Page 97 of 237

Klimaatregeling95● achterruit- en buitenspiegelver‐warming f
● stoelverwarming "
Achterruitverwarming f 3 24.
Verwarmbare buitenspiegels f
3 21.
Verwarmde stoelen " 3 30.
In de automatische modus worden temperatuur, ventilatorsnelheid en
luchtverdeling automatisch geregeld.
Het led-lampje in de desbetreffende
knop geeft de geactiveerde functie
aan.
De elektronische klimaatregeling
(ECC) werkt alleen optimaal bij een
draaiende motor.Menu Instellingen klimaatregeling
Druk op MENU om handmatig de
volgende klimaatregelingsfuncties in
te stellen:
● luchtverdeling w, x en y
● luchtopbrengst E
● temperatuur :
● koeling A/C
● automatische modus AUTO
Het menu Klimaatinstelling verschijnt ook op het Info-Display.
Info-Display 3 75.
Automatische modus AUTO
Basisinstelling voor maximaal
comfort:
● Druk op AUTO, de luchtverdeling
en ventilatorsnelheid worden
automatisch geregeld.
● Open alle luchtroosters voor opti‐
male luchtverdeling in de auto‐
matische modus.
● De airconditioning moet zijn geactiveerd voor optimale
koeling en ontwaseming. Druk op A/C om de airconditioning in te
schakelen. Het led-lampje in de
toets geeft aan dat het systeem
geactiveerd is.
● Stel de voorkeurstemperaturen voor de voorstoelen in met
behulp van de linker- en rechter‐
draairing. De aanbevolen tempe‐ ratuur is 22 °C.
Page 98 of 237

96KlimaatregelingHandmatige instellingen
U kunt de instellingen van de klimaat‐
regeling aanpassen door de volgende functies te activeren:
Luchtdebiet E
Pas de opbrengst aan door de draai‐
ring naar de gewenste snelheid te
draaien. Draai de knop linksom om de
opbrengst te verlagen of rechtsom
om de opbrengst te verhogen. De
ventilatorsnelheid is ook aan te
passen in het menu Klimaatinstellin‐
gen. Druk op MENU om naar het
menu te gaan.
Draai de draairing zo ver mogelijk
linksom: de ventilator en de koeling
worden uitgeschakeld.
Om de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indrukken.
Luchtverdeling w, x , y
Druk op MENU om naar het menu te
gaan.
Aanraken op het Info-Display:w:naar de voorruit en de voorste
zijruitenx:naar hoofdzone en zitplaatsen
achterin via verstelbare lucht‐
roostersy:naar voetenruimte voor en
achter en voorruit
Druk om de automatische luchtverde‐ ling opnieuw in te schakelen op
AUTO .
Temperatuur selecteren :
Stel de voorkeurstemperaturen in op
de gewenste waarde met behulp van
de linker- en rechterdraairing.
De aanbevolen temperatuur is 22 °C.
De temperatuur verschijnt op het
display en in het menu Klimaatinstel‐
lingen.
Page 99 of 237

Klimaatregeling97Als de minimumtemperatuur Lo is
ingesteld, levert de klimaatregeling
maximale koeling, als de koeling
A/C wordt ingeschakeld.
Wanneer u de maximumtemperatuur
Hi instelt, zorgt het klimaatregelsys‐
teem voor een maximale verwarming.
Let op
Als A/C wordt ingeschakeld, kan
door het verlagen van de ingestelde temperatuur de motor vanuit een
Autostop opnieuw worden gestart of een Autostop worden belemmerd.
Stop/Start-systeem 3 106.
Airconditioning A/CDruk op A/C om naar koeling om te
schakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden. Koeling werkt alleen bij een draaiende motor en ingescha‐ kelde ventilator van de klimaatrege‐
ling.
Druk opnieuw op A/C om koeling uit
te schakelen.
De airconditioning koelt en ontvoch‐
tigt (droogt) de lucht vanaf een
bepaalde buitentemperatuur. Er kan
zich dan condens vormen en onder
de auto op de grond druppelen.
Als geen koeling of droging gewenst
is, moet u omwille van het brandstof‐
verbruik de koeling uitschakelen.Handmatig bediende
luchtrecirculatie n
Luchtrecirculatiemodus met n
inschakelen. De led in de knop brandt
om aan te geven dat activering heeft
plaatsgevonden.
Recirculatiemodus uitschakelen door
weer op n te drukken.
9Waarschuwing
Als het luchtrecirculatiesysteem is
ingeschakeld, vermindert de lucht‐verversing. Bij het gebruik zonder
koeling neemt de luchtvochtigheid
toe waardoor de ruiten van
Page 100 of 237

