Page 73 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO71
1
“Intelligente” wis-/wasfunctie
Trek de hendel naar het stuur (onstabiele stand) om de rui-
tens proeier in te s chakelen. Houd de hendel aangetrokken
om met één beweging de ruitenwissers /-sproeiers in te
s chakelen; de ruitenwissers worden automatisch inge-
s chakeld als de hendel langer dan een halve seconde naar
het stuurwiel wordt getrokken. Na het lo slaten van de hen-
del blijven de ruitenwissers nog enkele wisslagen werken;
na enkele s econden volgt nog een extra reiniging sslag.
fig. 34L0E0021m
ACHTERRUITWISSER/-SPROEIER
Deze werkt alleen met de contactsleutel in de stand MAR.
Draai de draai schakelaar naar
'om de achterruitwi sser
in te s chakelen. Met de ruitenwi sser ingeschakeld,
de draai schakelaar naar
'draaien om de achterruitwi s-
s er in te s chakelen. In dit geval werkt de achterruitwi sser
(in de vers chillende standen) tijdge schakeld met de rui-
tenwisser, maar op halve s nelheid. Met de ruitenwisser in-
ges chakeld, en bij in schakeling van de achteruitver snel-
ling, wordt de achterruitwi sser automatisch ingeschakeld,
in continue langzame werking. de werking stopt als
de achteruitvers nelling wordt uitge schakeld.
Gebruik de ruitenwisser of achterruitwisser
nooit om opgehoopte sneeuw of ijs van
de voorruit te verwijderen. In dergelijke om-
standigheden wordt bij overbelasting van de rui-
tenwisser de beveiliging ingeschakeld, waardoor
de ruitenwisser enkele seconden wordt uitgescha-
keld. Als hierna de ruitenwissers niet meer werken,
neem dan contact op met het Lancia Servicenetwerk.
“Intellig ente” wis-/wasfunctie
Door de hendel naar het da shboard te trekken (ons tabiele
stand), wordt de achterruitsproeier ingeschakeld.
Houd de hendel aangetrokken om met één beweging van
de achterruitenwisser/-s proeier in te schakelen, de achter-
ruitwisser wordt automatis ch ingeschakeld als de hendel
langer dan een halve s econde naar het stuurwiel wordt aan-
getrokken.
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.58 Pagina 71
Page 74 of 291

72KENNISMAKING MET DE AUTO
Na het loslaten van de hendel blijft de achterruitwisser
nog enkele wisslagen werken; na enkele s econden volgt
nog een extra reiniging sslag.
REGENSENSOR (voor bepaalde ver sies/markten)
De regensensor A-fig. 35 bevindt zich achter de achter-
uitkijks piegel in het interieur tegen de voorruit en regelt
de frequentie van de ruitenwissers lagen automatisch af-
hankelijk van de inten siteit van de regen tijdens de wer-
king wissen met interval.
De sens or heeft een regelbereik dat oplopend varieert van
uitges chakelde ruitenwissers (geen wisslagen) als de ruit
droog is , tot ruitenwissers die ingeschakeld worden op
de eers te continue s nelheid (langzaam continu wi ssen) bij
hevige regen.
fig. 35L0E0023m
Inschakelen
Breng de rechter hendel een stand omlaag.
Als de regens ensor wordt inges chakeld, maken de rui-
tenwissers één wisslag.
BELANGRIJK Houd de ruit rond de sens or schoon.
Als de draais chakelaar F-fig 34 wordt bediend, kan de ge-
voeligheid van de regens ensor verhoogd worden, waar-
door de overgang van s tilstaande ruitenwi ssers (geen wis -
s lagen) bij een droge ruit, naar de eer ste snelheid (lang-
zaam continu wi ssen) sneller plaats vindt.
Als de gevoeligheid van de regen sens or groter i s, maken
de ruitenwissers een wisslag om aan te geven dat de op-
dracht is aangenomen.
