Page 17 of 211
Kort en bondig15
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof op de voorruit ge‐
spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Wis-/wasinstallatie voor 3 66,
sproeiervloeistof 3 155.
Klimaatregeling
Verwarmbare achterruit, verwarmbare buitenspiegels
Ü -toets indrukken om verwarming in
te schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 35.
Verwarmde buitenspiegel 3 32.
Ruiten ontwasemen en
ontdooien
Toets V indrukken,
Temperatuur op de hoogste stand
zetten.
Verwarmbare achterruit Ü AAN.
Automatisch geregelde airconditio‐
ning 3 96.
Automatisch ontwasemen
Het systeem controleert op een hoge vochtigheidsgraad in de auto. Als dathet geval is, kan het systeem over‐schakelen op toevoer van buitenlucht
en de airco of de verwarming
Page 18 of 211
16Kort en bondig
inschakelen. Het ventilatortoerental
kan worden verhoogd om beslaan te
voorkomen. Als de luchtvochtigheid
afneemt, keert het systeem terug
naar de eerdere stand.
Automatisch geregelde airconditio‐
ning 3 96.Elektrische aandrijvingP=ParkR=AchteruitversnellingN=Neutrale standD=RijstandL=Laag
De schakelhendel kan alleen door het
indrukken van de schakelhendelknop
bij ingeschakeld contact en ingetrapt
rempedaal uit P worden geschakeld.
Elektrische aandrijving 3 110.
Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ■ Bandenspanning en -staat 3 170,
3 199.
■ Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 151.
■ Ruiten, spiegels, buitenverlichting en kentekenplaat: vrij van vuil,
sneeuw of ijs en gebruiksklaar.
■ Juiste positie van spiegels, stoelen en veiligheidsgordels 3 31,
3 38, 3 43.
■ Werking van remsysteem bij lage snelheid, vooral bij vochtige rem‐
men.
Page 19 of 211
Kort en bondig17
Auto starten
■ Zet de schakelhendel op P of N. In
een andere stand start het aandrijf‐
systeem niet.
■ Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
■ De handzender moet zich in de auto bevinden. Trap het rempedaalin en druk op m.
Bedenk steeds dat "contact aan/uit" de staat van de auto inhoudt.
Voertuig starten en stoppen 3 108.
Aan/Uit-knop 3 106.
Bedrijfsmodi elektrisch
voertuig
De auto heeft twee bedieningsmodi:
Elektrische en verlengingsmodus ac‐
tieradius In beide modi rijdt de auto
via de elektrische aandrijving.
In de elektrische modus of de verlen‐ gingsmodus actieradius kunt u di‐
verse rijmodi selecteren:
Druk herhaaldelijk op de knop
RIJMODUS totdat de gewenste rijmo‐
dus wordt gemarkeerd.
Page 20 of 211

18Kort en bondig
De volgende rijmodi zijn selecteer‐
baar:
■ Normaal
■ Sport
■ Berg
■ Stilhouden
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig
3 110.
Parkeren9 Waarschuwing
■Parkeer de auto niet op een licht
ontvlambaar oppervlak. Door de
hoge temperatuur van het uit‐
laatsysteem kan het oppervlak
ontbranden.
■ Trek altijd de handrem aan. Trek gedurende ong. een se‐
conde aan schakelaar m.
De elektrische handrem is aan‐
getrokken wanneer controle‐
lamp P oplicht 3 76.
■ Schakel de ontsteking uit.
■ Als de auto vlak of op een oplo‐ pende helling staat, vóór het uit‐schakelen van het contact de
handrem aantrekken en de keu‐
zehendel op P zetten. Op een
oplopende helling bovendien de voorwielen van de stoeprand
wegdraaien.
Als de auto op een aflopende
helling staat, vóór het uitscha‐
kelen van het contact de hand‐
rem aantrekken en de keuze‐
hendel op P zetten. Bovendien
de voorwielen naar de stoep‐
rand toedraaien.
■ Sluit de ruiten.
■ Vergrendel de auto en activeer het alarmsysteem.
Handzender 3 20.
Diefstalalarmsysteem 3 29.
■ Koelventilatoren kunnen ook na het
afzetten van de motor in werkingtreden 3 150.
Page 21 of 211

