Page 113 of 288

STORINGSMELDINGEN
Storing in ABS
Bij een storing brandt het waarschuwingslampje
>op het
instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
In dat geval blijft het remsysteem normaal werken, maar
zonder de mogelijkheden van het ABS. Rijd voorzichtig naar
de dichtstbijzijnde werkplaats van het Fiat Servicenetwerk om
het systeem te laten controleren. ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het ABS in werking treedt, merkt de bestuurder dit aan
een trilling in het rempedaal, die gepaard gaat met enig geluid:
dit geeft aan dat het noodzakelijk is uw snelheid aan te passen
aan de beschikbare grip op het wegdek.
109
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, dan is de grip
van de banden op het wegdek beperkt: u
dient uw snelheid te verlagen en aan te passen aan
de beschikbare grip.
ATTENTIE!
Storing in EBD
Bij een storing branden de waarschuwingslampjes
>en xop het instrumentenpaneel en verschijnt er een melding op
het multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
In dat geval kunnen bij krachtig remmen de achterwielen
vroegtijdig blokkeren waardoor de auto kan slippen.
Rijd zeer voorzichtig naar de dichtstbijzijnde werkplaats van
het Fiat Servicenetwerk om het systeem te laten controleren.
Als alleen het waarschuwingslampje xop
het instrumentenpaneel gaat branden en er
verschijnt een melding op het multifunctionele display
(voor bepaalde uitvoeringen/markten), stop dan
onmiddellijk en wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
Als er vloeistof lekt uit het hydraulische systeem,
wordt de werking van zowel het conventionele
remsysteem als het ABS in gevaar gebracht.
ATTENTIE!
Page 114 of 288

ESP-SYSTEEM
(Electronic Stability Program)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wielen
hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers blijft.
De werking van het ESP is uitermate nuttig als de grip op het
wegdek wisselt.
Naast het ESP-, ASR- en Hill Holder-systeem beschikt de
auto (voor bepaalde uitvoeringen/markten) ook over MSR
(regeling van het afremmen op de motor tijdens
terugschakelen) en HBA (automatische remdrukverhoger bij
noodstops).
ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Bij activering gaat het lampje
áop het instrumentenpaneel
knipperen, om de bestuurder er op te wijzen dat de auto de
stabiliteit en de grip dreigt te verliezen.
INSCHAKELING VAN HET SYSTEEM
Het ESP wordt automatisch ingeschakeld als de motor wordt
gestart en kan niet worden uitgeschakeld. BRAKE ASSIST
(remregeling bij noodstops geïntegreerd in ESP)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Dit systeem, dat niet kan worden uitgeschakeld, herkent
noodstops (op basis van de snelheid waarmee het rempedaal
wordt ingetrapt) en verhoogt de druk in het remcircuit
aanzienlijk, waardoor sneller en krachtiger door het systeem
wordt geremd.
De Brake Assist wordt, bij uitvoeringen die zijn uitgerust met
ESP, uitgeschakeld bij een storing in het ESP (lampje
ábrandt en er verschijnt een melding op het multifunctionele
display – voor bepaalde uitvoeringen/markten).
110
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als het ABS in werking treedt, merkt u dat
aan een trilling in het rempedaal. Verlaag de
remdruk niet maar houd het rempedaal juist goed
ingetrapt; op deze manier hebt u de kortste remweg
in relatie tot de conditie van het wegdek.
ATTENTIE!
Page 115 of 288

❒op een dalende helling: de auto stilstaat op een helling van
meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en als de achteruit is ingeschakeld.
Tijdens het wegrijden zorgt de regeleenheid van het ESP
ervoor dat de wielen geremd blijven, totdat het
noodzakelijke motorkoppel is bereikt om weg te rijden (of
maximaal 2 seconden), zodat u meer tijd heeft om uw
rechter voet van het rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen. Als u na 2 seconden niet bent weggereden,
schakelt het systeem automatisch uit en wordt de remdruk
geleidelijk verlaagd.
Tijdens deze fase kunt u een typisch geluid horen. Dit geluid
betekent dat de auto ieder moment in beweging kan komen.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het systeem brandt het
waarschuwingslampje
á(zie hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”).
BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem is geen handrem;
verlaat dus nooit de auto zonder de handrem aan te trekken,
de motor uit te zetten en de eerste versnelling in te
schakelen. STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
continu branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”). Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop
branden. Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk.
111
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
De prestaties van het ESP-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl
moet altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht
en het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit in het ESP geïntegreerde systeem helpt bij het wegrijden
op een helling.
Het systeem schakelt automatisch in als:
❒op een stijgende helling: de auto stilstaat op een helling
van meer dan 5% met draaiende motor, ingetrapt rem- en
koppelingspedaal en versnellingsbak in vrij of als een
andere versnelling dan de achteruit is ingeschakeld.
Voor de juiste werking van het ESP- en ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De
banden moeten in perfecte conditie zijn en de
voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
Page 116 of 288

