Page 153 of 288

Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stoplicht of
voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel nut. Het kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het toelaten de hoogste
versnelling. Het inschakelen van een lage versnelling voor een
snelle acceleratie verhoogt het brandstofverbruik. Bij het
oneigenlijke gebruik van een hoge versnelling neemt het
verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie toe. Bovendien slijt
de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een hogere
snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een gelijkmatige
snelheid, vermijd overbodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter geleidelijk
op te trekken en het toerental waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden. Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uitsluitend als u ze nodig
hebt. De achterruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het ventilatie-
/verwarmingssysteem vragen veel stroom, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt (tot aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel energie, waardoor het
brandstofverbruik sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%):
gebruik wanneer de buitentemperatuur het toelaat, bij
voorkeur de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aerodynamische
accessoires kan de aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal toenemen.
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer op,
terwijl het verbruik en de schadelijke uitlaatgasemissie
toenemen. Het is beter om rustig weg te rijden en geen hoge
toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt de motor
sneller op.
149
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 154 of 288

TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of caravans moet de
auto uitgerust zijn met een trekhaak van een goedgekeurd
type en een adequate elektrische installatie. De montage van
de trekhaak moet door gespecialiseerd personeel worden
uitgevoerd. Ook moet documentatie worden overhandigd
m.b.t. het rijden met een aanhanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra achteruitkijkspiegels,
waarmee u voldoet aan de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen van de auto door
het gewicht van een aanhanger of caravan wordt beperkt.
Ook de remweg wordt langer en u hebt meer tijd nodig om
in te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens het afdalen om te
voorkomen dat u constant moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de trekhaak rust, moet
worden afgetrokken van het laadvermogen van de auto. Om
er zeker van te zijn dat u het maximum toelaatbaar
aanhangergewicht niet overschrijdt (aangegeven op de
typegoedkeuring), moet u er rekening mee houden dat het
maximum betrekking heeft op het totale gewicht van de
aanhangwagen of caravan, inclusief accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die voor auto's met
aanhanger gelden. U mag in geen geval harder rijden dan 100
km/h.
Wij raden het gebruik aan van een geschikte stabilisator op
de koppeling van de aanhanger. GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud starten bereikt de motor
niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet
alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer), maar ook de uitstoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij
overwegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad
waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten,
bergwegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is het
raadzaam de motor uit te zetten.
150
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 155 of 288

TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd personeel aan de
carrosserie worden bevestigd waarbij de richtlijnen die hierna
zijn opgenomen, moeten worden aangehouden. Deze
richtlijnen worden eventueel aangevuld door extra informatie
van de fabrikant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet voldoen aan de huidige EU-
normen 94/20 en daarop volgende wijzigingen.
Voor iedere uitvoering moet een trekhaak worden gebruikt
die geschikt is voor het maximale aanhangergewicht van de
auto waarop de trekhaak wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet een gestandaardiseerde
stekkerverbinding worden gebruikt die kan worden bevestigd
op de daarvoor bestemde steun op de trekhaak. Bovendien
moet op de auto een regeleenheid voor de buitenverlichting
van de aanhanger worden geïnstalleerd. Voor de elektrische
aansluiting moet een 7- of 13-polige 12VDC stekkerverbinding
(CUNA/UNI- en ISO/DIN-normen) worden gebruikt, waarbij
eventuele aanwijzingen van de fabrikant van de auto en/of van
fabrikant van de trekhaak moeten worden opgevolgd.
Een eventueel elektrisch geregelde rem of een ander systeem
(lier enz.) moet rechtstreeks op de accu worden aangesloten
met een kabel met een diameter van minimaal 2,5 mm
2.
151
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het ABS waarmee de auto kan zijn
uitgerust, werkt niet op het remsysteem van
de aanhanger. Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modificaties aan het
remsysteem van de auto uit. Het
remsysteem van de aanhanger moet geheel
onafhankelijk van het hydraulisch remsysteem van
de auto worden bediend.
ATTENTIE!
Page 156 of 288

