Page 98 of 211
96KlimaatregelingKlimaatregelingKlimaatregelsystemen.................96
Luchtroosters ............................. 103
Onderhoud ................................. 104Klimaatregelsystemen
Automatisch geregelde
airconditioning
Let op
Dek de sensor op het instrumenten‐ paneel niet af, om te voorkomen dat
de automatisch geregelde aircondi‐
tioning niet goed werkt.
Aanraakscherm klimaatregeling
U bedient de klimaatmodus, de ven‐
tilator, de luchttoevoer, de recirculatie en de automatische verwarmde stoel
met de toets CLIMATE op het instru‐
mentenbord en op basis van de infor‐
matie op het Colour-Info-Display.
Bediening klimaatmodus
U kunt drie verschillende klimaatmodi selecteren. Deze instellingen passen
de gevolgen van een werkende kli‐
maatregeling voor de elektrische ac‐
tieradius of het brandstofverbruik van
de auto aan.
Page 100 of 211

98Klimaatregeling
Statuslampje airco / verwarming
De statuslamp airco / verwarming ver‐
schijnt als de airco of de elektrische
verwarming wordt gebruikt.
Airco / elektrische verwarming
Als ontwasemen gewenst is, kunnen
de airco en de elektrische verwar‐
ming in de modi ECO a of MAX
a tegelijk aan zijn.
In de modus MIN a brandt de sta‐
tuslamp airco en/of verwarming soms na het inschakelen van de functie Au‐tomatisch ontwasemen en een hoge
luchtvochtigheid.
Persoonlijke instellingen 3 85.
De airconditioning kan ook werken bij
de optie V, ongeacht de klimaatmo‐
dus.
Automatische bediening
Het systeem regelt automatisch de
ventilatorsnelheid, de luchttoevoer‐ modus en de recirculatie zodanig dat
de auto tot op de geselecteerde tem‐
peratuur wordt verwarmd of afge‐
koeld.
Het is ook mogelijk om drie ventila‐
torsnelheden in de Persoonlijke in‐
stellingen te programmeren.
Persoonlijke instellingen 3 85.
De controlelamp AUTO brandt als het
systeem volautomatisch werkt. Bij het bijstellen van de luchttoevoermodus,
de ventilatorsnelheid of de recircula‐
tie dooft de controlelmap AUTO en
verschijnen de geselecteerde instel‐
lingen.Voor automatische bediening:
1. AUTO indrukken.
Page 102 of 211

100Klimaatregeling
Knop luchttoevoermodus
Druk op CLIMATE op het instrumen‐
tenpaneel om het aanraakscherm kli‐
maatregeling te selecteren.
Druk op de toets luchttoevoermodus
op het aanraakscherm om de richting van de luchtstroom te veranderen. De
toets van de geselecteerde luchttoe‐
voermodus brandt. Bij het indrukken
van een van de luchttoevoertoetsen werkt de automatische luchttoevoer
niet meer en kan de richting van de
luchtstroom handmatig worden gere‐
geld. Druk op AUTO om terug naar
automatische bediening te gaan.
Selecteer een van de onderstaande
opties om de huidige modus te wijzi‐
gen:
M : naar hoofdhoogte via verstelbare
luchtroosters
L : naar hoofdhoogte en naar de voe‐
tenruimte
K : naar de voetenruimte
9 : naar de voorruit en de voorste zij‐
ruiten
V : lucht stroomt naar de voorruit. De
voorruit wordt sneller ontwasemd of
ontdooid.Bij de optie V wordt de automatische
bediening gedeactiveerd en brandt
het lampje in de toets AUTO niet.
Selecteer V nogmaals om naar de
eerdere klimaatinstellingen terug te gaan.
Bij de optie V in de modus MIN a
of ECO a kan de airconditioning of
de elektrische verwarming gaan wer‐ ken en heeft dit merkbare gevolgen
voor de elektrische actieradius en het
brandstofverbruik van de auto.
Auto recirculatie9 Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van bin‐
nenuit kunnen aandampen. De
kwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot ver‐
moeidheidsverschijnselen bij de
inzittenden kan leiden.
Page 206 of 211

204TrefwoordenlijstAAan/Uit-knop ............................... 106
Aanbevolen vloeistoffen en smeermiddelen ..............189, 193
Aanduidingen op banden ..........170
Accessoires en modificaties van auto ........................................ 148
Accu ........................................... 156
Accumeter .................................... 70
Achterbank de rugleuning neerklappen .......61
Achterlichten .............................. 159
Achterruitverwarming ................... 35
Achteruitkijkcamera ...................129
Achteruitrijlichten .................93, 159
Actieradius totaal ..........................71
Afmetingen auto ........................197
Airbag deactiveren ....................... 50
Airbag-deactivering ...................... 75
Airbag en gordelspanners ...........74
Airbagsysteem ............................. 45
Alarmknipperlichten .....................92
Algemene informatie .................. 147
Algemene richtlijnen voor het rijden ....................................... 105
Andere auto slepen ...................184
Antiblokkeersysteem .................116
Antiblokkeersysteem (ABS) .........77
Armsteun ...................................... 60Armsteun met opbergruimte ........59
Autogegevens ............................ 193
Automatische dimfunctie .............33
Automatische verlichting .............. 90
Automatisch geregelde airconditioning .......................... 96
Automatisch vergrendelen ...........26
Auto ontgrendelen .........................6
Auto optakelen ........................... 148
Auto slepen ................................ 183
Auto stallen ................................. 149
AUX-ingang .................................. 59
B Bagageruimte ........................ 27, 61
Bagageruimte-afdekking .............62
Banden ...................................... 170
Bandenreparatieset ...................175
Bandenspanning .......................170
Bandenspanningscontrolesys‐ teem .................................. 78, 171
Bandenspanningswaarden ........199
Bediening ........................... 110, 114
Bedieningsorganen ......................65
Bedrijfsmodi elektrisch voertuig. .......................................... 17, 110
Bekerhouders .............................. 58
Bekleding .................................... 187
Beladingsinformatie .....................64
Bergmodus ................................... 77