Page 129 of 412

Rijden127
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Praktische informatie
F Selecteer de stand D om automatisch te laten schakelen
tussen de versnellingen.
De versnellingsbak werkt dan in de auto-
adaptieve stand, zonder dat u zelf hoeft
te schakelen. De versnellingsbak kiest
voortdurend de meest geschikte versnelling,
afhankelijk van de rijstijl, het profiel van de weg
en de belading van de auto.
Voor een maximale acceleratie zonder de
stand van de selectiehendel te wijzigen,
moet het gaspedaal volledig worden
ingetrapt (kickdown). De versnellingsbak
schakelt automatisch terug of handhaaft de
ingeschakelde versnelling totdat de motor het
maximumtoerental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnellingsbak
automatisch terug om sterker op de motor af te
remmen.
Om veiligheidsredenen schakelt de
versnellingsbak niet naar een hogere
versnelling als u het gaspedaal plotseling
loslaat.Handmatig schakelen
In deze sequentiële stand kunt u zelf schakelen.
F Z et de selectiehendel in de stand M .
F
B
eweeg de selectiehendel kort
naar voren om op te schakelen.
F
B
eweeg de selectiehendel
kort naar achteren om terug te
schakelen.
Ongeldige waarde
Dit symbool verschijnt als een
stand niet goed is ingeschakeld
(selectiehendel tussen twee standen). Als de motor stationair draait, het
rempedaal is losgelaten en de stand
R
, D of M is geselecteerd, rijdt de auto
ook zonder dat het gaspedaal wordt
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor nooit kinderen
alleen achter in de auto.
Trek de parkeerrem aan en
selecteer de stand P indien er
onderhoudswerkzaamheden moeten
worden uitgevoerd bij draaiende motor.
Selecteer de stand N nooit tijdens het
rijden.
Selecteer de stand P of R nooit voordat
de auto helemaal stilstaat.
U kunt op elk gewenst moment
overschakelen van de stand D naar M
en van M naar D .
Als de stand N tijdens het rijden per
ongeluk wordt geselecteerd, laat het
motortoerental dan terugzakken naar
stationair, zet de selectiehendel in de
stand D en geef weer gas.
Als de buitentemperatuur lager is dan
-23°C, is het voordat u gaat rijden
noodzakelijk om de motor gedurende
4
minuten stationair te laten draaien voor
een optimale werking en levensduur van
de motor en de versnellingsbak.
6
Page 130 of 412

Rijden
128
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Programma Sport
Dit specifieke programma vult de
automatische werking aan onder bijzondere
rijomstandigheden. F
D
ruk bij draaiende motor op de
toets "S" .
Het schakelprogramma maakt dan automatisch
een dynamische rijstijl mogelijk.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding "S" .
Programma Sneeuw Terugkeren naar het
automatische programma
Parkeren van de auto
De automatische transmissie kan
beschadigd raken:
F
a
ls u gelijktijdig het gas- en het
rempedaal intrapt,
F
a
ls u, wanneer de accu geen
stroom levert, de selectiehendel
geforceerd in de stand P of een
andere stand zet.
Als u langere tijd stilstaat met draaiende
motor (files...), kunt u, om brandstof te
besparen, de selectiehendel in de stand
N zetten en de parkeerrem aantrekken.
Als de selectiehendel niet in de stand
P staat, wordt bij het openen van
het bestuurdersportier of ongeveer
45
seconden nadat het contact is
afgezet een waarschuwingsmelding
weergegeven op het display.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P ;
de waarschuwingsmelding verdwijnt.
Rijd altijd stapvoets wanneer u op
een ondergelopen weg rijdt of bij het
door waden van een diepe plas.
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display,
duidt dit op een storing in de transmissie.
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnelling
ingeschakeld. U kunt dan een hevige schok
voelen bij het selecteren van R vanuit de
stand P , of R vanuit de stand N . Dit heeft geen
schadelijke gevolgen voor de transmissie.
Rijd in deze situatie niet harder dan 100
km/h
(afhankelijk van de geldende snelheidslimiet).
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Dit specifieke programma vult de automatische
werking aan. Het vergemakkelijkt het wegrijden
en verbetert de tractie op wegen met weinig
grip. Voordat u de motor afzet:
F
Z
et de auto stil.
F
Z
et de selectiehendel in de stand P of N .
F
T
rek de parkeerrem aan.
F
D
ruk op de knop T als de motor
draait.
De transmissie past zich aan voor het rijden op
gladde wegen.
Op het instrumentenpaneel verschijnt de
aanduiding T . F
U k
unt op elk moment terugkeren
naar de auto-adaptieve stand door
nogmaals op de knop te drukken
om het programma Sport uit te
schakelen.
Page 131 of 412