MSR-systeem
(regeling van motorremwerking)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, verhoogt bij
bruusk terugschakelen het motorkoppel, zodat overmatige
vertraging van de aangedreven wielen wordt voorkomen. Dit
heeft vooral voordelen op een wegdek met weinig grip,
waarop de stabiliteit van de auto snel verloren kan gaan. ASR-SYSTEEM (Antislip Regulator)
Het ASR-systeem controleert de trekkracht van de auto en
grijpt automatisch in als een of beide aangedreven wielen
dreigen door te slippen.
Afhankelijk van de oorzaak van het doorslippen, worden er
twee verschillende regelsystemen geactiveerd:
❒als beide aangedreven wielen doorslippen, vermindert de
ASR het motorvermogen;
❒als slechts een aangedreven wiel doorslipt, zorgt het
ASR-systeem ervoor dat het wiel automatisch wordt
afgeremd.
De ASR is bijzonder nuttig onder de volgende
omstandigheden:
❒doorslippen van het binnenste wiel in bochten, door
verandering van de wielbelasting of door te felle
acceleratie;
❒te hoog vermogen naar de wielen, ook in samenhang met
de condities van het wegdek;
❒acceleratie op gladde wegen en bij sneeuw en ijzel;
❒verlies van grip op natte weggedeelten (aquaplaning).
112
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voor de juiste werking van het ESP- en ASR-
systeem is het noodzakelijk dat de banden
van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn. De
banden moeten in perfecte conditie zijn en de
voorgeschreven afmetingen hebben.
ATTENTIE!
Page 117 of 288

Voor de juiste werking van de ASR is het noodzakelijk dat de
banden van alle wielen van hetzelfde merk en type zijn.
De banden moeten in perfecte conditie en altijd van het
voorgeschreven type, merk en afmetingen zijn.
STORINGSMELDINGEN
Bij een storing in de ASR wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld, gaat het lampje áop het instrumentenpaneel
constant branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde uitvoeringen/
markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en meldingen”).
Bovendien gaat ook het lampje in de ASR-knop branden.
Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot het Fiat
Servicenetwerk. In-/uitschakeling van het systeem fig. 129
Het ASR-systeem schakelt automatisch in als de motor
wordt gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR-systeem worden
uitgeschakeld en vervolgens weer ingeschakeld door de
schakelaar A op het dashboard in te drukken.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op de
knop branden en verschijnt er een melding op het
multifunctionele display (voor bepaalde
uitvoeringen/markten).
Als het ASR-systeem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld,
schakelt het automatisch weer in als de auto opnieuw wordt
gestart.
F0N0077mfig. 129113
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTERDe prestaties van het systeem mogen de
bestuurder er niet toe verleiden onnodige en
onverantwoorde risico’s te nemen. De rijstijl moet
altijd zijn aangepast aan het wegdek, het zicht en
het verkeer. De verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid ligt altijd en overal bij de
bestuurder van de auto.
ATTENTIE!
Schakel het ASR-systeem uit als u met sneeuwkettingen rijdt:
onder deze omstandigheden levert het doorslaan van de
aangedreven wielen juist meer trekkracht op.
Page 118 of 288

