw legitimatiebewijs en indien mogelijk
de sticker met de sleutelcode naar het
PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale
code van de sleutel en de transponder
opzoeken en voor nieuwe sleutels zorgen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een
systeem met een groot bereik. Het is raadzaam
om niet met de knop van de afstandsbediening
te spelen, om te voorkomen dat de portieren
per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw
afstandsbediening buiten het bereik en het
zicht van uw auto. De afstandsbediening
kan dan onbruikbaar worden en moet in dat
geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
Geen enkele afstandsbediening kan
functioneren als de sleutel in het contactslot
zit, zelfs als het contact uitstaat, behalve
voor het synchroniseren.
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering; dit kan tot
storingen leiden.
Vergrendelde auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in
geval van nood de toegang tot het interieur
belemmeren.
Laat uit veiligheidsoverwegingen geen
kinderen alleen achter in de auto.
Neem in alle gevallen de sleutel mee als u
de auto verlaat.
Gebruikte auto
Laat door het PEUGEOT-netwerk
controleren of alle in uw bezit zijnde sleutels
met uw auto zijn gelinkt, zodat u er zeker
van kunt zijn dat deze sleutels de enige zijn
waarmee uw auto ontgrendeld en gestart
kan worden.
2
Page 48 of 412

Toegang tot de auto
46
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Ruitbediening
Handmatige bediening
Openen
Sluiten
Kinderbeveiliging van de
achterportieren.
Automatische bediening
(volgens uitvoering)
Openen
Ongeveer 1 minuut nadat de sleutel is
v er wijderd, kunnen de ruiten niet meer
worden bediend. Zet het contact aan
om de ruiten weer te kunnen bedienen.
Beveiliging tegen beknellen
(volgens uitvoering)
Sluiten
Duw de schakelaar tot het zware
punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Trek de schakelaar tot het zware
punt. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten. Duw de schakelaar voorbij het zware
punt: zodra u de schakelaar loslaat
wordt de ruit volledig geopend. Druk
opnieuw op de schakelaar om het
openen te stoppen.
Trek de schakelaar voorbij het zware
punt: zodra u de schakelaar loslaat
wordt de ruit volledig gesloten. Druk
opnieuw op de schakelaar om het
sluiten te stoppen.
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet automatisch wil
sluiten, druk dan op de schakelaar
om de ruit helemaal te openen
en trek vervolgens de schakelaar
omhoog tot de ruit volledig is gesloten. Houd
de schakelaar na het sluiten nog ongeveer
1 seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.