Sleutels, portieren en ruiten19Sleutels, portieren en
ruitenSleutels, sloten ............................ 19
Portieren ...................................... 27
Antidiefstalbeveiliging ..................28
Buitenspiegels ............................. 31
Binnenspiegel .............................. 32
Ruiten .......................................... 33Sleutels, sloten
Sleutels Reservesleutels
Het sleutelnummer staat in de Car
Pass of op een afneembaar label.
Bij het bestellen van reservesleutels
moet het sleutelnummer worden ver‐
meld aangezien de sleutels deel uit‐
maken van de startbeveiliging.
Sloten 3 185.
Sleutel met uitklapbare
sleutelbaardDruk op de knop om de sleutel uit te
klappen.
Druk op de knop en klap de sleutel‐ baard weer terug.
Als het draaien aan de sleutel zwaar
wordt, inspecteer dan de sleutelbaard
op vuil.
Car Pass Op de Car Pass staan veiligheids‐
technische autogegevens. Daarom
moet deze goed worden bewaard.
Een eventueel ingeschakelde werk‐
plaats heeft voor het verrichten van
bepaalde werkzaamheden deze au‐
togegevens nodig.
Page 22 of 211

20Sleutels, portieren en ruitenHandzender
Voor een sleutelloze bediening van
de volgende functies:
■ Centrale vergrendeling 3 24
■ Open&Start-systeem 3 23
■ Auto starten 3 108
■ Diefstalalarmsysteem 3 29
■ Vergrendelingssysteem 3 28
■ Paniekalarm
■ Motoronderst. verwarming
aangesl.
■ Auto opladen/vertraagd opladen
negeren
■ Elektrisch bediende ruiten comfor‐ tabel openen 3 33
De afstandsbediening heeft een be‐
reik van ca. 60 meter. Dit kan beperkt worden door invloeden van buitenaf.
Afstandsbediening met zorg behan‐
delen, vochtvrij houden, beschermen
tegen hoge temperaturen en onnodig
gebruik vermijden.
Voertuiglocator/paniekalarm Druk één keer op ! om de positiebe‐
paler van de auto te initiëren. De rij‐
verlichting knippert en de claxon
klinkt drie keer.
Druk op ! en houd drie seconden
vast om het paniekalarm te activeren.
De claxon klinkt en de richtingaanwij‐ zers knipperen 30 seconden.
Druk ! opnieuw in om het paniek‐
alarm uit te schakelen.Motoronderst. verwarming
aangesl.
Activeert de verwarming of de airco
en de achterruitverwarming van bui‐
ten de auto.
De auto kan zijn uitgevoerd met au‐
tomatisch verwarmbare stoelen.
Deze kunnen zodanig worden gepro‐ grammeerd dat ze bij het activeren
van Motoronderst. verwarming
aangesl. gaan werken.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Gebruik voor een zo groot mogelijk bereik Motoronderst. verwarming
aangesl. wanneer de auto wordt op‐
geladen. Na het inschakelen van het
contact werkt het systeem weer nor‐
maal.
Page 23 of 211

