Page 233 of 291
NOODGEVALLEN
231
4
DE AUTO OPKRIKKENAls de auto opgeheven moet worden, ga dan naar een Lan-
cia Servicepunt dat is uitgerust met een garagekrik of
een hefbrug.
BELANGRIJK Bij versies met zijskirts moet men goed op-
letten bij het plaatsen van de hefarmen.
SLEPEN VAN DE AUTOHet sleepoog dat bij de auto wordt geleverd bevindt zich
in de gereedschapshouder, onder de mat in de bagage-
ruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 44-45
Ga als volgt te werk:
❍open dop A;
❍neem het sleepoog B uit zijn zitting in de gereed-
schapshouder;
❍draai het sleepoog stevig op de achterste of voorste
schroefdraadpen vast.
fig. 44
L0E0297m
fig. 45
L0E0091m
195-232 Delta NL 1ed 26/09/13 11.09 Pagina 231
Page 234 of 291

232
NOODGEVALLEN
Vergeet niet dat tijdens het slepen de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken, waardoor
meer kracht nodig is voor de bediening van
het rempedaal en het stuurwiel. Gebruik voor
het slepen geen flexibele kabels en vermijd bruus-
ke bewegingen. Zorg tijdens het slepen dat er geen
onderdelen door de sleepverbinding kunnen wor-
den beschadigd. Bij het slepen van de auto moet
men zich aan de wegenverkeerswetgeving houden,
zowel voor het sleepoog als voor het slepen zelf.
Start de motor niet wanneer de auto wordt gesleept.
Maak voor de montage van het sleepoog de schroef-
draad zorgvuldig schoon. Zorg ervoor dat het slee-
poog volledig in de zitting is vastgeschroefd alvo-
rens de auto te slepen.
De sleepogen voor en achter mogen uitsluitend
gebruikt worden voor het slepen over de weg
in pechgevallen. de auto mag over korte af-
standen gesleept worden wanneer een speciaal hulp-
middel wordt gebruikt in overeenstemming met
de wegenverkeerswetgeving (starre stang), en om
het voertuig over de weg te verplaatsen in afwach-
ting van het slepen of het transport met een takel-
wagen. Sleepogen MOGEN NIET worden gebruikt
om voertuigen off-road (d. w. z. op het terrein) te sle-
pen of waar hindernissen zijn en/of voor het slepen
met kabels of andere niet-starre hulpmiddelen. In
overeenstemming met bovengenoemde voorwaarden,
moet men voor het slepen twee voertuigen gebrui-
ken (een slepend en een gesleept voertuig), die zich
beide zo veel mogelijk op één lijn bevinden.
Alvorens te slepen, moet de contactsleutel op
MAR en vervolgens op STOP worden gezet,
zonder de sleutel uit het contactslot te nemen.
Als de sleutel uit het contactslot wordt genomen,
wordt automatisch het stuurslot ingeschakeld waar-
door de auto niet kan worden bestuurd.
195-232 Delta NL 1ed 26/09/13 11.09 Pagina 232
Page 235 of 291

ONDERHOUD EN ZORG
233
Geprogrammeerd onderhoud ....................................................234
Geprogrammeerd onderhoudsschema .......................................235
Periodieke controles .................................................................237
Gebruik van de auto onder zware omstandigheden ...................237
Niveaus controleren ..................................................................239
Luchtfilter/Pollenfilter/Dieselfilter ............................................243
Accu ........................................................................................244
Wielen en banden .....................................................................247
Rubber slangen ........................................................................249
Ruitenwissers/achterruitwisser ..................................................249
Carrosserie ...............................................................................252
Interieur ...................................................................................256
233-256 Delta NL 1ed 26/09/13 11.10 Pagina 233
Page 236 of 291

234
ONDERHOUD EN ZORG
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDJuist onderhoud is uiterst belangrijk voor een lange le-
vensduur van de auto onder optimale omstandigheden.
Om die reden heeft Lancia een reeks controles en onder-
houdsbeurten opgesteld die elke 35.000 kilometer uitge-
voerd moeten worden.
Het geprogrammeerde onderhoud is echter niet volledig
toereikend om de auto in optimale toestand te houden: zo-
wel in de beginperiode vóór de servicebeurt bij 35.000 ki-
lometer als daarna, tussen twee servicebeurten in, is re-
gelmatig wat extra aandacht vereist, zoals bijvoorbeeld
de vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen en
de bandenspanning controleren.
BELANGRIJK Geprogrammeerd Onderhoud wordt ver-
eist door de Fabrikant. het ni
et uitvoeren ervan kan
het vervallen van de garantie tot gevolg hebben. De onderhoudsbeurten van het Geprogrammeerde
Onderhoud worden volgens een vast tijdschema door
het Lancia Servicenetwerk uitgevoerd.
Eventuele reparaties die nodig blijken tijdens het uit-
voeren van de diverse inspecties en controles van het ge-
programmeerd onderhoud, mogen uitsluitend worden
uitgevoerd na uitdrukkelijke toestemming van de klant.
BELANGRIJK het verdient aanbeveling eventuele kleine
defecten onmiddellijk door het Lancia Servicepunt te la-
ten verhelpen en daarmee niet te wachten tot de volgen-
de servicebeurt.
Als het voertuig dikwijls gebruikt wordt voor het trekken
van aanhangwagens, dan moet een korter interval tus-
sen de onderhoudsbeurten worden aangehouden.
233-256 Delta NL 1ed 26/09/13 11.10 Pagina 234
Page 237 of 291

