Overzicht
10
208_nl_Chap00b_vue-ensemble_ed01-2016
Overzicht onder de
motorkap
Identificatie 220
Afmetingen 218 -219
Lampen vervangen
1
95-201
-
voor
-
achter Brandstoftank leeg (diesel)
2
14
Motorkapontgrendeling 1
67
Onder de motorkap (benzine)
1
68
Onder de motorkap (diesel)
1
69
Benzinemotoren
215-216
Dieselmotoren
2
15, 217 12 V - a c c u
2 0 8 - 2 11
Spaar fase accu, eco-mode
1
61
Zekeringen motorruimte
20
2-203, 207
Zekeringen dashboard
2
02-206
Gewichten (benzine)
21
5 -216
Gewichten (diesel)
2
15, 217
Additief AdBlue
1
74-180
Niveaus c o nt r o l e r e n
8
9, 16 8 -172 , 178 -179
-
olie
-
remvloeistof
-
koelvloeistof
-
ruitensproeiervloeistof
-
b
randstofadditief (HDi-
dieselmotor met AdBlue
®)
Controle en onderhoud 1 68-169, 173
-
luchtfilter
-
o
lie, oliefilter
-
r
oetfilter (diesel)
-
remvloeistof
-
remblokken/-schijven
11
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
Instrumentenpanelen
Verlichting instrumentenpaneel
Knop
Dimmer dashboardverlichting.
Weergave van de
onderhoudsinformatie.
Sfeerverlichting van het
instrumentenpaneel.
Toerenteller (x 1000
t /min
of rpm), schaalverdeling
afhankelijk van de
motoruitvoering (benzine of
diesel).
Toerenteller
Meter
Koelvloeistoftemperatuurmeter.
Snelheidsmeter
Analoge snelheidsmeter
(km/h of mph).
Niveaumeter
Brandstofniveaumeter.
Instellen van de klok.
Op nul zetten van de geselecteerde functie
(onderhoudsindicator of dagteller).
Volgens uitvoering:
-
I
nstellen van de klok.
-
D
igitale snelheidsmeter.
1
Instrumentenpaneel
16
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
ControlelampjeStatusOorzaak Acties / Opmerkingen
Voet op het
koppelingspedaalpermanent.In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem wordt de motor niet
gestart als u het koppelingspedaal
slechts gedeeltelijk intrapt. Trap het koppelingspedaal helemaal in zodat de motor
gestart kan worden.
Stop & Star t permanent.
Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de STOP-stand gezet (verkeerslicht,
stopbord, opstopping, enz.).Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat
dan uit. De STOP-stand is nu niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in de
START-stand gezet. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Start-systeem.
Automatische
ruitenwissers permanent.
De ruitenwisserschakelaar is naar
beneden bewogen. De automatische stand van de ruitenwissers vóór is
geactiveerd.
Beweeg om de automatische stand van de
ruitenwissers te deactiveren de hendel omlaag of zet
de hendel in een andere stand.
Passagiersairbagpermanent.
De schakelaar in het dashboardkastje
staat in de stand "OFF".
De frontairbag aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
U kunt een kinderzitje met de "rug
in de rijrichting" plaatsen, behalve
in het geval van een storing in het
airbagsysteem (verklikkerlampje
airbags brandt). Zet de schakelaar in de stand "
ON" om de frontairbag
aan passagierszijde in te schakelen.
Bevestig in dit geval op deze zitplaats geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
Instrumentenpaneel
34
208_nl_Chap01_instruments-bord_ed01-2016
Dimmer verlichting
Twee knoppen
Als de verlichting van de auto is ingeschakeld:
Eén knop
F Druk op deze knop om de lichtsterkte te verhogen. F
D ruk op de knop om de
lichtsterkte te variëren,
F
D
ruk op deze knop om de
lichtsterkte te verlagen. F
l
aat de knop los zodra de gewenste
lichtsterkte is bereikt.
Laat de knop los zodra de gewenste lichtsterkte
is bereikt. U kunt de lichtsterkte van de verlichting van
het dashboard en het touchscreen handmatig
aanpassen aan het licht van de omgeving.
