Page 105 of 288

F0N0240mfig. 115F0N0176mfig. 116
OPSTAPTREDE fig. 116
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als u de zijdeur van de passagiersruimte of de laadruimte
opent, schuift aan de onderzijde een opstapje uit om
gemakkelijker in te stappen.
101
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Controleer voordat u wegrijdt of het
opstapje weer geheel is ingeschoven. Omdat
de beweging van het opstapje gekoppeld is aan die
van de schuifdeur, wordt het niet volledig inschuiven
van het opstapje, net als eventueel geopende
achterdeuren, aangegeven door een brandend
lampje
´op het instrumentenpaneel.
ATTENTIE!
ACHTERDEUREN
Rechter deur van buitenaf openen
Draai de sleutel linksom fig. 111 of druk op knop ∞van de
afstandsbediening en trek de handgreep A-fig. 117 in de
richting van de pijl.
Rechter deur van binnenuit openen fig. 118
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Trek de handgreep B in de richting van de pijl.
Rechter deur van buitenaf sluiten
Draai de sleutel rechtsom of druk op de knop Ávan de
sleutel met afstandsbediening. Sluit eerst de linker deur en
dan de rechter.
Page 106 of 288
F0N0130mfig. 118
F0N0129mfig. 117
F0N0132mfig. 120
F0N0131mfig. 119
Elektrisch vergrendelen van binnenuit fig. 120
Sluit de twee achterdeuren (eerst de linker, dan de rechter)
en druk op de knop D op het paneel voor de ruitbediening. Linker deur met de hand openen fig. 119
Trek de handgreep C in de richting van de pijl.
De twee achterdeuren zijn ieder voorzien van een klemveer
die de opening van de deur tot 90 graden beperkt.
102
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 107 of 288

F0N0188mfig. 121F0N0062mfig. 122
RUITBEDIENING
ELEKTRISCH BEDIEND fig . 122
In de armsteun van het bestuurdersportier zijn de
bedieningsschakelaars gemonteerd waarmee u, als de
contactsleutel in stand MAR staat, de zijruiten bedient:
A openen/sluiten zijruit linksvoor;
B openen/sluiten zijruit rechtsvoor.
Automatische werking
Alle uitvoeringen zijn uitgerust met automatische bediening
omhoog en omlaag van de zijruit voor aan bestuurderszijde.
De automatisch continue werking van de ruit wordt
ingeschakeld als u langer dan een halve seconde op een van
de bedieningsschakelaars drukt. De beweging stopt als de ruit
aan het einde van zijn slag is of als u nogmaals op de knop
drukt. Het is mogelijk de openingshoek van de twee deuren te
vergroten om makkelijker in en uit te laden. Druk hiervoor
op de knop A-fig. 121; u kunt nu de deuren ongeveer 180
graden openen.
103
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het systeem van klemveren is ontwikkeld
voor een beter gebruikscomfort; bij een
botsing of een windstoot kunnen de veren loshaken
en kunnen de deuren onverwacht dichtvallen.
ATTENTIE!
Als de deuren 180 graden geopend zijn, zijn
ze niet meer vergrendeld. Open de deuren
niet 180 graden als de auto op een helling staat of
bij veel wind.
ATTENTIE!
Page 108 of 288

F0N0063mfig. 123
MOTORKAP
OPENEN
Ga als volgt te werk:
❒open het bestuurdersportier om de ontgrendelhendel van
de motorkap te bereiken;
❒trek de hendel fig. 123 in de richting van de pijl;
❒trek aan het hendeltje A-fig. 124, zoals aangegeven in de
afbeelding;
❒til de motorkap op en trek gelijktijdig de steunstang fig.
125 uit de klem D; steek vervolgens het uiteinde van de
stang C-fig. 126 in de zitting E op de motorkap.
BELANGRIJK Controleer of de armen van de ruitenwissers
tegen de ruit aanstaan voordat u de motorkap optilt. BELANGRIJK Als de contactsleutel in stand STOP staat of is
uitgenomen, dan kunnen de ruiten nog ongeveer 3 minuten
worden bediend. Het systeem wordt echter onmiddellijk
uitgeschakeld als een van de portieren wordt geopend.
104
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Onzorgvuldig gebruik van de elektrische
ruitbediening kan gevaarlijk zijn. Controleer
voor en tijdens het bedienen van de ruit altijd of de
passagiers niet kunnen worden verwond door de
bewegende ruiten, hetzij direct door contact met de
ruit, hetzij door voorwerpen die door de ruit worden
meegesleept of geraakt. Verwijder altijd de sleutel uit
het contactslot als u de auto verlaat om te
voorkomen dat een onverwachte inschakeling van de
elektrische ruitbediening gevaar oplevert voor de
achtergebleven passagiers.
ATTENTIE!
Passagiersportier
In de armsteun van het voorportier aan passagierszijde zit
een drukschakelaar om aan die zijde de ruit te bedienen.
Page 109 of 288

