Page 177 of 211

Verzorging van de auto175
Na montage van banden met een an‐dere bandenmaat de sticker met debandenspanning laten vervangen.9 Waarschuwing
Het gebruik van ongeschikte ban‐
den of velgen kan tot ongelukken
leiden en maakt de typegoedkeu‐
ring van het voertuig ongeldig.
Sneeuwkettingen
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de vooras.
Fijne sneeuwkettingen gebruiken, die (inclusief kettingslot) maximaal
10 mm buiten het loopvlak en de bin‐
nenkant van de band uitsteken.9 Waarschuwing
Beschadigingen kunnen een klap‐
band veroorzaken.
Sneeuwkettingen zijn alleen toege‐
staan op de bandenmaat 205/60R16.
Sneeuwkettingen zijn niet toegestaan op de bandenmaten 215/55R17 en
225/45R18.
Bandenreparatieset Lichte beschadigingen van de loop‐
vlakken van de banden kunnen met
de bandenreparatieset worden ver‐
holpen.
Vreemde voorwerpen niet uit de ban‐
den verwijderen.
Beschadigingen die groter zijn dan
4 mm of die in de bandwang zitten,
kunnen niet met de bandenreparatie‐
set worden verholpen.
9 Waarschuwing
Niet sneller rijden dan 80 km/u.
Niet langdurig gebruiken.
Stuur- en rijgedrag worden moge‐ lijk beïnvloed.
Bij bandenpech:
rem helemaal af, trek de handrem
aan en zet de schakelhefboom op P.
Schakel de alarmknipperlichten in.
Alarmknipperlichten 3 92.
Page 178 of 211

176Verzorging van de auto
De bandenreparatieset bevindt zich
onder een afdekking in de bagage‐
ruimte.
Let op
De rijeigenschappen van de her‐
stelde band zijn veel minder goed,
daarom deze band laten vervangen.
Bij abnormale geluiden of sterke ver‐
hitting van de compressor, deze mi‐
nimaal 30 minuten lang uitschake‐
len.
Het ingebouwde veiligheidsventiel
opent bij een druk van 7 bar.
Let op de vervaldatum van de set.
Na deze datum is niet meer gega‐
randeerd dat het middel nog goed
afdicht. Op de bewaarinstructies op
de fles met afdichtmiddel letten.
Gebruikte fles met afdichtmiddel
vervangen. Afvoeren volgens de
desbetreffende wettelijke voorschrif‐ ten.
De compressor en het afdichtmiddel zijn vanaf ca. –30 °C te gebruiken.Bandenreparatieset gebruiken
De bandenreparatieset bevat twee
slangen. De doorzichtige afdichtmid‐
del-/luchtslang wordt gebruikt voor
het tijdelijk afdichten en opblazen van
een lekke band, de zwarte alleen-
luchtslang is bedoeld voor het opbla‐ zen van een intacte band zonder af‐
dichtmiddel.
Volg de aanwijzingen m.b.t. het juiste gebruik nauwgezet op.
1. Haal de bandenreparatieset uit het opbergvak.
2.Afdichtmiddel- en luchtslang: wik‐
kel de doorzichtige afdichtmid‐
del-/luchtslang en de stekker los.
Alleen-luchtslang: wikkel de
zwarte alleen-luchtslang en de
stekker los.
3. Zet de set op de grond. Zorg ervoor dat het ventiel van de
band dicht bij de grond staat, op‐
dat de slang het kan bereiken.
4. Draai de ventieldop linksom van de lekke band.
5. Zet de doorzichtige afdichtmid‐del-/luchtslang of de zwarte al‐
leen-luchtslang op het ventiel van
de band. Draai deze goed linksom
vast.
Page 179 of 211

Verzorging van de auto177
6. Sluit de stekker aan op een 12 V-aansluiting in de auto. Alle acces‐soires van andere 12 V-aanslui‐
tingen loskoppelen.
12 V-aansluitingen 3 68.
Voorkom dat de stekker in het por‐
tier of de ruit bekneld raakt.
7. Start de auto. Laat de luchtcom‐ pressor alleen bij een draaiendemotor werken.
8. Afdichtmiddel- en luchtslang:
Druk en draai de keuzeschake‐
laar linksom op e.
Alleen-luchtslang: Draai de keu‐
zeschakelaar rechtsom op g.
9. Druk op m om de bandenrepara‐
tieset in te schakelen.
Afdichtmiddel- en luchtslang: De
compressor blaast afdichtmiddel en lucht in de band. De manome‐
ter toont eerst een hoge druk wan‐ neer de compressor het afdicht‐
middel in de band blaast. Nadat
het afdichtmiddel geheel over de
band is verspreid, daalt de druk
snel en neemt deze weer toe
naarmate er meer lucht in de band
stroomt.
Alleen-luchtslang: De compressor
vult de band alleen met lucht.
10. Band met de manometer op de aanbevolen bandenspanning zet‐
ten.
Informatie-etiket banden en bela‐
ding 3 170.
Bandenspanningswaarden 3 199.
Bij een ingeschakelde compres‐
sor kan de meetwaarde op de ma‐ nometer hoger zijn dan de daad‐
werkelijke bandenspanning.
Schakel de compressor voor een
nauwkeurige meetwaarde uit.
Page 180 of 211