De dashboardverlichting kan niet worden
ingesteld als de verlichting van de
auto is uitgeschakeld of, bij auto's met
dagrijverlichting, in de dagstand staat.
Touchscreen
F Selecteer " Scherminstelling" .
F
D
ruk op MENU
om het
"HOOFDMENU" weer te geven.
F Selecteer
"Instellingen" .
F Selecteer
"Secundaire pagina" .
Instellen
F
R
egel de lichtsterkte door de cursor te
verschuiven.
Instrumentenpaneel
Toegang tot de auto
44
208_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Batterij vervangen
Batterij ref.: CR1620 / 3 V.
Als de batterij van de afstandsbediening leeg
is, wordt u gewaarschuwd door dit lampje op
het dashboard, een geluidssignaal, en een
melding op het display.
F Wip het deksel los door een kleine schroevendraaier in de uitsparing te steken.
F
T
il de deksel op.
F
V
erwijder de lege batterij.
F
P
laats de nieuwe batterij in de juiste
richting.
F
K
lik het deksel vast.
Gooi de lege batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze bevatten
metalen die schadelijk zijn voor het milieu.
Lever lege batterijen in bij een speciaal
verzamelpunt.
Storing afstandsbediening
Synchroniseren
F Zet het contact af.
F
Z et de sleutel in de stand 2 (Contact).
F
D
ruk zo snel mogelijk gedurende enkele
seconden op de vergrendelknop (gesloten
hangslot) van de afstandsbediening.
F
Z
et het contact af en ver wijder de sleutel
uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Na het losnemen en weer aansluiten van de
accukabels, het vervangen van de batterij
van de afstandsbediening of een storing in de
afstandsbediening kan de auto niet meer met
de afstandsbediening ontgrendeld, vergrendeld
en gelokaliseerd worden.
F
O
ntgrendel of vergrendel de auto eerst met
de sleutel in het slot.
F
S
ynchroniseer vervolgens de
afstandsbediening.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk als de storing niet is verholpen.
Ergonomie en comfort57
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Neem voor een optimale werking van de ventilatie en airconditioning de volgende
gebruiksadviezen in acht:
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de
uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient
voor de regeling van de automatische airconditioning.
F
D
e airconditioning werkt alleen bij draaiende motor.
F
Z
et de airconditioning minstens één tot twee keer per maand vijf tot tien minuten aan
om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek
vervangen.
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het toegevoegde speciale
actieve middel draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor de inzittenden en een schoon
interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
L
aat om de per fecte werking van de airconditioning te garanderen het systeem
regelmatig controleren zoals voorgeschreven in het garantie- en onderhoudsboekje.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij
een hoge buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een
optimale trekkracht van de motor.
Praktische informatie
Als de auto lange tijd in de zon heeft
gestaan en de temperatuur in het
interieur hoog is opgelopen, zet dan de
ruiten enige tijd open.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat
de lucht in het interieur goed ververst
wordt.
Het airconditioningssysteem is chloorvrij
en is niet schadelijk voor de ozonlaag.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein
plasje water onder de auto vormt. Dit is
een normaal verschijnsel.
Stop & Start-systeem
De verwarming en de airconditioning werken uitsluitend bij draaiende motor.
Als u het thermische comfort in de auto op het door u gewenste niveau wilt houden, kunt u
tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over het Stop & Start-systeem.
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet het
interieur filter twee keer zo vaak
worden vervangen .
Een verstopt interieur filter kan de prestaties
van de airconditioning verstoren en
onaangename geuren veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant.
3
Ergonomie en comfort71
208_nl_Chap03_ergonomie-confort_ed01-2016
Voorzieningen interieur
Dashboardkastje
Het kastje bevindt zich onder in het dashboard
en is voorzien van een deksel met een
handgreep. Door de handgreep omhoog te
bewegen wordt het kastje geopend.
Het kastje biedt ruimte voor:
F
d
e map met de boorddocumentatie,
F
e
en waterfles.