Rijden129
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Schakelindicator
Dit systeem geeft aan welke versnelling moet
worden ingeschakeld om het brandstofverbruik
te reduceren.
Afhankelijk van de rijomstandigheden en de
uitrusting van uw auto kan het systeem u
adviseren één of meer versnellingen op te
schakelen. U kunt deze aanwijzingen opvolgen
zonder de tussenliggende versnellingen in te
hoeven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van de
situatie op de weg, de verkeersdrukte en de
veiligheid. De bestuurder blijft derhalve altijd
zelf verantwoordelijk voor het al dan niet
opvolgen van de aanwijzing.
De functie kan niet worden uitgeschakeld.
Bij een elektronisch gestuurde of automatische
versnellingsbak is dit systeem uitsluitend actief
in de handgeschakelde stand.
De informatie wordt in de vorm van een pijl
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Daarnaast kan de aanbevolen versnelling
worden weergegeven. Het systeem past het schakeladvies
aan de rijomstandigheden (helling,
belading van de auto, ...) en de rijstijl
van de bestuurder (veel vermogen
nodig, accelereren, remmen, ...) aan.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
-
d
e eerste versnelling in te
schakelen,
-
de achteruitversnelling in te schakelen.
6
Page 132 of 412

Rijden
130
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Wegrijden op een helling
Als de auto bergopwaar ts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een elektronisch gestuurde versnellingsbak:
als de stand A is geselecteerd.
Bij een automatische transmissie: als de stand
D is geselecteerd.
De Hill Start Assist zorgt ervoor dat uw auto
nadat u op een helling bent gestopt ongeveer
2
seconden op zijn plaats wordt gehouden als
u het rempedaal loslaat, zodat u de tijd heeft
om uw voet naar het gaspedaal te verplaatsen
zonder dat de auto in beweging komt.
Als de auto bergafwaar ts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt
de auto even op zijn plaats gehouden als u
het rempedaal loslaat. Zorg dat niemand de auto verlaat in de
korte periode dat de Hill Start Assist in
werking is.
Als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait, trek dan de parkeerrem
met de hand aan. Controleer of het
verklikkerlampje van de parkeerrem
op het instrumentenpaneel permanent
brandt.
Storing
Bij een storing in het systeem blijven deze
verklikkerlampjes branden.
Laat uw auto controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats. De Hill Start Assist werkt als:
-
d
e auto volledig stil wordt gehouden met
het rempedaal ingetrapt,
-
d
e hellingshoek aan bepaalde
voor waarden voldoet,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten.
De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Page 133 of 412

Rijden131
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Stop & Start-systeem
Het verklikkerlampje "ECO" op het
instrumentenpaneel gaat branden en de
motor wordt in de STOP-stand gezet.
Werking
STOP- stand
Met e-HDi- of BlueHDi-dieselmotor en
elektronisch gestuurde versnellingsbak :
-
S
nelheid lager dan 6 km/h.
-
S
electiehendel in de stand N .
Of
-
R
empedaal ingetrapt.
Bijzonderheden
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- he t bestuurderportier geopend is,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
-
d
e auto sinds de laatste start met de sleutel
niet sneller dan 10
km/h heeft gereden,
-
d
e klimaatregeling in het interieur dat niet
toelaat,
-
d
e voorruitontwaseming is ingeschakeld,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur...).
Het verklikkerlampje "ECO" knippert een
paar seconden en gaat vervolgens uit.
Deze werking van het systeem is volkomen
normaal.
Dit systeem zet de motor tijdelijk af (STOP-
stand) als u stopt (bij rood licht, opstoppingen
enz.). De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt rijden. Het
starten gebeurt direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem is per fect afgestemd
op stadsgebruik en zorgt voor een lager
brandstofverbruik, minder uitstoot van
schadelijke stoffen en een aangename rust in
het interieur tijdens het wachten.
Met BlueHDi-dieselmotor en
handgeschakelde versnellingsbak :
-
Z
odra de auto tot stilstand komt.
-
V
ersnellingshendel in de neutraalstand en
koppelingspedaal niet ingetrapt.Met PureTech-benzinemotor en handgeschakelde
versnellingsbak, elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische transmissie :
- Zodra de auto tot stilstand komt.
- V
ersnellingshendel in de neutraalstand
en koppelingspedaal niet ingetrapt
(handgeschakelde versnellingsbak).
-
Rempedaal ingetrapt of selectiehendel
in de stand N (elektronisch gestuurde
versnellingsbak of automatische transmissie).
6
Page 134 of 412

Rijden
132
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Het systeem werkt de eerste
10 seconden na het inschakelen van de
achteruitversnelling niet.
Als de motor door het Stop & Start-
systeem in de STOP-stand wordt gezet,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het Stop
& Start-systeem in de STOP-stand is
gezet. Zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het contactslot. Een teller telt de duur van de
momenten dat de motor afgezet
is, op. Elke keer als u het contact
opnieuw aanzet, wordt deze
teller op 0
gezet.
Praktische informatie
S TA R T- s t a n d
BijzonderhedenUit veiligheids- en comfortoverwegingen wordt
de START-stand automatisch geactiveerd als:
-
he
t bestuurderportier wordt geopend,
-
de
veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-
e
r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling
airconditioning...).
Het verklikkerlampje "ECO"
knippert een paar seconden en gaat
vervolgens uit.
Dat onder deze omstandigheden de START-
stand wordt geactiveerd, is volkomen
normaal.
Met handgeschakelde versnellingsbak
:
-
K
oppelingspedaal ingetrapt.
Met elektronisch gestuurde versnellingsbak
/ automatische transmissie :
-
S
electiehendel in de stand A / D of M .
-
R
empedaal niet ingetrapt.Het verklikkerlampje "ECO" gaat uit en
de motor wordt automatisch gestart.
of
-
S
electiehendel in de stand N .
-
R
empedaal niet ingetrapt.
-
V
ervolgens selectiehendel in de stand A /
D of M .
of
-
A
chteruitversnelling ingeschakeld.
Als u in de STOP-stand bij een auto met
een handgeschakelde versnellingsbak
een versnelling inschakelt, maar daarbij
het koppelingspedaal niet volledig intrapt,
wordt er een melding weergegeven
met het verzoek het koppelingspedaal
volledig in te trappen, omdat anders de
motor niet gestart kan worden.
Page 135 of 412

Rijden133
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Handmatig uitschakelen
- Indrukken.
- H et lampje van de schakelaar blijft
branden.
-
E
r wordt een melding weergegeven.
Als de motor is afgezet in de STOP-stand,
wordt deze onmiddellijk weer gestart.
Handmatig inschakelen
Rijden op een overstroomde weg
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg voor meer adviezen over
met name het rijden op overstroomde
wegen de desbetreffende rubriek.
Openen van de motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het Stop &
Start-systeem altijd uit alvorens werkzaamheden
onder de motorkap uit te voeren om
verwondingen als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld als u het
thermische comfort in het interieur op peil wilt
houden, kan het nuttig zijn om het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
U kunt het systeem op elk gewenst moment
uitschakelen wanneer het contact aan staat.
Met deze schakelaar kunt u de functie Stop &
Start uitschakelen.
Storing
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van een speciale 12V-accu.
Werkzaamheden aan dit type accu
dienen uitsluitend door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats te worden uitgevoerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de 12V-accu.
Bij een storing in het systeem gaat het
verklikkerlampje in de schakelaar "ECO OFF"
knipperen en vervolgens constant branden.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou optreden,
kan het zijn dat de motor niet meer wil aanslaan
of direct afslaat. Alle verklikkerlampjes op het
instrumentenpaneel gaan branden. Zet in dat geval het
contact af en start de auto met behulp van de sleutel.
-
Indrukken.
- H et lampje van de schakelaar gaat uit.
-
Er wordt een melding ter bevestiging weergegeven.
Als de motor is afgezet in de STOP-
stand, wordt hij onmiddellijk weer gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt
automatisch weer ingeschakeld als het
contact wordt aangezet.
6
Page 136 of 412

Rijden
134
208_nl_Chap06_conduite_ed01-2016
Snelheidsbegrenzer
"LIMIT"
Stuurkolomschakelaars
"Dit is de gekozen snelheid die de bestuurder
niet wil overschrijden".
Het instellen van de maximumsnelheid is
mogelijk bij stilstaande auto met draaiende
motor, of tijdens het rijden. De ingestelde
snelheid dient minimaal 30 km/h te bedragen.
De snelheid wordt verhoogd naarmate het gaspedaal
dieper wordt ingetrapt tot aan het zware punt van het
gaspedaal, waarbij de ingestelde snelheid is bereikt.
Als het gaspedaal tot voorbij het zware
punt wordt ingetrapt, wordt de ingestelde
snelheid echter overschreden. Als het
gaspedaal vervolgens geleidelijk weer wordt
losgelaten en de wagensnelheid onder de
ingestelde maximumsnelheid komt, wordt de
snelheidsbegrenzer weer geactiveerd.
Het systeem kan worden bediend bij
stilstaande auto met draaiende motor, of
tijdens het rijden.
F
Z
et de draaiknop in de stand "LIMIT" : de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (PAUSE).
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Selecteren
1 . Selecteren/uitschakelen van de
snelheidsbegrenzer
2.
V
erhogen van de ingestelde snelheid.
3.
V
erlagen van de ingestelde snelheid.
4.
In
schakelen/onderbreken van de
snelheidsbegrenzer.
Instellen van een snelheid
Om de ingestelde snelheid te verhogen :
-
D
ruk op de toets SET +.
Om de ingestelde snelheid te verlagen :
-
D
ruk op de toets SET -.
Druk de toets kort in om de snelheid met
1
km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verhogen.
Druk de toets kort in om de snelheid met
1
km/h te verhogen.
Houd de toets ingedrukt om de snelheid in
stappen van 5
km/h te verhogen.
Er kan, bij draaiende motor, een snelheid worden
ingesteld zonder de begrenzer in te schakelen.