Page 169 of 412

Praktische informatie167
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Onder de motorkap
De hendel in het interieur is zo geplaatst
dat de motorkap niet kan worden
geopend als het linker voorportier
gesloten is.
Schakel het Stop&Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder de
motorkap wilt uitvoeren, om letsel
door het automatisch activeren van de
START-stand te voorkomen.
F Laat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot vallen.
F Trek aan de motorkap om te controleren of
deze goed vergrendeld is.
F
N
eem de motorkapsteun C uit de houder
en bevestig deze in de uitsparing om de
motorkap geopend te houden.
Open de motorkap niet als het hard waait.Wees bij warme motor voorzichtig met
het bedienen van de veiligheidshaak
en de motorkapsteun (kans op
brandwonden).
Openen
F Duw de hendel B omhoog en til de motorkap op.
A.
H
endel in het interieur.
B.
H
endel aan de buitenzijde.
C.
Motorkapsteun.
In verband met de aanwezigheid van
elektrische uitrustingen in de motorruimte
wordt geadviseerd om blootstelling aan
water (regen, wassen, ...) te beperken.
F Open het linker voorportier.
F
T rek de hendel A aan de onderzijde van de
portiersponning naar u toe.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun C uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
7
Page 170 of 412
Praktische informatie
168
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Dit overzicht is een hulpmiddel bij
het controleren van de verschillende
vloeistofniveaus en het vervangen van
bepaalde onderdelen.
Benzine
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. R eservoir koelvloeistof.
3.
R
eservoir remvloeistof.
4.
A
ccu/zekeringen.
5.
Zekeringkast.
6.
Luchtfilter.
7.
Oliepeilstok.
8.
M
otorolie (bij)vullen.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden) en
de koelventilator kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Niveaus controleren
Controleer de niveaus regelmatig en neem
de voor waarden zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant in acht.
Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 171 of 412

Praktische informatie169
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren
van de verschillende vloeistofniveaus, het
vervangen van bepaalde onderdelen en het
ontluchten van het brandstofcircuit.
Diesel
1. Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir koelvloeistof.
3.
R
eservoir remvloeistof.
4.
A
ccu/zekeringen.
5.
Zekeringkast.
6.
Luchtfilter.
7.
Oliepeilstok.
8.
M
otorolie (bij)vullen.
9.
H
andopvoerpomp (volgens
motoruitvoering).
Het reservoir van het additief AdBlue
® bevindt
zich in de bagageruimte, onder het reservewiel.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden) en
de koelventilator kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Niveaus controleren
Controleer de niveaus regelmatig en neem
de voor waarden zoals vermeld in het
onderhoudsschema van de fabrikant in acht.
Vul indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
7
Page 172 of 412

Praktische informatie
170
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Niveau
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA XI" te
bevinden. Controleer indien dit niet het geval is
of de remblokken van uw auto zijn versleten.
Niveaus controleren
Remvloeistof ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van
de fabrikant voor het voorgeschreven
verversingsinterval.
Type remvloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
remvloeistof. Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet
bijvullen. PEUGEOT adviseert u om elke
5000
km het olieniveau te controleren
en, indien nodig, olie bij te vullen.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd
via de motorolieniveaumeter op
het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering), of met de oliepeilstok.
Olie ver versen
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het verversingsinterval voor uw
auto.
Voeg nooit additieven toe aan de motorolie
om een verminderde betrouwbaarheid van de
motor en de emissieregeling te voorkomen.
Type motorolie
Gebruik de door de fabrikant aanbevolen
motorolie voor uw auto en motoruitvoering.
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer heet
zijn (kans op brandwonden) en de
motorventilateur kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact). De controle van het motorolieniveau is alleen
betrouwbaar als de auto op een vlakke,
horizontale ondergrond staat en de motor
minstens 30 minuten niet heeft gedraaid.
Page 173 of 412

Praktische informatie171
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Olieniveau Praktische informatie
Oliepeilstok
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de motorruimte en de
oliepeilstok.
2
merktekens op de peilstok:
-
A = maxi; het olieniveau mag
nooit boven dit niveau uitkomen,
- B = mini; als het olieniveau niet
boven het niveau B uitkomt,
moet het voor de motor van
uw auto voorgeschreven type
motorolie worden bijgevuld via
de vuldop.
Controle
F Open de motorkap en bevestig de motorkapsteun om hem open te houden.
F
V
er wijder de oliepeilstok en veeg hem af
met een schone doek.
F
Steek de oliepeilstok weer volledig in de houder
en verwijder hem weer om het olieniveau te
controleren aan de hand van de merktekens.
F Steek de oliepeilstok weer in de houder.
Te laag olieniveau
F Zoek de olievuldop op.
F V erwijder de olievuldop.
F
V
ul motorolie bij, waarbij het olieniveau niet
oven het merkteken A uit mag komen.
F
B
reng de olievuldop weer aan. Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden) en
de koelventilator kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor ten minste 30
minuten niet
heeft gedraaid.
Oliekwaliteit: gebruik motorolie van het
type dat wordt voorgeschreven in het
onderhouds- en garantieboekje van de
auto.
7
Page 174 of 412

Praktische informatie
172
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Niveau te laag
Als het motorolieniveau te laag is, gaat het
symbool " OIL" knipperen of wordt een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Storing
Als de motorolieniveaumeter defect is, gaat het
symbool " OIL _ _" knipperen of wordt een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Niveau correct
Het is normaal om tussen twee
onderhoudsbeurten (of tussen twee
keer olie verversen) olie bij te vullen.
PEUGEOT adviseert u elke 5000
km het
olieniveau te controleren met de peilstok
en indien nodig olie bij te vullen.
Elektronische olieniveaumeter
Het olieniveau wordt enkele seconden na
het aanzetten van het contact automatisch
gecontroleerd, waarbij een melding verschijnt op
het display of het scherm (volgens uitvoering).
Het weergegeven niveau is alleen betrouwbaar als de
auto op een vlakke, horizontale ondergrond staat en
de motor ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de
daarvoor bestemde containers
bij het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Afgewerkte producten
Page 175 of 412

Praktische informatie173
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
Oliefilter
Laat bij het olie verversen tevens het
oliefilter vervangen.
Raadpleeg het onderhoudsschema
van de fabrikant voor het
vervangingsinterval van dit
onderdeel.
Luchtfilter
Laat het luchtfilter periodiek
vervangen volgens het in het
onderhoudsschema van de fabrikant
aangegeven interval.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
als het remsysteem te optimaliseren,
selecteert en biedt PEUGEOT
specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een
laagje vocht of onder winterse
omstandigheden ijs vormen op de
remschijven en remblokken: de
remwerking kan daardoor afnemen.
Rem een paar keer lichtjes om de
remmen vocht- en ijsvrij te maken.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles
door, te laten controleren.
Staat van remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor
informatie over het controleren van
de slijtage van de remschijven.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Als de omgeving (veel stof...) en het gebruik
(veel stadsverkeer...) daartoe aanleiding
geven, moeten het luchtfilter twee keer zo
vaak worden ver vangen.
Een verstopt luchtfilter kan de prestaties van de
motor verminderen.
7
Page 176 of 412

Praktische informatie
174
208_nl_Chap07_informations-pratiques_ed01-2016
BlueHDi
en additief AdBlue
®
Technologie SCR
AdBlue® is de merknaam van een vloeistof die
noodzakelijk is voor de goede werking van het
SCR-systeem.
Auto's met een BlueHDi-motor zijn voorzien
van een specifiek reservoir voor de AdBlue
®
met een inhoud van 17
liter .
Het AdBlue
®-reservoir kan worden bijgevuld
met bidons van 5 of 10 liter of flacons van
1,8 9
l.
De BlueHDi-technologie verlaagt de uitstoot
van NOx (stikstofoxide) met wel 90% dankzij
een systeem dat de NOx omzet in waterdamp
en stikstof met behulp van een specifieke SCR-
katalysator (Selective Catalytic Reduction).
Hiermee voldoet de auto aan de Euro
6 -emissienormen van de Europese Unie.
Deze normen zijn bedoeld om de uitstoot van
schadelijke stoffen door verbrandingsmotoren
te beperken.
De SCR-technologie van de BlueHDi-
dieselmotoren maakt gebruik van de inspuiting
van de vloeistof AdBlue
® in het uitlaatsysteem. Controleer of de houdbaarheidsdatum niet is
verstreken.
Lees de aanwijzingen op het etiket.
Als u zelf het AdBlue
®-reservoir wilt bijvullen,
zorg er dan voor dat u over de juiste vulslang
beschikt (al dan niet meegeleverd met de
b i d o n).
U kunt het reservoir natuurlijk ook laten
bijvullen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.