Page 137 of 211

Rijden en bediening135
Bij gebruik van een 220 V wissel‐
stroomstopcontact duurt het ong.
6 uur om de auto met de wissel‐
stroominstelling van 10 A op te laden of 11 uur met de wisselstroominstel‐
ling van 6 A. Bij gebruik van een
220 V oplaadstation met een stroom‐
sterkte van 16 A wisselstroom duurt
het opladen van de auto ong. 4 uur.
De oplaadtijden variëren met de bui‐
tentemperatuur.
De precieze stroomsterkteniveaus
voor een bepaalde regio kunnen af‐
wijken van de in deze handleiding
vermelde waarden. Controleer de
auto op beschikbare niveaus.
Pas de instelling Selecteer voorkeur
voor laadniveau vóór het opladen van
de auto aan.
De instelling voor Voorkeursoplaad‐
niveau kan te allen tijde worden ge‐ bruikt zo lang als het Colour-Info-Dis‐ play werkt.
Oplaadtarief selecteren Druk op het scherm Vertraagd tarief
en Status oplaadmodus vertrektijd op
Bewerken .
Selecteer één van de volgende op‐
ties:
■ Zomertariefschema elektriciteit
bewerken /Wintertariefschema
elektriciteit bewerken /Jaartarief‐
schema elektriciteit bewerken
■ Bewerk vertrektijden
■ Selecteer voorkeur laadtarief
Voorkeursoplaadtarief selecteren
Druk vanuit het scherm vertrektijd en
tarief informatie op Selecteer
voorkeur laadtarief .Druk op één van de volgende opties
voor Selecteer voorkeur laadtarief :
■ Opladen tijdens piek-, middenpiek-
en daluren: De auto kan opladen
gedurende elke tarief periode om
de volgende geplande vertrektijd
na te komen. Echter, het systeem
laadt zodanig op dat de totale op‐ laadkosten zo laag mogelijk zijn.
■ Opladen tijdens middenpiek- en
daluren: De auto slaat uitsluitend
op tijdens daluren en/of minder
drukke piekuren en laadt zodanig
op dat de totale oplaadkosten zo
laag mogelijk zijn.
■ Opladen tijdens daluren: De auto
slaat uitsluitend tijdens daluren op.
Page 138 of 211

136Rijden en bediening
Stroomtarievenschema selecterenDe stroomtarieven kunnen afhanke‐
lijk van de tijd, de dag in de week en
het seizoen variëren.
Neem contact op met uw elektrici‐
teitsleverancier voor informatie over de tarieven in uw regio. Leg de be‐
gindata voor zomer en winter vast om
een zomer-/winterschema te kunnen
hanteren.
Druk vanuit het scherm vertrektijd en
tarief informatie op Selecteer schema
elektr.tarieven .U hebt de keus uit twee stroomtarie‐
venschema's: Zomer-/Winterschema
of Jaarschema . Ga als volgt te werk
om te bewerken:
1. Druk op Zomer-/Winterschema of
Jaarschema .
2. Bewerken indrukken.
Begindatum Zomer-/winterschema
invoeren
Druk vanuit het scherm Selecteer
schema elektr.tarieven op Zomer-/
Winterschema en op Bewerken .
1.ZomerStart indrukken.
2. Druk op + of − om de maand en
de dag voor het begin van de zo‐
mer in te stellen.
3. WinterStart indrukken.
4. Druk op + of − om de maand en
de dag voor het begin van de win‐ ter in te stellen.
5. Druk op Bewerk zomerschema of
Schema winter bewerken om het
dagschema voor stroomtarieven
te bewerken.
Stroomtarievenschema bewerken Druk vanuit het scherm Voer begin
datum zomer/winter in op Bewerk
zomerschema of Schema winter
bewerken .
Druk vanuit het scherm Selecteer
schema elektr.tarieven op
Jaarschema en daarna op Bewerken.
1. Druk op Weekdag of Weekend .
2. Druk naast de te wijzigen rij op Bewerken .
Page 139 of 211