Als de ruitenwissers ingeschakeld worden terwijl de re-
gens ensor is inges chakeld, leidt tot een normale was cy clus
waarna de r
egens ensor zijn normale automati sche wer-
king hervat.
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.58 Pagina 72
Page 75 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO73
1
Uitschakelen
Draai de contactsleutel op S TOP.
De volgende keer dat het voertuig ges tart wordt (con-
tacts leutel naar MAR gedraaid), wordt de sens or niet op-
nieuw geactiveerd, ook als s taat de hendel nog in s tand B-
fig. 34. Om te sens or te activeren, de hendel in stand A
of C zetten en daarna terug naar stand B.
Als de regens ensor op deze manier opnieuw wordt in-
ges chakeld, wordt ten min ste één wisslag uitgevoerd,
ook wanneer de ruit droog i s. CRUISE-CONTROL
(constante snelheidsregeling)
(voor bepaalde ver sies/markten)
Dit is een elektroni sch geregeld hulpsysteem, waarmee
het voertuig op lange, rechte en droge wegen met weinig
veranderingen qua rijoms tandigheden (bijv. snelwegen),
met een cons tante, vooraf inge stelde snelheid van meer
dan 30 km/h blijft rijden zonder dat het ga spedaal inge-
trapt hoeft te worden.
Het gebruik van de crui se-control wordt dus niet aanbe-
volen op buitenwegen met druk verkeer. Gebruik het sys-
teem niet in de s tad.
HET SYSTEEM INSCHAKELEN
Zet draais chakelaar A-fig. 36 op ON.
Het systeem mag alleen worden inge schakeld in de 4e of
hogere vers nelling.
Schakel de regensensor nooit in tijdens
een wasbeurt in een automatische autowas-
straat.
Controleer of de functie is uitgeschakeld als
er ijs op de voorruit ligt.
Controleer of de functie is uitgeschakeld als
de ruit wordt schoongemaakt.
fig. 36L0E0022m
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.59 Pagina 73
Page 76 of 291

74KENNISMAKING MET DE AUTO
Op afdalingen kan de snelheid bij ingeschakelde crui se-
control iets hoger liggen dan de van te voren inge stelde
s nelheid.
De ins chakeling van het systeem wordt aangegeven door
het aangaan van lampje Ü op het instrumentenpaneel (en
er vers chijnt een bericht op het di splay ) (zie paragraaf
“Lampjes op het ins trumentenpaneel”).
DE SNELHEID VAN de AUTO OP SLAAN
Ga als volgt te werk:
❍ zet draais chakelaar A-fig. 36 op ON en trap het ga s-
pedaal in tot het voertuig de gewen ste snelheid heeft
bereikt;
❍ zet de draais chakelaar gedurende min stens drie s e-
conden op (+), laat hem vervolgen s los . de voertuig-
s nelheid is nu in het geheugen opge slagen en u kunt
dus het gas pedaal lo slaten.
Indien nodig (bijvoorbeeld bij inhalen) kan de s nelheid
gewoon verhoogd worden door het ga spedaal in te trap-
pen: al s het ga spedaal vervolgen s wordt lo sgelaten, keert
de auto terug naar de eerder opge slagen snelheid.
DE OPGESLAGEN SNELHEID OPROEPEN
Als het systeem is uitgeschakeld door bijvoorbeeld het in-
trappen van het r
em- of koppeling spedaal, kan de opge-
s lagen snelheid als volgt worden opgeroepen:
❍ accelereer geleidelijk tot een snelheid bereikt wordt
in de buurt van de opge slagen snelheid; ❍
schakel de op het moment dat de snelheid werd op-
ges lagen ges electeerde vers nelling in (vierde, vijfde of
zes de vers nelling);
❍ druk op knop C-fig. 36.
DE OPGESLAGEN SNELHEID VERHOGEN
Dit kan op twee manieren:
❍ door het gas pedaal in te trappen en de nieuwe s nelheid
op te s laan;
of
❍ door draais chakelaar B-fig. 36 tijdelijk op (+) te zetten.