Sleutels, portieren en ruiten21
Let op
Als de accu bijna leeg is, start de
motor bij lage buitentemperaturen
wellicht, zelfs als de auto via de op‐ laadkabel met een stopcontact ver‐
bonden is. Selecteer een van de vol‐ gende:
■ Bij lage buitentemperaturen : voor
starten van de motor bij +2°C of
minder
■ Bij zeer lage buitentemperaturen :
voor starten van de motor bij
-10°C of minder
Persoonlijke instellingen 3 85.
Als de auto op een extern stopcontact
is aangesloten, start de motor stan‐
daard niet. Als de motor moet starten, kan de instelling worden gewijzigd.
Persoonlijke instellingen 3 85.9 Gevaar
Activeer Motoronderst.
verwarming aangesl. niet wanneer
de auto in een garage of andere
gesloten ruimtes geparkeerd is,
omdat de auto eventueel kan star‐
ten, zelfs wanneer de auto via de
oplaadkabel met een stopcontact
verbonden is.
Let op
Let op: in sommige landen kan het op afstand starten van de motor door
geldende wet- en regelgeving wor‐
den beperkt.
Inschakelen 1. ) indrukken en loslaten; de por‐
tieren worden vergrendeld.
2. Houd # onmiddellijk ingedrukt
totdat de richtingaanwijzers knip‐
peren of gedurende ten minste
vier seconden. Door tijdens
Motoronderst. verwarming
aangesl. weer op # te drukken
wordt de functie uitgeschakeld.
Motoronderst. verwarming aangesl. wordt na 10 minuten automatisch uit‐
geschakeld, tenzij de periode wordt
verlengd.
Druk na het instappen tijdens de
Motoronderst. verwarming aangesl.
op de toets m met ingetrapt rempe‐
daal op het instrumentenbord voor
een normale bediening.
Periode verlengen
Herhaal voor het verlengen van de tijd
van de eerste Motoronderst.
verwarming aangesl. met nog eens
10 minuten de stappen voor het acti‐
veren van Motoronderst. verwarming
aangesl. terwijl de motor nog draait.
Daardoor hebt u in totaal 20 minuten.
Motoronderst. verwarming aangesl. kan tussen ritten door maar één keer
worden verlengd.
Page 24 of 211

22Sleutels, portieren en ruiten
Motoronderst. verwarming aangesl.
buiten werking stellen
Stel Motoronderst. verwarming
aangesl. als volgt buiten werking:
■ Handzender op de auto richten en # indrukken en vasthouden totdat
de zijmarkeringslichten uit gaan.
■ Schakel de alarmknipperlichten in.
■ Druk op het instrumentenbord op de toets m, met ingetrapt rempe‐
daal en druk weer op de toets m om
het contact uit te schakelen.
Situaties waarin
Motoronderst. verwarming aangesl.
wellicht niet werkt
Situaties waarin Motoronderst.
verwarming aangesl. wellicht niet
werkt, zijn o.a.:
■ Motorkap open.
■ Storingen in de aandrijving van de auto, zoals storingen in de emissie‐
regeling.
■ Storingen in de hoogspannings‐ accu.Bij te weinig brandstof volgt er geen
tweede keer Motoronderst.
verwarming aangesl. of verlenging.
Situaties waarin Motoronderst.
verwarming aangesl. wellicht buiten
werking wordt gesteld, zijn o.a.:
■ Storingen in de aandrijving van de auto of in de hoogspanningsaccu.
■ Motoroliedruk te laag.
■ Koelvloeistoftemperatuur is te hoog.
Auto opladen/vertraagd
opladen negeren
Houd $ ingedrukt om de auto on‐
middellijk op te laden en vertraagd
opladen te negeren.
Geprogrammeerd opladen negeren
3 141.
Storing in de handzender Als de handzender niet goed werkt,
heeft dit wellicht de volgende oor‐
zaak:
■ Bereik overschreden
■ Batterijspanning te laag
■ Signaal geblokkeerdRaadpleeg een werkplaats als het
probleem aanhoudt.
Let op: andere situaties dan zoals de
vermelde kunnen de prestaties van
de handzender nadelig beïnvloeden.
Ontgrendelen 3 24.
Batterij van de
afstandsbediening vervangenVoorzichtig
Raak bij het vervangen van de bat‐ terij niet het circuit van de zenderaan. De zender kan beschadigd
raken als u statisch geladen bent.
Zodra de reikwijdte afneemt, de bat‐
terij meteen vervangen.