178Verzorging van de auto
Schakel de compressor in/uit tot‐
dat de band op de juiste spanning
is.
Alleen-luchtslang: Als u de band
tot boven de aanbevolen span‐
ning vult, kunt u de overmatige
druk afbouwen met f totdat de
druk op de juiste waarde is.
Let op
Vervolg uw reis niet als de band na
ongeveer 25 minuten nog niet op de
aanbevolen spanning is. De band is
te zeer beschadigd en de bandenre‐ paratieset kan de band niet met lucht
vullen. Trek de stekker uit de 12 V-
aansluiting en schroef de vulslang
uit het ventiel.
11. Druk opnieuw op m om de ban‐
denreparatieset uit te schakelen.
Ga voorzichtig om met de ban‐
denreparatieset, omdat deze na
gebruik warm kan zijn.
Afdichtmiddel- en luchtslang: De
band is niet afgedicht en blijft lucht
lekken totdat u gaat rijden en het
afdichtmiddel in de band wordt
verdeeld.
12. Trek de stekker uit de 12 V-aan‐ sluiting in de auto.13. Draai de doorzichtige afdichtmid‐ del-/luchtslang of de zwarte al‐
leen-luchtslang linksom van het
ventiel van de band.
14. Breng de ventieldop weer aan.
15. Leg de doorzichtige afdichtmid‐ del-/luchtslang of de zwarte al‐
leen-luchtslang en de stekker
weer op hun oorspronkelijke plek
en berg de bandenreparatieset op
in het opbergvak in de bagage‐
ruimte.
16. Afdichtmiddel- en luchtslang: Als
de lekke band weer op de aanbe‐
volen spanning gekomen is, haalt
u het etiket maximumsnelheid van
Page 181 of 211

Verzorging van de auto179
het blik afdichtmiddel en breng hetop een zeer goed zichtbare loca‐
tie aan. Overschrijd de aanbevo‐
len snelheid op dit etiket niet tot‐
dat de beschadigde band gerepa‐
reerd of vervangen is.
17. Afdichtmiddel- en luchtslang: Rijd
onmiddellijk 8 km om het afdicht‐
middel in de band te verdelen.
18. Afdichtmiddel- en luchtslang:
Stop op een veilige pek en con‐
troleer de bandenspanning. Zie
de stappen 1-11 met de alleen-
luchtslang.
Rijd niet meer als de bandenspan‐
ning meer dan 0,7 bar onder de aanbevolen waarde gedaald is.
De band is te zeer beschadigd en het bandenafdichtmiddel kan de
band niet afdichten.
Als de bandenspanning niet meer
dan 0,7 bar onder de aanbevolen
waarde gedaald is, brengt u de
band op de aanbevolen spanning.
19. Afdichtmiddel- en luchtslang:
Veeg eventuele resten afdicht‐
middel van het wiel, de band en de auto.20. Afdichtmiddel- en luchtslang: Bied
het lege blik afdichtmiddel en de
de doorzichtige afdichtmiddel-/
luchtslang compleet bij een plaat‐
selijke dealer of conform de plaat‐ selijke wetgeving en gebruiken
aan.
21. Afdichtmiddel- en luchtslang: Ver‐
vang het bij een werkplaats door
een nieuw blik.
22. Afdichtmiddel- en luchtslang: Bied
de auto na het tijdelijk afdichten
van een band met de bandenre‐
paratieset binnen een rijafstand
van 160 km ter reparatie of ver‐
vanging bij een werkplaats aan.De bandenreparatieset heeft een
adapter voor accessoires in een vak onderin de behuizing. Hiermee kunt u o.a. luchtbedden en ballen met lucht
vullen.
Blik afdichtmiddel los- en
aankoppelen
Koppel het blik afdichtmiddel als volgt los:
1. Wikkel de afdichtmiddelslang los.
2. Druk op de blikontgrendelings‐ knop.
3. Til het blik op en neem het weg.
Page 182 of 211