F0N0323mfig. 124F0N0065mfig. 125
SLUITEN
Ga als volgt te werk:
❒houd de motorkap met een hand omhoog, trek met de
andere hand de stang C-fig. 126 uit de zitting E en plaats
de steunstang terug in de klem D-fig. 125;
❒laat de motorkap tot op ongeveer 20 cm van de
motorruimte zakken, laat de motorkap vallen en
controleer of de motorkap goed is gesloten door de
motorkap op te tillen. De motorkap mag niet alleen door
de beveiliging vergrendeld zijn. Druk in dit laatste geval de
motorkap niet dicht, maar til hem opnieuw op en herhaal
de handeling.
BELANGRIJK Controleer altijd of de motorkap vergrendeld
is om te voorkomen dat deze tijdens het rijden opengaat.
105
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Om veiligheidsredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de motorkap goed
vergrendeld is. Als u tijdens het rijden merkt dat de
motorkap niet goed vergrendeld is, stop dat
onmiddellijk en sluit de motorkap op de juiste wijze.
ATTENTIE!
Page 110 of 288
F0N0066mfig. 126F0N0138mfig. 127
IMPERIAAL/SKIDRAGER
Voor het monteren van de steunen van een
imperiaal/skidrager bij de voorbereiding voor de uitvoeringen
H1 en H2, moeten de daarvoor bestemde pennen A worden
gebruikt aan de randen van het dak fig. 127.
De auto’s met lange wielbasis zijn voorzien van 8 pennen;
de auto’s met korte of medium wielbasis zijn voorzien van
6 pennen; de auto’s met extra lange wielbasis zijn voorzien
van 10 pennen.
106
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Voer deze handeling alleen uit als de auto
stilstaat.
ATTENTIE!
Als de steunstang verkeerd geplaatst wordt,
kan de motorkap onverwachts dichtvallen.
ATTENTIE!
Controleer na enkele kilometers rijden
nogmaals of de bevestigingsbouten nog goed
vastzitten.
ATTENTIE!
Page 111 of 288

KOPLAMPEN
KOPLAMPEN AFSTELLEN
Goed afgestelde koplampen zijn belangrijk voor het comfort
en de veiligheid van uzelf en de overige weggebruikers. Voor
optimaal zicht en zichtbaarheid moeten de koplampen op de
juiste wijze zijn afgesteld. Wendt u voor controle of afstelling
tot het Fiat Servicenetwerk.
KOPLAMPVERSTELLING
De stand kan worden geregeld als de contactsleutel in stand
MAR staat en de dimlichten zijn ingeschakeld. Als de auto
beladen is, helt hij achterover. Het gevolg is dat de
lichtbundel meer naar boven schijnt. De stand van de
koplampen moet nu worden gecorrigeerd. BELANGRIJK U dient zich strikt aan de
montagevoorschriften te houden die bij de set zijn geleverd.
De montage moet altijd door deskundige personen worden
uitgevoerd.
107
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Houdt u zorgvuldig aan de wettelijke
bepalingen betreffende de maximale
afmetingen.
Verdeel de lading gelijkmatig en houd tijdens
de rit rekening met een verhoogde
zijwindgevoeligheid.
ATTENTIE!
Overschrijd nooit het maximum
draagvermogen (zie het hoofdstuk
“Technische gegevens”).
F0N0516mfig. 128
Page 112 of 288

ABS
Als u niet eerder in een auto met ABS hebt gereden, raden
wij u aan het systeem eerst een paar keer uit te proberen op
een glad wegdek. Verlies hierbij de veiligheid niet uit het oog
en houdt u aan de wetgeving van het land waarin u zich
bevindt. Bovendien raden wij u aan de volgende aanwijzingen
aandachtig te lezen.
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht de
conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhindert
daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
Het systeem wordt gecompleteerd met een elektronische
remdrukverdeling EBD (Electronic Braking force
Distribution), die de remdruk verdeelt tussen de voor- en
achterwielen.
BELANGRIJK Voor een maximale werking van het
remsysteem is een inrijperiode nodig van ongeveer 500 km
(bij een nieuwe auto of nadat de remblokken/-schijven zijn
vervangen): tijdens deze periode moet bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen worden voorkomen. Koplampen afstellen fig. 128
De koplampen kunnen worden versteld met de knoppen Ò
en op het schakelaarpaneel.
Op het display van het instrumentenpaneel wordt de stand
aangegeven.
BELANGRIJK Controleer de afstelling van de koplampen
telkens als het gewicht van de lading wijzigt.
MISTLAMPEN VOOR AFSTELLEN
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Wendt u voor controle of afstelling tot het Fiat
Servicenetwerk.
KOPLAMPAFSTELLING IN HET BUITENLAND
De dimlichten zijn afgesteld voor gebruik in het land waarin
de auto is verkocht. In die landen waarin aan de andere zijde
van de weg wordt gereden, moet om het tegemoetkomende
verkeer niet te verblinden, de vorm van de lichtbundel
worden gewijzigd door het aanbrengen van een speciaal
daarvoor ontwikkelde sticker.
108
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Het ABS maakt zoveel mogelijk gebruik van
de beschikbare grip maar kan deze niet
verhogen. Daarom moet op gladde weggedeelten
altijd voorzichtig worden gereden en mogen er geen
onnodige risico’s worden genomen.
ATTENTIE!