Elke beweging van de draais chakelaar zal overeenkomen
met een lichte snelheids verhoging (ongeveer 1 km/h), ter-
wijl als de draais chakelaar in deze s tand gehouden wordt
dit overeenkomt met een voortdurende snelheids verhoging.
DE OPGES LAGEN SNELHEID VERLAGEN
Dit kan op twee manieren:
❍ door het systeem uit te s chakelen en daarna de nieu-
we snelheid op te s laan;
of
❍ door draais chakelaar B-fig. 36 op (–) gedraaid te hou-
den tot de nieuwe snelheid is ber
eikt; deze wordt dan
automatis ch opgeslagen.
Elke beweging van de draai schakelaar zal overeenkomen
met een lichte s nelheidsverlaging (ongeveer 1 km/u), ter-
wijl als de draais chakelaar in deze stand gehouden wordt
dit overeenkomt met een voortdurende snelheids verlaging.
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.59 Pagina 74
Page 77 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO75
1
HET SYSTEEM UITSCHAKELEN
Zet draais chakelaar A-fig. 36 op OFF of draai de con-
tacts leutel op S TOP. In de volgende gevallen wordt het sys-
teem automatis ch uitgeschakeld:
❍ wanneer het rempedaal of het koppeling spedaal wordt
ingetrapt;
❍ als het AS R- of ES P-systeem in werking treedt (voor
bepaalde ver sies /markten).
Als met actieve cruise-control wordt gereden,
mag de versnellingspook nooit in de vrijstand
worden gezet.
Als het systeem niet goed werkt of defect is,
draaischakelaar A-fig. 36 op OFF z etten en
contact opnemen met het Lancia Servicenet-
werk, nadat gecontroleerd is of de zekering niet is
doorgebrand.
PLAFONDVERLICHTING
PLAFONDVERLICHTING VOOR MET SPOTS
fig. 37
S chakelaar A wordt gebruikt om de plafondverlichting
in/uit te s chakelen.
Met schakelaar A in de middel ste stand gaan de lampjes C
en D aan/uit bij het openen/ sluiten van de voorportieren.
Met schakelaar A link s ingedrukt zijn de lampje s C en D
altijd uit. Met schakelaar A rechts ingedrukt blijven
de lampjes C en D altijd inge schakeld.
De verlichting gaat geleidelijk aan/uit.
Met schakelaar B wordt de spotlichtfunctie bediend; als
de plafondverlichting uit i s, gaan de s pots op de volgen-
de manier branden:
❍ lampje C wanneer link s ingedrukt;
❍ lampje D wanneer recht s ingedrukt.
fig. 37L0E0024m
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.59 Pagina 75
Page 78 of 291

76KENNISMAKING MET DE AUTO
Enkele lampjes van de plafondverlichting verlichten het in-
terieur (voor bepaalde vers ies/markten) als het grootlicht
of het dimlicht is ingeschakeld.
BELANGRIJK Bij s ommige versies is er ook plafondver-
lichting achter in het midden (ver sie met elektris ch schuif-
dak).
BELANGRIJK Controleer voordat u de auto verlaat of bei-
de schakelaars in de middels te stand staan; wanneer
de portieren worden ge sloten, gaan de lampje s uit, zodat
wordt voorkomen dat de accu ontlaadt. Als de schakelaar
in de inges chakelde stand is blijven s taan, wordt de pla-
fondverlichting in ieder geval 15 minuten na het uitzet-
ten van de motor automati sch uitges chakeld.
Tijdregeling plafondverlichtin g
Om het in-/uits tappen te vergemakkelijken, met name ' s
nachts of op slecht verlichte plaat sen, zijn er twee tijdre-
gelingen bes chikbaar.
Tijdregeling bij het instappen
De plafondverlichting schakelt op de volgende manieren
in:
❍ ongeveer 10 seconden wanneer de voorportieren wor-
den ontgrendeld;
❍ ongeveer 3 minuten wanneer een van de portieren
wordt geopend;
❍ ongeveer 10 s econden wanneer de portier
en worden
ges loten.