152
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
BELANGRIJK De elektrisch geregelde rem of lier kan alleen
gebruikt worden als de motor draait.
Naast de voorgeschreven elektrische aansluitingen, mogen
slechts een eventuele elektrisch geregelde rem en een
15W-gloeilamp voor de binnenverlichting van de aanhanger
op de elektrische installatie van de auto worden aangesloten.
Gebruik voor het aansluiten de regeleenheid van de
inbouwvoorbereiding en een kabel vanaf de accu met een
diameter van ten minste 2,5 mm
2.
BELANGRIJK De trekhaak vormt een onderdeel van de
lengte van de auto; als een trekhaak op uitvoeringen met
lange wielbasis wordt geïnstalleerd, wordt de limiet van
6 meter voor de totale lengte van de auto overschreden;
er kan dus alleen een afneembare trekhaak geïnstalleerd
worden.
Als vervolgens geen aanhanger aan de trekhaak wordt
gekoppeld, moet de trekhaak verwijderd worden uit het
frame dat de originele lengte van de auto niet mag
overschrijden.BELANGRIJK Als u de trekhaak permanent gemonteerd wilt
houden als er geen aanhanger wordt getrokken, wendt u dan
tot het Fiat Servicenetwerk om het systeem aan te laten
passen, omdat de trekhaak als obstakel kan worden
waargenomen door de sensoren in het midden.
Page 157 of 288
153
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Montageschema Bestel-
uitvoeringen fig. 156
De trekhaak moet op de punten
aangegeven met Øbevestigd worden
met in totaal 6 M10x1,25-bouten en
4 M12-bouten.
De binnenste verstevigingsplaten op het
chassis moeten een minimale dikte
hebben van 5 mm.
MAX. GEWICHT OP KOPPELING:
100/120 kg afhankelijk van het
laadvermogen (zie de tabel “Gewichten”
in het hoofdstuk “Technische
gegevens”).
Na de montage van de
trekhaak moeten de
boutgaten worden afgedicht om
te voorkomen dat uitlaatgassen in
het interieur kunnen dringen.
ATTENTIE!
fig. 156F0N0189m
Bestaand gat
Bestaande moer
Bestaande moerBestaand gat
Bestaand gat
volbeladen
Trekkogel M12
M12
M10 (3x)
M10 (3x)
M12
Voor de montage van de trekhaak moet
de bumper worden aangepast
overeenkomstig de aanwijzingen in de
montageset van de fabrikant.
Page 158 of 288
154
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Montageschema Pick-up- en
Cabine/chassis-uitvoeringen -
fig. 157
De trekhaak specifiek voor de Pick-up-
en Cabine/chassis-uitvoeringen staat
afgebeeld in fig. 157.
De trekhaak Ømoet op de aangegeven
punten bevestigd worden met in totaal
6 M10x1,25-bouten en 4 M12-bouten.
MAX. GEWICHT OP KOPPELING:
100/120 kg afhankelijk van het
laadvermogen (zie de tabel “Gewichten”
in het hoofdstuk “Technische
gegevens”).
Na de montage van de
trekhaak moeten de
boutgaten worden afgedicht om
te voorkomen dat uitlaatgassen in
het interieur kunnen dringen.
ATTENTIE!
fig. 157F0N0250m
Bestaand gat
Bestaand gat
Bestaand gat
Trekkogel
volbeladen
Page 159 of 288

155
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
SNEEUWKETTINGEN
Het gebruik van sneeuwkettingen is afhankelijk van de
voorschriften van het land waar wordt gereden. De
sneeuwkettingen mogen alleen op de voorwielen gemonteerd
worden (aangedreven wielen). Wij raden u het gebruik aan
van sneeuwkettingen uit het Fiat Lineaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rijden of de kettingen
nog goed gespannen zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde sneeuwkettingen
voorzichtig gas om het doorslippen van de aangedreven
wielen te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken.
Hierdoor wordt het breken van de kettingen voorkomen en
daarmee beschadiging van de carrosserie en de mechanische
onderdelen.
BELANGRIJK Gebruik dunne sneeuwkettingen.
WINTERBANDEN
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren welke band het
meest geschikt is voor het doel waarvoor u deze wilt
gebruiken. De specifieke eigenschappen van winterbanden
verminderen aanzienlijk als de profieldiepte minder is dan 4
mm. In dat geval is het veiliger ze te vervangen. Door de
specifieke eigenschappen van winterbanden zijn de prestaties
onder niet-winterse omstandigheden of wanneer er lange
afstanden op de snelweg worden gereden, minder dan die
van de standaard gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden waarvoor ze zijn
goedgekeurd.
BELANGRIJK Als u winterbanden gebruikt waarvan de
maximum toegestane snelheid lager is dan de topsnelheid van
de auto (met een marge van 5%), dan dient u in het interieur
van de auto een voor de bestuurder duidelijk zichtbaar
waarschuwingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die winterbanden wordt
gereden (overeenkomstig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde banden (zelfde merk en
profieldiepte) voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuurbaarheid. Keer de
draairichting van de banden niet om.
Bij winterbanden met de indicatie “Q” geldt
een maximum snelheid van 160 km/h; met
de indicatie “T” geldt een maximum snelheid van
190 km/h; met de indicatie “H” geldt een maximum
snelheid van 210 km/h; echter de lokaal geldende
wettelijke snelheidsbeperkingen moeten altijd
worden gerespecteerd.
ATTENTIE!
Beperk de snelheid als u sneeuwkettingen
gebruikt; rijd niet harder dan 50 km/h.
Vermijd kuilen, stoepranden en andere
obstakels en rijd, om de auto en het wegdek
niet te beschadigen, geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE!
Page 160 of 288

❒dek de auto af met een stoffen of een ademende
kunststof hoes. Gebruik geen dichte plastic hoes, omdat
het in en op de auto aanwezige vocht dan niet kan
verdampen.
❒breng de bandenspanning 0,5 bar boven de normaal
voorgeschreven spanning en controleer deze regelmatig;
❒als u de accukabels niet loskoppelt, moet de lading iedere
maand gecontroleerd worden; laad de accu op als de
optische meter een donkere kleur heeft zonder groen
middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor niet af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met een diefstalalarm,
schakel dan het alarm uit met de afstandsbediening.
AUTO LANGERE TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de auto enkele maanden
niet wordt gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge en goed
geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem niet is aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu en controleer de
acculading. Gedurende het stallen moet deze controle
iedere drie maanden worden herhaald. Laad de accu op
als de optische meter een donkere kleur heeft zonder
een groen middenstuk (zie de paragraaf “Accu opladen”
in het hoofdstuk “Noodgevallen”); als de auto is uitgerust
met een hoofdstroomschakelaar (voor loskoppeling van
de accu), zie dan voor het loskoppelen van de accu de
beschrijving in de paragraaf “Bedieningsknoppen” in het
hoofdstuk “Wegwijs in uw auto”;
❒maak de gespoten plaatdelen schoon en behandel ze met
een beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende metalen delen met
daarvoor geschikte middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de ruitenwissers en
achterruitwisser in met talkpoeder en laat ze los van de
ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
156
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER