Page 193 of 412

Storingen verhelpen191
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
F Plaats het voetstuk van de krik 2 op de
grond en controleer of deze zich loodrecht
onder het steunpunt A aan de voorzijde of
het steunpunt B aan de achterzijde bevindt.
Gebruik het steunpunt dat zich het dichtste
bij het te verwisselen wiel bevindt.
Demonteren van het wiel
Stilzetten van de auto
Zet de auto op een plaats waar het
verkeer niet gehinderd wordt en zorg
ervoor dat de auto op een horizontale,
stabiele en stroeve ondergrond staat.
Trek de handrem aan.
Zet het contact af.
Handgeschakelde versnellingsbak:
schakel de eerste versnelling in om de
wielen te blokkeren.
Elektronisch gestuurde versnellingsbak:
zet de selectiehendel in de stand R om
de wielen te blokkeren.
Automatische transmissie: zet de
selectiehendel in de stand P om de
wielen te blokkeren.
Controleer of de verklikkerlampjes van
de handrem op het instrumentenpaneel
branden.
Controleer of de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige
plaats bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen
op de krik steunt; gebruik een bok.
F Ver wijder de sierdop van de wielbouten met het gereedschap 3 ( volgens uitvoering).
F
Be
vestig de moer 4 op de wielsleutel 1 en
draai de slotbout een omwenteling los
(volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten een
omwenteling los met alleen de wielsleutel 1 .
Gebruik:
-
d
e krik uitsluitend voor het
opkrikken van de auto,
-
g
een andere krik dan de bij de auto
geleverde krik.
Procedure
8
Page 194 of 412
Storingen verhelpen
192
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
F Ver wijder de wielbouten en leg ze op een schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
F
D
raai de krik 2
uit tot de kop van de krik
het gebruikte steunpunt A of B raakt; het
contactvlak van het steunpunt A of B van
de auto moet goed in het centrale gedeelte
van de kop van de krik steken. Zorg ervoor dat de krik stabiel staat op
een stroeve en harde ondergrond. Plaats
de krik uitsluitend onder de steunpunten
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het steunpunt correct in
de kop van de krik steekt. Zo niet, dan
kan de auto beschadigd raken en/of de
krik wegzakken of zelfs wegschuiven:
kans op letsel!
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
Page 195 of 412

Storingen verhelpen193
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Monteren van het wiel
Bevestiging van het
reser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reservewiel de
ringen van de bouten de velg niet raken.
Als de bouten volledig zijn aangedraaid,
zorgt het conische deel van de bouten
voor de bevestiging van het reservewiel
(zie schema).
Zorg er tijdens het weer monteren van
de lichtmetalen velg voor dat de ringen
van de wielbouten schoon zijn.
Na het verwisselen van het wiel
Ver wijder de naafdop van het wiel
om het op de juiste manier in de
bagageruimte op te bergen.
Rijd met een auto die is voorzien van
een "normaal" 15 inch reservewiel niet
sneller dan 80
km/h.
Een auto met 16
inch of 17 inch velgen
is uitgerust met een noodreservewiel;
rijd hiermee niet sneller dan 80
km/h.
Laat zo snel mogelijk het
aanhaalmoment van de wielbouten en
de bandenspanning van het reservewiel
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het
reservewiel.
8
Page 196 of 412
Storingen verhelpen
194
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
F Laat de krik zakken.
F V ouw de krik 2 op en verwijder hem. F
D raai de slotbout vast met de wielsleutel
1 en de moer 4 (volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten vast met
alleen de wielsleutel 1 .
F
B
evestig de doppen op de overige
wielbouten (volgens uitvoering).
F
B
erg het gereedschap op in de houder.
Procedure
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de wielbouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met de wielsleutel 1
e
n de
moer 4
e
nigszins vast (volgens uitvoering).
F
D
raai de overige wielbouten enigszins vast
met alleen de wielsleutel 1 .
Page 197 of 412