De tijdregeling wordt onderbroken wanneer de sleutel in
de stand MAR wordt gezet. Tijdregeling bij het uitstappen
Als
de s leutel uit het contacts lot wordt verwijderd, gaat
de plafondverlichting op de volgende manieren branden:
❍ binnen 2 minuten nadat de motor i s uitgezet, gaat
de plafondverlichting ongeveer 10 seconden branden;
❍ ongeveer 3 minuten wanneer een van de portieren
wordt geopend;
❍ ongeveer 10 seconden wanneer een van de portieren
wordt ges loten;
❍ als de brands tofnoodschakelaar in werking treedt, gaan
ze gedurende ongeveer 15 minuten branden, daarna
wordt ze automati sch uitges chakeld.
Als de portieren vergrendeld worden, worden de lichten
onmiddellijk uitges chakeld (tenzij de brands tofnood-
s chakelaar in werking i s).
fig. 38L0E0025m
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.59 Pagina 76
Page 79 of 291

KENNISMAKING MET DE AUTO77
1
PLAFONDVERLICHTING ACHTER fig. 38
Druk op het punt dat met het pijltje i s aangegeven om
de lichten aan/uit te zetten (+ teken op het lampengla s).
De plafondverlichting achter gaat ook aan wanneer de pla-
fondverlichting voor wordt inge schakeld.
VERLICHTING BAGAGERUIMTE fi g. 39
Wanneer de bagageruimte wordt geopend gaat deze ver-
lichting automati sch branden, wanneer de bagageruimte
ges loten wordt, gaat de verlichting uit.
fig. 39L0E0026m
BEDIENINGSELEMENTEN
DUALDRIVE ELEKTRI SCHE
STUURBEKRACHTIGING fig. 40
Druk op knop A om de CITY-functie in te schakelen (zie
paragraaf “Elektris che stuurbekrachtiging”). Wanneer de-
ze functie inges chakeld is, verschijnt het ops chrift CITY
op het ins trumentenpaneel. Druk nogmaal s op de knop
om de functie uit te s chakelen.
BEDIENING SPORTFUNCTIE fig. 40
(voor bepaalde ver sies/markten)
Druk op knop B om de ins telling voor een sportieve rijstijl
in te s chakelen. Deze functie levert een s portievere bele-
ving op vanwege de alertere acceleratie en het feit dat er
meer kracht nodig i s om het s tuurwiel te bedienen.
fig. 40L0E0027m
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.59 Pagina 77
Page 80 of 291

78KENNISMAKING MET DE AUTO
Wanneer deze functie is inges chakeld (zie “ SPORT-func-
tie”), vers chijnt het woord S PORT op het display. Druk
nogmaals op de knop om de functie uit te schakelen en
de normale rij-ins telling te herstellen.
fig. 41L0E0028m
ALARMKNIPPERLI CHTEN fig. 41
Druk op knop A om de alarmknipperlichten in te scha-
kelen, ongeacht de stand van de s leutel in het contact-
s lot. Wanneer deze lichten branden, gaan de lampje s
Îen ¥branden op het in strumentenpaneel. Om de lichten
uit te s chakelen, nogmaal s op knop A drukken.
Het gebruik van de alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeer swetgeving van het land waar u rijdt:
neem de wettelijke voor schriften in acht.
Noodremmen
Tijdens het remmen in een noodgeval gaan de alarm-
knipperlichten automatis ch branden en tegelijkertijd gaan
de lampjes
Îen¥op het paneel branden. Deze functie
wordt automatis ch uitgeschakeld wanneer de remwerking
weer normaal is . Deze functie voldoet aan de geldende
wettelijke voors chriften.
Bij sommige versie is de SPORT-functie, als
de CITY-functie is ingeschakeld, niet be-
schikbaar. Om de SPORT-functie in te schakelen,
de CITY-functie uitschakelen en andersom, want ze
kunnen niet gecombineerd worden.
001-154 Delta NL 1ed 27/01/14 11.59 Pagina 78