Onder de voorstoel
Opbergplaats voor de gevarendriehoek in de
bijbehorende hoes of opbergdoos.
Matten
Gebruik, wanneer u een nieuwe mat
bevestigt aan bestuurderszijde, uitsluitend de
bevestigingen uit het bijgeleverde zakje.
De overige matten worden gewoon op de
vloerbedekking gelegd.
Bevestigen
Verwijderen
Ver wijderen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
z
et de stoel in de achterste stand,
F
m
aak de bevestigingen los,
F
v
erwijder vervolgens de mat.
Terugplaatsen
Terugplaatsen van de mat aan de
bestuurderszijde:
F
l
eg de mat goed op zijn plaats,
F
d
ruk de bevestigingen vast,
F
c
ontroleer of de mat goed vastzit.Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
g
ebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen;
het gebruik van deze bevestigingen
is verplicht.
-
g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kan de
bediening van de pedalen worden
gehinderd en kan de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer negatief
worden beïnvloed.
De door PEUGEOT goedgekeurde
matten zijn voorzien van twee
bevestigingen onder de stoel.
Groot open opbergvak
Dit bevindt zich op de plaats van de autoradio
(volgens uitvoering).
Open opbergvakken
Onder aan de middenconsole:
-
2 houders voor standaardformaat
frisdrankblikjes.
Portiervakken.
3
Veiligheid
96
208_nl_Chap05_securite_ed01-2015
Airbags
Algemeen
De airbags werken alleen als het
contact aan is. Het activeren van (een van) de airbags
gaat gepaard met wat rook en een
knal, als gevolg van de activering van
de pyrotechnische lading die in het
systeem is geïntegreerd.
De rook is niet schadelijk, maar kan
voor personen die hier gevoelig voor
zijn, irriterend zijn.
De knal die bij het afgaan wordt
geproduceerd, kan het gehoor
gedurende een korte periode enigszins
verminderen.
Registratiezones voor een aanrijding
A. Impactzone vóór.
B. Imp
actzone opzij.
Airbags vóór
Activering
De airbags worden opgeblazen, behalve de
airbag aan passagierszijde wanneer deze
is uitgeschakeld, bij een ernstige frontale
aanrijding binnen (een gedeelte van) de
impactzone vóór (A) , in de lengterichting
van de auto en vanaf de voorzijde richting
de achterzijde van de auto, die zich op een
horizontale ondergrond moet bevinden.
De airbag vóór wordt opgeblazen tussen de
bestuurder en het stuur of tussen de passagier
voorin en het dashboard om te verhinderen dat
deze naar voren wordt geslingerd. De airbags vóór beschermen de bestuurder
en voorpassagier bij een ernstige frontale
aanrijding, om de kans op hoofd- en borstletsel
te verkleinen.
De bestuurdersairbag is geïntegreerd in
het stuur wiel en de passagiersairbag in het
dashboard boven het dashboardkastje.
De airbags werken slechts eenmaal.
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt
(tijdens hetzelfde of een volgend
ongeval), worden de airbags niet meer
opgeblazen.
De airbags zijn speciaal ontworpen om de
veiligheid van de inzittenden (uitgezonderd
de middelste passagier achter) bij ernstige
aanrijdingen te verbeteren. De airbags
vormen een aanvulling op de werking van
de veiligheidsgordels met spanbegrenzers
(behalve bij de middelste passagier achter).
De elektronische schoksensoren registreren
de frontale en zijdelingse aanrijdingen waaraan
de registratiezones voor een aanrijding worden
blootgesteld:
- bij een ernstige aanrijding gaan de airbags
onmiddellijk af om de inzittenden van de auto
(uitgezonderd de middelste passagier achter)
te helpen beschermen. Direct na de aanrijding
ontsnapt het gas snel uit de airbags, zodat het
zicht niet wordt belemmerd en de inzittenden
de auto eventueel kunnen verlaten,
- bij een minder ernstige aanrijding of een aanrijding van achteren en in bepaalde
gevallen waarbij de auto over de kop slaat,
treden de airbags niet in werking. De
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties
voldoende te beschermen.