ONDERHOUD EN ZORG
235
5
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
km/1000Maanden
Banden op conditie/slijtage controleren en eventueel op spanning brengen
We r king verlichtingssysteem (koplampen, richtingaanwijzers, alarmknipperlichten, verlichting bagageruimte, interieur, lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren. We r king ruitenwissers/-sproeiers controlerenStand en conditie van wisrubbers van ruitenwissers voor/achter controleren
Conditie en slijtage remblokken van schijfremmen voor controleren en de werking van remblokslijtagesensor controlerenRemblokken van schijfremmen achter op conditie en slijtage controleren
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde van carrosserie,
bodemplaatbescherming, leidingen en slangen (uitlaat – brandstoftoevoersysteem – remmen), rubber elementen (hoezen – balgen – bussen – enz.)
Sloten van motorkap en achterklep op aanwezigheid van vuil controleren, schoonmaken en mechanismen smeren
Vloeistofniveaus controleren en indien nodig bijvullen (motorkoelvloeistof, remvloeistof, vloeistof hydraulische koppeling, ruitensproeiervloeistof, accuvloeistof, enz.) Slag van handrem controleren en zo nodig afstellenSpanning aandrijfriemen hulporganen controleren en indien nodig afstellenUitlaatgasemissie controleren35 70 105 140 175
24 48 72 96 120
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●●
●● ● ● ●
233-256 Delta NL 1ed 26/09/13 11.10 Pagina 235
Page 238 of 291

km x 1000Maanden
We r king motormanagementsysteem controleren (m. b. v. diagnoseaansluiting) Laadtoestand accu controleren en zo nodig opladenAandrijfriem (en) hulporganen vervangenDe getande distributieriem vervangen (*) Brandstoffilter vervangenLuchtfilterelement vervangenMotorolie en oliefilter vervangen (versie zonder DPF) (of elke 24 maanden) De motorolie en het oliefilter vervangen (versies met DPF) (**) Remvloeistof vervangen (of elke 24 maanden) Pollenfilter vervangen (of elke 15 maanden)
(*) Ongeacht de kilometerstand moet de distributieriem bij zware bedrijfsomstandigheden (koud klimaat, gebruik in de stad,
langdurig stationair draaien) om de 4 jaar worden vervangen of in elk geval om de 5 jaar.
(**) Het werkelijke interval voor de vervanging van de motorolie en het oliefilter is afhankelijk van de gebruikscondities van het voer-
tuig en wordt aangegeven met een brandend lampje of een bericht (indien aanwezig) op het instrumentenpaneel en mag nooit
24 maanden overschrijden.
Als de auto voornamelijk in de stad wordt gebruikt, dan moet de motorolie elke 12 maanden worden vervangen.
35 70 105 140 175
24 48 72 96 120
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●
●
●●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
●● ● ● ●
236
ONDERHOUD EN ZORG
233-256 Delta NL 1ed 26/09/13 11.10 Pagina 236
Page 239 of 291
PERIODIEKE CONTROLESElke 1.000 km of vóór een lange reis controleren en even-
tueel bijvullen:
❍niveau motorkoelvloeistof;
❍niveau remvloeistof;
❍niveau ruitensproeiervloeistof;
❍conditie en spanning banden;
❍werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers,
alarmknipperlichten, enz.);
❍werking van de ruitenwissers/achterruitwisser/
ruitensproeiers, stand en slijtage wisserbladen voor/
achter;
Elke 3.000 km controleren en eventueel bij
vullen: mo-
torolieniveau.
GEBRUIK VAN DE AUTO ONDER
VEELEISENDE OMSTANDIGHEDENAls de auto voornamelijk in een van de volgende veeleis-
ende omstandigheden wordt gebruikt:
❍het trekken van aanhanger of caravan;
❍stoffige wegen;
❍talrijke korte ritten (minder dan 7–8 km) en bij bui-
tentemperaturen onder het vriespunt;
❍vaak lang stationair draaiende motoren of lange af-
standen bij lage snelheden of als de auto lange tijd niet
wordt gebruikt;
ONDERHOUD EN ZORG
237
233-256 Delta NL 1ed 26/09/13 11.10 Pagina 237
Page 240 of 291
DE volgende controles moeten vaker worden uitgevoerd
dan aangegeven in het Geprogrammeerd Onderhouds-
schema:
❍remblokken van schijfremmen voor/achter op condi-
tie en slijtage controleren;
❍slot van motorkap en achterklep op aanwezigheid van
vuil controleren, schoonmaken en mechanismen
smeren;
❍visueel de toestand controleren van motor, versnel-
lingsbak, transmissie, leidingen en slangen (uitlaat –
brandstoftoevoersysteem – remmen) rubber elemen-
ten (hoezen – balgen – bussen, enz.); ❍laadtoestand accu en vloeistofniveau accu (elektrolyt)
controleren;
❍visueel de conditie van de hulpaandrijfriemen inspec-
teren;
❍luchtfilter controleren en eventueel vervangen. 238
ONDERHOUD EN ZORG
233-256 Delta NL 1ed 26/09/13 11.10 Pagina 238