Storingen verhelpen195
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Een lamp vervangen
Verlichting vóór
A. Uitvoering met LED-verlichting
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
De koplampunits zijn voorzien van glas van
polycarbonaat met een speciale vernislaag:
F reinig de koplampen nooit met een droge of schurende doek en
gebruik geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater
of een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een
hogedrukreiniger hardnekkig vuil
probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op
de koplampen, de achterlichten
en de randen ervan gericht, om
beschadiging van de vernislaag en
de afdichtrubbers te voorkomen.
B. Uitvoering zonder LED-verlichting
1. Grootlicht (H7-55W).
2. D imlicht (H7-55W).
3.
D
agrijverlichting/parkeerlicht (LED-
verlichting).
4.
R
ichtingaanwijzers (PWY-24W).
5.
Mi
stlampen (volgens uitvoering:
bochtverlichting) (H11-55W). 1. G
rootlicht (H7-55W).
2. D imlicht (H7-55W).
3.
D
agrijverlichting/parkeerlicht (W5-5W).
4.
R
ichtingaanwijzers (PWY-24W).
5.
Mi
stlampen (volgens uitvoering:
bochtverlichting) (H11-55W).
Bij het vervangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers
aan, maar gebruik een niet-
pluizende doek.
In verband met het behoud van de kwaliteit
van de koplampen mogen uitsluitend anti-
UV-lampen worden gebruikt.
Vervang een kapotte lamp altijd
door een nieuwe lamp met dezelfde
specificaties.
8
Page 198 of 412
Storingen verhelpen
196
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
De amberkleurige lampen, zoals die
van de richtingaanwijzers, moeten
worden vervangen door lampen met
dezelfde kleur en specificaties.
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig
de beschermkap om ervoor te zorgen
dat de lampunit goed wordt afgedicht.
Wanneer het controlelampje van de
richtingaanwijzer (rechts of links) met
een hogere frequentie dan normaal
knippert, duidt dit op een defecte lamp
aan de desbetreffende zijde.
Lamp van richtingaanwijzer
vervangen
F Draai de fitting een kwart slag en ver wijder
deze.
F
Trek de lamp uit de fitting en vervang de lamp.Verricht voor het monteren van de lampen de
genoemde handelingen in de omgekeerde volgorde.
C. GTi- uitvoering
1. Grootlicht (H7-55W).
2. D imlicht (H7-55W).
3.
D
agrijverlichting/parkeerlicht (LED-
verlichting).
4.
R
ichtingaanwijzers (LED-verlichting).
5.
Mi
stlampen (volgens uitvoering:
bochtverlichting) (H11-55W).
Page 199 of 412
Storingen verhelpen197
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Lampen grootlicht vervangen
F Neem de hoofdstekker los van de koplamp.
F T rek via de lip de beschermkap los.
F
T
rek de stekker van de lamp los.
F
V
er wijder de lamp en vervang deze.
Dagrijverlichting / parkeerlicht
vervangen
F Draai de lamphouder een kwart omwenteling en verwijder deze.
F
V
erwijder en vervang de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden.
Lampen dimlicht vervangen
F Trek aan de borglip om de beschermkap te verwijderen.
F
N
eem de stekker van de lamp los.
F
D
ruk de veer uit elkaar om de lamp te
kunnen verwijderen (uitvoering A ).
F
T
rek de lamp uit de lamphouder en vervang
de lamp.
Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde; richt daarbij de pasnok van de lamp
naar beneden (uitvoering A ) of naar boven
(uitvoering B ).
8
Page 200 of 412
Storingen verhelpen
198
208_nl_Chap08_cas-de-panne_ed01-2016
Dagrijverlichting / parkeerlicht
vervangen (LED's)
Neem voor het vervangen van dit type lamp
met LED’s contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Lampen van mistlampen /
bochtverlichting vervangen
F Via de opening onder de voorbumper kunt u de mistlampen vóór bereiken.
F
N
eem de stekker van de lamphouder los
door aan de bovenkant op de borglip te
drukken.
F
V
er wijder de lamphouder door op de twee
klemmen te drukken (boven en onder).
F
V
ervang de unit. Voer het monteren uit in de omgekeerde
volgorde.
U kunt deze unit bestellen bij
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Voor het vervangen van deze lampen
kunt u ook terecht bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.