180Verzorging van de auto
4. Vervang het door een nieuw blik.Dit is verkrijgbaar bij een werk‐
plaats.
5. Druk het nieuwe blik op zijn plaats
vast.Starthulp gebruiken
Niet starten met een snellader.
Bij een ontladen accu kan de motor
worden gestart met hulpstartkabels
en de accu van een andere auto.
Er zijn verschillende procedures. Dit
hangt ervan af of de accu van de auto
zelf of de accu van de andere auto
ontladen is.9 Gevaar
De hoogspanningsaccu kan niet
met starthulpkabels of een accuo‐ plader worden gestart. Als u dat
toch doet, kunt u letsel, de dood of
schade aan de auto veroorzaken.
9 Waarschuwing
Hulpstartkabels alleen met de ui‐
terste voorzichtigheid gebruiken.
Elke afwijking van de onder‐
staande instructies kan letsel of
schade als gevolg van het explo‐
deren van de accu's en schade
aan de elektrische systemen van
beide auto's tot gevolg hebben.9 Waarschuwing
Laat de accu niet in contact komen
met de ogen, huid, weefsels en
lakwerk. De vloeistof bevat zwa‐
velzuur, dat bij direct contact letsel en schade kan veroorzaken.
9 Waarschuwing
Zelfs wanneer de motor niet draait,
kunnen er elektrische ventilatoren starten en letsel veroorzaken.
Houd handen, kleding en gereed‐
schap uit de buurt van elektrische
ventilatoren onder de motorkap.
Page 183 of 211

Verzorging van de auto1819Waarschuwing
Start nooit een ander voertuig met
startkabels vanaf de polen in de
motorruimte.
Hierdoor kan een zekering in de
auto overbelast raken.
Start een ander voertuig altijd met startkabels vanaf de polen onder
de afdekking in de bagageruimte.
■ De accu nooit aan vonken of open vuur blootstellen.
■ Een ontladen accu kan al bij een temperatuur van 0 °C bevriezen.Ontdooi de bevroren accu alvorens hulpstartkabels aan te sluiten.
■ Bij werkzaamheden aan de accu oogbescherming en bescher‐
mende kleding dragen.
■ Gebruik een hulpaccu met dezelfde
spanning (12 volt). De capaciteit
(Ah) mag niet veel minder zijn dan die van de ontladen accu.
■ Gebruik hulpstartkabels met geïso‐
leerde aansluitklemmen en een di‐
ameter van minstens 16 mm 2
.
■ De ontladen accu niet van het
boordnet loskoppelen.
■ Alle onnodige stroomverbruikers uitschakelen.
■ Tijdens de hulpstart niet over de accu leunen.
■ De aansluitklemmen van de ene kabel mogen die van de andere nietraken.
■ Ook de auto's mogen elkaar tijdens
de hulpstart niet raken.
■ Trek de handrem aan, zet de scha‐
kelhefboom op P.
■ Open de beschermkappen van de pluspolen van beide accu's.Accupolen in de motorruimte
De accupolen voor het starten van deauto met hulpstartkabels bevinden
zich in de motorruimte. De pluspool
bevindt zich onder een afdekkap.
Open de kap elke keer als u de auto
met hulpstartkabels wilt starten. De
minuspool is een tapeind met de mar‐
kering GND.
Page 184 of 211

182Verzorging van de auto
Accupolen in de bagageruimte
De accupolen voor het starten van
een auto met hulpstartkabels bevin‐
den zich in de bagageruimte onder
twee afdekkappen. Open de afdek‐
kappen elke keer als u een andere
auto met hulpstartkabels wilt starten.
De pluspool is afgedekt met een extra
afdekkap, met de markering <. Open
de afdekkap elke keer als u de plus‐ pool wilt gebruiken.
Hulpstartkabels gebruiken
Auto met starthulpkabels starten
Aansluitvolgorde van de kabels: 1. Rode kabel op de pluspool van de
hulpstartaccu aansluiten.
2. Het andere uiteinde van de rode kabel op de pluspool van de ont‐
laden accu aansluiten.
3. Zwarte kabel op de minpool van de hulpstartaccu aansluiten.
4. Het andere uiteinde van de zwarte
kabel op de minuspool, met de
markering GND, aansluiten.
De kabels zo leggen dat ze niet door
de draaiende delen in de motorruimte geraakt kunnen worden.
Start de auto als volgt: 1. De motor van het stroom leve‐ rende voertuig starten.
2. Na 5 minuten op m drukken om
het contact van de auto in te scha‐
kelen.
Na het initialiseren van de instru‐
mentengroep laadt de auto de
12 V-accu op met stroom uit de
hoogspanningsaccu.
3. Elektrische verbruikers (bijv. kop‐ lampen, achterruitverwarming)
van de stroom ontvangende auto
inschakelen.
4. Bovenstaande procedure bij het verwijderen van de kabels in de
omgekeerde volgorde volgen.