Rijden en bediening137
◆ Weekdagen zijn maandag t/mvrijdag, hetzelfde tarieven‐
schema wordt gehanteerd.
◆ Weekenddagen zijn zaterdag en zondag, hetzelfde tarieven‐
schema wordt gehanteerd.
Stel de schema's voor zowel week‐
dagen als het weekend in. Het tarie‐
venschema geldt alleen voor een pe‐
riode van 24 uur, die om 0:00 begint en om 0:00 eindigt. Voor elke dag
kunnen vijf verschillende tarieven
worden ingevoerd, die niet allemaal hoeven worden gebruikt.
De eindtijden moeten elkaar opvol‐ gen. Als een eindtijd niet later dan een begintijd is, verschijnt er een foutmel‐ding. Volg de instructies van deze
melding.
Eindtijd stroomtarief bewerken
Druk op het betreffende schema
stroomtarieven naast de te wijzigen rij
op Bewerken .
1. Druk op + of − om de tijd aan te
passen.
2. Druk op Piek, Middenpiek of Dal
om het stroomtarief te selecteren.
3. Druk op Terug om wijzigingen op
te slaan.
U kunt alleen de eindtijd bewerken.
De begintijd wordt automatisch in de
tarieventabel ingevuld.
Stroomtarievenschema bekijken
Druk vanuit het scherm Selecteer
schema elektr.tarieven op Bekijk
zomerschema , Bekijk winterschema
of Bekijk jaarschema .Oplaadmodus tijdelijk negeren en
annuleren
Geprogrammeerde vertraagde op‐
laadmodi kunnen voor één oplaadcy‐
clus tijdelijk worden genegeerd voor
een onmiddellijke oplaadmodus. Ook
kan de volgende geplande vertrektijd
voor één oplaadcyclus tijdelijk wor‐
den genegeerd.
Ga als volgt te werk om een ver‐
traagde oplaadmodus vanuit de auto
tijdelijk te negeren en deze in onmid‐
dellijke oplaadmodus te wijzigen:
Page 140 of 211

138Rijden en bediening
1.Negeren indrukken.
2. Druk op Opladen meteen bij
aansluiten om de onmiddellijke
oplaadmodus tijdelijk te negeren.
De herziene tijd voor opladen voltooid verschijnt automatisch.
Druk op Annuleer tijdelijke
laadmodus om het tijdelijk negeren
en overgaan naar onmiddellijk te an‐
nuleren.
Ga als volgt te werk om vanuit de auto de volgende geplande vertrektijd tij‐
delijk te negeren:
1. Negeren indrukken.
2. Druk op de toets + of – om Vol‐
gende vertrektijd te wijzigen.
3. Druk op Bevestig vertrektijd om
Volgende geplande vertrektijd tij‐
delijk te negeren.
De herziene tijd voor opladen voltooid verschijnt automatisch in het scherm
voor de tijdelijke oplaadmodus.
De tijdelijke vertrektijd kan alleen wor‐ den aangepast voor dezelfde dag als
de oorspronkelijke volgende ge‐
plande vertrektijd. Ook accepteert de
auto geen tijdelijke vetrektijd die eer‐
der dan het huidige tijdstip op die dag is.
Annuleer het tijdelijk negeren van de
volgende vertrektijd door onderaan
het aanraakscherm voor de tijdelijke
oplaadmodus op Annuleer tijdelijke
vertrektijd te drukken.
Pop-up Opladen negeren /
onderbreken
Page 141 of 211
Rijden en bediening139
Er verschijnt een pop-up bij onbe‐
doeld verlies van wisselstroomspan‐
ning tijdens het opladen. Bijvoorbeeld
bij een stroomstoring of het ontkop‐
pelen van de oplaadkabel uit het stop‐ contact.
Programmeerbaar opladen
gedeactiveerd
Na het deactiveren van het program‐
meerbare oplaadsysteem verschijnt
er op het scherm en de pop-up van de standaard status oplaadmodus - -:- -
in plaats van Opladen voltooid. Als de eindtijd voor het opladen niet be‐
trouwbaar kan worden geschat, wordt het programmeerbare oplaadsys‐
teem gedeactiveerd. Raadpleeg een
werkplaats als het programmeerbare
oplaadsysteem steeds wordt gedeac‐
tiveerd.
Opladen starten 1. Zorg dat de auto geparkeerd en uitgeschakeld is.
2. Open de klep van de oplaadaan‐ sluiting door op de achterste randte drukken en deze los te laten.
3. Open de achterklep, til de vloer‐ bedekking op en haak deze met
de lus aan het zijpaneel vast.
Haal de oplaadkabel eruit.
Page 142 of 211

140Rijden en bediening
Trek aan de hendel van de op‐
laadkabel om deze uit de clip van
de hendel te halen. Til de oplaad‐
kabel omhoog en trek deze ach‐
terwaarts uit de auto. De auto‐
stekker is opgeborgen zoals ge‐
toond.
4. Sluit de oplaadkabel aan op het stopcontact. Controleer of de lam‐pen voor de status van de oplaad‐
kabel beide groen zijn.
Selecteer zoals bovenstaand be‐
schreven het juiste oplaadniveau
met het scherm Selecteer
voorkeur voor laadniveau op het
Colour-Info-Display.9 Waarschuwing
Als de capaciteit van het elektri‐
sche circuit of het stopcontact on‐
bekend is, gebruik dan alleen het
laagste oplaadniveau totdat de ca‐
paciteit van het circuit door een
deskundige monteur is vastge‐
steld. Bij een oplaadniveau dat de capaciteit van het elektrische cir‐
cuit of het stopcontact te boven
gaat, is er kans op brand of schade
aan het elektrische circuit.
Elektrische vereisten 3 144.
Oplaadkabel 3 142.
5. Sluit de autostekker van de op‐
laadkabel aan op de oplaadaan‐
sluiting op de auto. Controleer of
de lampen voor de status van de oplaadkabel beide groen zijn.
Oplaadstatus 3 141.
6. Druk op e op de handzender om
het diefstalalarm voor de oplaad‐
kabel op scherp te zetten.
Handzender 3 20.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Opladen beëindigen 1. Druk op c op de handzender om
het diefstalalarm voor de oplaad‐
kabel op onscherp te zetten.
Handzender 3 20.
2. Ontkoppel de autostekker van de
oplaadkabel van de auto.
3. Sluit de klep van de oplaadaan‐ sluiting door krachtig op de ach‐
terste rand van het klepoppervlak
te drukken.
4. Trek de oplaadkabel uit het stop‐ contact.
Page 143 of 211

Rijden en bediening141
5. Leg de kabel in de opbergruimte.
Geprogrammeerde
onderdrukking opladen Negeer tijdelijk vertraagd opladen
door de oplaadkabel van de oplaa‐
daansluiting los te koppelen en weer
binnen vijf seconden aan te sluiten.
De claxon piept één keer en het op‐
laden begint onmiddellijk.
Annuleer het tijdelijk negeren door de oplaadkabel los te koppelen,
10 seconden te wachten en de op‐ laadkabel weer aan te sluiten. De cla‐
xon piept twee keer en het opladen
wordt uitgesteld.
Opladen programmeren op het Co‐
lour-Info-Display 3 82.Oplaadstatus
De auto heeft een lamp voor de op‐
laadstatus bij het midden van het in‐
strumentenpaneel bij de voorruit. Als de auto op het stopcontact aangeslo‐ ten is en de auto uit staat, geeft de
lamp oplaadstatus het volgende aan:
■ Ononderbroken groen, één claxon‐
piepje: Stekker van de auto zit in
stopcontact. Accu is niet geheel op‐
geladen. Accu wordt opgeladen.
■ Ononderbroken groen of langzaam
knipperend groen, vier claxonpiep‐
jes: Onvoldoende tijd voor geheel
opladen tot vertrektijd.
Page 144 of 211

142Rijden en bediening
■ Langzaam knipperend groen, tweeclaxonpiepjes: Stekker van de autozit in stopcontact. Accu is niet ge‐
heel opgeladen. Opladen van accu
wordt uitgesteld.
■ Snel knipperend groen, geen cla‐ xonpiepje: Stekker van de auto zit
in stopcontact. Accu is geheel op‐
geladen.
■ Ononderbroken geel, geen claxon‐ piepje: Stekker van de auto zit in
stopcontact. Na het aansluiten van
een geschikte oplaadkabel op het
stopcontact is het normaal dat de
lamp oplaadstatus gedurende en‐
kele seconden geel wordt. Anders
heeft het oplaadsysteem een sto‐
ring gedetecteerd en laadt het de
accu niet op.
■ Geen lichtsignaal (bij het aanslui‐ ten) - Geen claxonpiepen - Aanslui‐ting van oplaadkabel inspecteren.
■ Geen lichtsignaal (nadat lamp op‐ laadstatus zichtbaar groen of geel
was) - Geen claxonpiepjes - Aan‐
sluiting van oplaadkabel inspecte‐
ren.
Storingsindicatielamp 3 75.Als er geen lichtsignaal is maar de
claxon herhaaldelijk piept, is de voe‐
ding onderbroken voordat het opla‐
den kon worden voltooid.
Ga als volgt te werk om dit alarmsig‐
naal te beëindigen:
■ Ontkoppel de oplaadkabel.
■ Druk op ( op de handzender.
■ Houd ! op de handzender inge‐
drukt en druk opnieuw in om het
paniekalarm te stoppen.
■ Druk op de claxon.
Persoonlijke instellingen 3 85.
Gedurende een van de boven‐
staande situaties kan het systeem de
accu thermisch conditioneren. Dan
moet er elektrische energie naar de auto worden overgebracht.
Als de auto op het stopcontact aan‐
gesloten is en de auto aan staat,
brandt de lamp oplaadstatus onon‐
derbroken groen. Dit geldt ook voor
Motoronderst. verwarming aangesl.
als de stekker van de auto in het stop‐
contact zit.Als de auto op het stopcontact aan‐
gesloten is en de lamp oplaadstatus
uit staat, is er een oplaadstoring ge‐
detecteerd.
Oplaadkabel9 Gevaar
Er is een kans op elektrische
schokken met mogelijk letsel of de dood als gevolg.
Gebruik de oplaadkabel niet als deze ook maar enigszins bescha‐
digd is.
De klep van de oplaadkabel niet openen of verwijderen.
Onderhoud alleen door geschoold personeel. Sluit de oplaadkabel
met onbeschadigde kabels op een
goed geaard stopcontact aan.
Onder de afdekking van de vloer in de bagageruimte ligt een draagbare op‐
laadkabel voor het opladen van de
hoogspanningsaccu van de auto
3 132.