Page 81 of 211

Instrumenten en bedieningsorganen79Voorzichtig
Motorsmering wordt mogelijk on‐
derbroken. Dit kan aanleiding ge‐
ven tot motorschade en/of tot het
blokkeren van de aandrijfwielen.
1. Zo spoedig mogelijk de verkeers‐ stroom verlaten zonder hierbij an‐dere weggebruikers te hinderen.
2. Zet de keuzehendel op N.
3. Schakel de ontsteking uit.
Controleer het oliepeil voordat u de
hulp van een werkplaats inroept
3 151.
Te laag brandstofpeil
Y brandt als het brandstofpeil te laag
is.
Startbeveiliging d brandt geel.
Storing in de startbeveiliging. De mo‐
tor kan niet worden gestart.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Voertuig gereed
R brandt als de auto gereed
voor rijden is.
Rijverlichting
8 brandt groen.
De rijverlichting is ingeschakeld
3 90.
Grootlicht C brandt blauw.
Brandt bij ingeschakeld grootlicht en
bij lichtsignaal 3 91.
Mistachterlicht
r brandt geel.
Het mistachterlicht is ingeschakeld
3 92.
Cruise control
m brandt wit of groen.
Brandt wit
Het systeem is ingeschakeld.Brandt groen
Een bepaalde snelheid wordt opge‐
slagen.
Cruise control 3 122.
Voorligger gedetecteerd A brandt groen of geel.
Brandt groen
Er is een voorligger gedetecteerd.
Brandt geel
Er is te weinig afstand tot de voorlig‐
ger.
Frontaanrijdingswaarschuwing
3 124.
Page 82 of 211

80Instrumenten en bedieningsorganenPortier open
Als een portier, de motorkap of de
achterklep wordt geopend, licht er een lampje op.
Ook verschijnt er elke keer bij het
openen van de motorkap of de ach‐
terklep een plaatje op het Driver In‐
formation Center (DIC).
Driver Information Centre (DIC)
3 80.
Informatiedisplays
Driver Information Center
Het display van het Driver Information Centre (DIC) is ondergebracht in de
instrumentengroep. Het DIC toont in‐
formatie over de auto. Bij het vaststel‐
len van een probleem met het sys‐
teem, toont het ook waarschuwings‐
berichten.
Boordinformatie 3 84.
Bedieningsorganen DIC
CONFIG : indrukken om het eenvou‐
dige of het geavanceerde instrumen‐
tengroepconfiguratiedisplay te selec‐
teren.
9 BACK : indrukken om terug te gaan
naar het vorige scherm, of om terug
te gaan naar het hoofdmenu. Druk op
9 BACK om het display met het DIC-
menu te minimaliseren.
SELECT : druk op het midden van de
knop om de gemarkeerde optie te se‐
lecteren. Draai aan de knop om door
de menuopties te bladeren.
Page 83 of 211

Instrumenten en bedieningsorganen81
Menu's en functies selecterenBij het hoofdmenu van het DIC:
1. Draai aan de knop SELECT om
door de mogelijke DIC-menu's te
bladeren.
2. Druk bij een gemarkeerde menu‐ optie op SELECT om dat menu te
bevestigen.
3. Blijf aan de ingedrukte knop SELECT draaien om door de be‐
schikbare menuopties te bladeren
en te selecteren:
Trip A 0 en Trip B 1
3 70.
Resterende levensduur olie I
Het percentage resterende levens‐
duur van de olie wordt getoond.
Motorolie 3 151.
Bandenspanning 2
Van alle vier banden worden de span‐
ningswaarden bij benadering ge‐
toond.
Als er streepjes in plaats van waarden
verschijnen, is er mogelijk een pro‐
bleem met de auto.De hulp van een werkplaats inroepen.
Bandenspanning 3 170.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 171.
Bandenbelasting V
Draai aan de knop SELECT om de
bandbelastingsinstelling te wijzigen.
De beschikbare instellingen zijn:
Licht
Eco
Max
Druk op SELECT om de instelling te
bevestigen.
Bandenspanningscontrolesysteem
3 171.
Boordinformatie 3
Draai aan de knop SELECT om door
een actief waarschuwingsbericht te
bladeren. Druk op SELECT om de be‐
richten te bekijken.
Boordinformatie 3 84.Eenheid 7
Draai aan de knop SELECT om het
moduledisplay tussen SI en US over
te schakelen. Bevestig de instelling
door op SELECT te drukken.
Handleidingsmodus T
Druk op CONFIG om over te schake‐
len tussen twee handleidingsscher‐
men met toelichtingen op een aantal
functies van de groep.
De handleidingsmodus is alleen be‐
schikbaar als de auto in de parkeer‐
stand P staat.
Verkeersbordherkenning U
Selecteer deze menuopties om gede‐
tecteerde verkeersborden te bekij‐
ken. Verkeersbordherkenning.
3 130.
Vermogensmeter D
Selecteer deze menuoptie om de ver‐ mogensmeter te bekijken.
De vermogensmeter is een meter die de bestuurder meldt hoeveel vermo‐
gen in totaal van de motor of de accu
voor het aandrijven van de auto af‐
komstig is.
Page 84 of 211

82Instrumenten en bedieningsorganen
Indicatie afstand tot voorligger E
Selecteer deze menuoptie om de in‐
dicatie afstand tot voorligger te bekij‐
ken. Indicatie afstand tot voorligger
3 126.
Navigatie *
Bij selecteren van deze optie verschij‐ nen er pijlwijzers.
Raadpleeg de handleiding van het In‐
fotainmentsysteem voor nadere infor‐
matie.
Instrumentenpaneeldis‐
play
Na het ontgrendelen en openen van het bestuurdersportier verschijnt er
een informatiedisplay met de status
van de oplaadkabel en het oplaadni‐
veau van de hoogspanningsaccu.
Linksonder op het scherm kan een
bericht verschijnen dat het opladen
via het stroomnet bij de oplaadaan‐
sluiting van de auto onderbroken is.
Colour-Info-Display Colour-Info-Display bevindt zich in
het instrumentenpaneel.
Colour-Info-Display geeft aan: ■ Klimaatregeling 3 96
■ Infotainmentsysteem, zie de be‐ schrijving in de handleiding van het
Infotainmentsysteem
■ Persoonlijke instellingen
■ Informatie stroomverloop
■ Oplaadinstellingen
■ Verbruiksinformatie
■ Temperatuur
De knoppen van het Colour-Info-Dis‐
play hoeven slechts te worden aan‐
getipt en werken het beste met de
blote handen. De knoppen werken bij
de meeste handschoenen, hoewel ze wellicht iets trager reageren. Gebruik
liever de muis dan de punt van de vin‐
ger voor een minimale responstijd.
Doe uw handschoenen uit als de
knoppen niet reageren.
Druk op 8 totdat Krachtstroom ,
Opladen en Energie Info verschijnen.
Page 85 of 211

Instrumenten en bedieningsorganen83
Krachtstroom-schermen
De schermen Krachtstroom geven de
huidige staat van de werking van het
systeem aan. De schermen tonen de
energiestroom tussen de motor, de
elektrische aandrijving en de hoog‐
spanningaccu. Deze componenten
zijn gemarkeerd als ze actief zijn.
Opladen Er zijn verschillende instellingen voor
het selecteren van de oplaadmodus,
het oplaadniveau en de oplaadsnel‐
heid. Opladen 3 132.
Verbruiksinformatie
Bekijk Energieverbr. , Energierend. en
Besparingstips door op 8 op het in‐
strumentenbord en daarna op
Energie Info te drukken.
Energieverbr.
Dit scherm toont informatie voor alle
rijcycli sinds de laatste keer dat de
hoogspanningsaccu geheel was op‐
geladen. Dit is onder andere de kilo‐
metrage in de elektrische modus, de
kilometrage in de verlengingsmodus
actieradius, de totale kilometrage, ge‐ bruikte elektrische energie van de
accu, totaal gebruikte brandstof en
het gemiddelde brandstofverbruik.
Voor sommige weergegeven waar‐
den gelden er bovengrenzen. Voor
deze waarden verschijnen streepjes
als de grenzen ervan bereikt zijn.
Voor het terugzetten van deze waar‐
den moet de hoogspanningsaccu ge‐
heel opnieuw worden opgeladen. Het cirkeldiagram toont ook het percen‐tage voor de kilometrage in de elek‐
trische modus versus de verlengings‐
modus actieradius. Het algemene
brandstofverbruik is het totaal gedu‐
rende de levensduur van de auto. Dit kan alleen door een werkplaats wor‐
den teruggezet.
Informatie over energiegebruik ver‐
schijnt ook bij het uitschakelen als de
vertraagde uitschakeling stroom ac‐
tief is. U kunt deze automatische pop-
up in de persoonlijke instellingen
deactiveren.
Page 86 of 211

84Instrumenten en bedieningsorganen
Persoonlijke instellingen 3 85.
Energierend.
Druk op Energierend. op het scherm
Energie Info om naar dit scherm te
gaan. Dit scherm toont het rendement
gedurende de rijcyclus op basis van
de rijstijl en de klimaatinstellingen.
Naarmate u rendabeler rijdt, wordt
het weergegeven percentage voor de rijstijl hoger. Naarmate u de klimaat‐
regeling minder gebruikt, wordt het
weergegeven percentage voor de kli‐
maatinstelling hoger.
Besparingstips
Druk op Besparingstips op het
scherm Energie Info om naar dit
scherm te gaan. Dit scherm bevat een
handleiding voor een beter energie‐
gebruik, opdat u zuiniger rijdt en de
actieradius groter wordt.
Boordinformatie
Berichten op het Driver Information
Centre (DIC) geven de status van de
auto aan of een handeling die nodig
is om een probleem te verhelpen. Er
kunnen meerdere berichten achter el‐ kaar verschijnen.
Berichten die geen onmiddellijke ac‐
tie vergen, kunnen worden bevestigd
en gewist door op knop SELECT te
drukken. De berichten die onmiddel‐
lijke actie vergen, kunnen niet worden
gewist totdat die actie verricht is. Alle
berichten moeten serieus worden ge‐ nomen.
Volg de instructies van deze teksten.
Het display toont teksten over de vol‐
gende onderwerpen:
■ Vloeistofpeilen
■ Starten
■ Onderhoud
■ Diefstalalarmsysteem
■ Remmen
■ Rijregelsystemen
■ Cruise control
Page 87 of 211

Instrumenten en bedieningsorganen85
■ Obstakeldetectiesystemen
■ Camera voor
■ Verlichting, gloeilampen vervangen
■ Wis-/wasinstallatie
■ Portieren, ruiten
■ Afstandsbediening
■ Airbagsystemen
■ Motor en elektrische aandrijving
■ Banden
■ Accu en opladen
■ Bedieningsmodi auto
■ MaximumsnelheidPersoonlijke
instellingen
Persoonlijke instellingen zijn toegan‐
kelijk via de Infotainment-bedienings‐ organen of het aanraakscherm op hetColour-Info-Display. Raadpleeg de
afzonderlijke handleiding Infotain‐
mentsysteem voor meer informatie.
De Infotainmentbedieningsor‐
ganen gebruiken Met de knop TUNE/MENU en de toet‐
sen CONFIG en 9 BACK op het in‐
strumentenpaneel selecteert u func‐
ties voor persoonlijke instellingen.
■ CONFIG : indrukken om te bladeren
door de beschikbare menu's bo‐
venaan het display van het aan‐
raakscherm.■ TUNE/MENU :
◆ Indrukken voor invoeren, selec‐ teren of activeren van een ge‐
markeerde menuoptie.
◆ Draaien om een menuoptie te markeren.
◆ Indrukken om een systeeminstel‐
ling in of uit te schakelen.
■ 9 BACK :
◆ Indrukken om een menu af te sluiten.
◆ Indrukken om terug naar een vo‐
rig scherm te gaan.
Submenu's
Een pijl aan de rechter rand van het
menu geeft aan dat het een submenu met andere opties heeft.
Menuoptie selecteren 1. Draai aan de knop TUNE/MENU
om de functie te markeren.
2. Druk op de TUNE/MENU-knop
om de gemarkeerde optie te se‐
lecteren. Een vinkje naast de op‐
tie geeft aan dat deze geselec‐
teerd is.
Page 88 of 211

86Instrumenten en bedieningsorganen
Een functie in- of uitschakelen1. Draai aan de knop TUNE/MENU
om de functie te markeren.
2. Druk op de knop TUNE/MENU om
de functie in of uit te schakelen.
Een vinkje naast de functie geeft
aan dat de functie aan is.
Het aanraakscherm gebruiken
Met de pictogrammen en menu's van het aanraakscherm op het Colour-
Info-Display selecteert u functies voor
persoonlijke instellingen.{=Aanraken om omhoog te blade‐
ren.}=Aanraken om omlaag te blade‐
ren.
Terug: Via Terug rechtsboven op het
display gaat u terug naar het vorige
menu.
Submenu's
Een pijl aan de rechter rand van het
menu geeft aan dat het een submenu met andere opties heeft.
Menuoptie selecteren
Raak een van de beschikbare me‐ nuopties op het aanraakscherm aan
om de optie te selecteren. Een vinkje
naast de optie geeft aan dat deze ge‐ selecteerd is.
Een functie in- of uitschakelen
Raak het scherm aan op de plek waar de beschikbare functie staat om deze
in of uit te schakelen. Een vinkje naast
de functie geeft aan dat de functie aan is.
Naar menu Persoonlijkeinstellingen gaan
Druk op het aanraakscherm op het
voertuigmenu.Functies van het voertuigmenu kun‐
nen onder ander zijn:
■ Klimaat en luchtkwaliteit
■ Comfortinstellingen
■ Talen (Languages)
■ Buitenverlichting
■ Portiervergrendeling
■ Vergr., ontgr., start op afstand
■ Fabrieksinstellingen herstellen
Klimaat en luchtkwaliteit Selecteer het menu Klimaat en
luchtkwaliteit om het volgende weer
te geven:
■ Autom. ventilatorsnelheid
■ Autom. stoelverwarming
■ Automatische ontwaseming
■ Motoronderst. verwarming
aangesl.
■ Motorondersteunde verwarming