114
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
TRACTION PLUS-SYSTEEM
(voor bepaalde uitvoeringen/markten, waar voorzien)
Traction Plus is een hulpmiddel bij het rijden en
optrekken op wegen met weinig grip (sneeuw, ijs,
modder, enz.). Met dit systeem kan de aandrijfkracht
goed over de as worden verdeeld, wanneer beide
wielen slippen.
Traction Plus remt de wielen die grip verliezen (of meer
slippen dan de andere wielen), zodat de aandrijfkracht
op de wielen met de beste grip op het terrein wordt
overgebracht.
Deze functie kan handmatig ingeschakeld worden met
de knop T+ op het dashboard fig. 130 en is actief onder
de grens van 30 km/h. Als deze snelheid wordt
overschreden, wordt de functie automatisch
uitgeschakeld (de led op de knop blijft branden) om
weer te worden ingeschakeld zodra de snelheid onder
de grens van 30 km/h daalt.Werking vanTraction Plus
Tijdens het starten is het systeem uitgeschakeld. U kunt
het "Traction Plus"-systeem inschakelen door te
drukken op de knop T+ fig. 130: de led op de knop gaat
branden.
Bij inschakeling van het Traction Plus-systeem worden
de volgende functies ingeschakeld:
❒uitschakeling van de ASR-functie om het motorkoppel
volledig te kunnen benutten;
❒effect differentieelblokkering op de vooras via het
remsysteem om de trekkracht op een ongelijke
ondergrond te verbeteren.
Bij een storing van het Traction Plus-systeem gaat het
lampje
áop het instrumentenpaneel vast branden.
F0N0509mfig. 130
Page 119 of 288

115
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
EOBD-SYSTEEM
Met het EOBD-systeem (European On Board Diagnosis) kan
een doorlopende diagnose worden uitgevoerd op die
componenten op de auto die van invloed zijn op de emissie.
Bovendien meldt het systeem, door het branden van het
lampje
Uop het instrumentenpaneel (en het verschijnen van
een melding op het multifunctionele display, voor bepaalde
uitvoeringen/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”) dat de betreffende componenten defect zijn.
Het doel is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer door een storing de emissies boven
de wettelijk vastgestelde drempelwaarde uitkomen;
❒signaleren wanneer het noodzakelijk is defecte
componenten te vervangen.
Het systeem beschikt verder nog over een diagnosestekker
die het mogelijk maakt, na het aansluiten van speciale
apparatuur, de door de regeleenheid opgeslagen
storingscodes en de specifieke parameters voor de diagnose
en werking van de motor te lezen. Deze controle kan ook
worden uitgevoerd door de verkeerspolitie.
BELANGRIJK Na het verhelpen van de storing moet het Fiat
Servicenetwerk voor een complete controle van het systeem,
tests uitvoeren op een testbank en, zo nodig, een proefrit
maken die eventueel een langere afstand kan omvatten.
Als u de contactsleutel in stand MAR draait
en het lampje Ugaat niet branden of het
gaat branden of knipperen tijdens het rijden
(en er verschijnt ook een melding op het
multifunctionele display,
voor bepaalde
uitvoeringen/markten), wendt u dan zo snel mogelijk
tot het Fiat Servicenetwerk. De werking van het
lampje
Ukan met speciale apparatuur door de
verkeerspolitie gecontroleerd worden. Houdt u aan de
wetgeving van het land waarin u rijdt.
Page 120 of 288

116
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0N0119mfig. 131
PARKEERSENSOREN
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Deze bevinden zich in de achterbumper van de auto fig. 131
en attenderen de bestuurder via een repeterend
geluidssignaal op de aanwezigheid van obstakels achter de
auto.
ACTIVERING
De sensoren worden automatisch geactiveerd als de
achteruit wordt ingeschakeld.
Als de afstand tot het obstakel achter de auto kleiner wordt,
neemt de frequentie van het geluidssignaal toe. AKOESTISCH SIGNAAL
Als de achteruit wordt ingeschakeld, klinkt er automatisch
een onderbroken geluidssignaal.
Het geluidssignaal:
❒neemt toe als de afstand tot het obstakel kleiner wordt;
❒klinkt ononderbroken als de afstand tot het obstakel
minder is dan ongeveer 30 cm en stopt onmiddellijk als
de afstand tot het obstakel groter wordt;
❒blijft constant als de gemeten afstand onveranderd blijft,
terwijl, als deze situatie zich voordoet bij de sensoren
aan de zijkant, het signaal na 3 seconden onderbroken
wordt, om bijvoorbeeld signalen te voorkomen als u
langs een muur rijdt.