98Klimaatregelingbinnenuit kunnen aandampen. Dekwaliteit van de binnenlucht neemt
na verloop van tijd af, wat tot
vermoeidheidsverschijnselen bij
de inzittenden kan leiden.
Wanneer de omgevingslucht warm
en zeer vochtig is, kan de voorruit aan de buitenkant aandampen wanneer
er koude lucht naartoe stroomt. Als de
voorruit aan de buitenkant aandampt, moet u de ruitenwisser aanzetten en
w uitzetten.
Ruiten ontwasemen en verwarmen $
● Druk op $. De led in de knop
brandt om aan te geven dat acti‐
vering heeft plaatsgevonden.
● Temperatuur en luchtverdeling worden automatisch ingesteld,
de aanjager draait met een hoge
snelheid.
● Indien nodig, de airco inschake‐ len met een druk op A/C.
● Achterruitverwarming f inscha‐
kelen.
● Om weer naar de vorige modus te gaan: $ weer indrukken. Om
de automatische modus opnieuw in te schakelen: AUTO indruk‐
ken.
Let op
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor loopt, wordt een Autostop
verhinderd totdat er opnieuw op à
wordt gedrukt.
Als à wordt ingedrukt terwijl de
motor in een Autostop is, zal de
motor automatisch herstarten.
Stop/Start-systeem 3 106.
Elektronische klimaatregeling
deactiveren
De koel-, ventilatie- en automatische
modus kunnen worden uitgeschakeld door een van de draairingen linksom
te draaien.
Activering door inschakeling van de
ventilator of door het indrukken van
AUTO .Achterruit-, voorruit- en buitenspie‐
gelverwarming f 3 24.
Verwarmde stoelen " 3 30.
Hulpverwarming
Luchtverwarming
Quickheat is een elektrische hulpver‐
warming die automatisch aanslaat
om de lucht in de passagiersruimte
sneller op te warmen.
Page 101 of 237
Klimaatregeling99Luchtroosters
Verstelbare luchtroosters
Middelste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar binnen.
Buitenste luchtroosters in
dashboard
Door de roosters te kantelen en te
draaien de richting van de luchttoe‐
voer instellen.
Kantel om het rooster te sluiten de
lamellen naar buiten.
Wanneer de koeling ingeschakeld is, moeten er minstens twee luchtroos‐
ters openstaan.
9 Waarschuwing
Geen voorwerpen bevestigen aan
de roosters van de ventilatieope‐
ningen. Kans op schade en letsel
in geval van een ongeluk.
Vaste luchtroosters
Er bevinden zich bovendien nog
luchtroosters onder de voorruit en de
zijruiten, alsook in de voetenruimte.
Page 102 of 237
100KlimaatregelingOnderhoud
Luchtinlaat
De luchtinlaat naar de motorruimte
onder aan de voorkant van de voorruit moet voor voldoende luchttoevoer
vrijgehouden worden. Bladeren, vuil
of sneeuw verwijderen.
Airconditioning regelmatig
aanzetten
Om te zorgen dat het systeem goed
blijft werken, moet de koeling
eenmaal per maand, ongeacht de
weersgesteldheid of het seizoen,
enkele minuten worden ingescha‐
keld. Bij te lage buitentemperaturen
kan de koeling niet worden ingescha‐
keld.
Service Om de koeling optimaal te laten
werken, is het raadzaam het klimaat‐
regelsysteem jaarlijks te laten contro‐ leren, te beginnen drie jaar na afleve‐ ring van de nieuwe auto, te weten:
● functie- en druktest
● werking van de verwarming
● lektest
● controle van de aandrijfriemen
● afvoer van condensor en verdamper reinigen
● prestatietest
Page 103 of 237

Rijden en bediening101Rijden en bedieningRijtips......................................... 102
Controle over de auto ..............102
Sturen ...................................... 102
Starten en bediening .................102
Nieuwe auto inrijden ................102
Contactslotstanden ..................102
Aan/Uit-knop ............................ 103
Motor starten ........................... 105
Uitrol-brandstofafsluiter ...........106
Stop/Start-systeem ..................106
Parkeren .................................. 109
Uitlaatgassen ............................. 110
Uitlaatfilter ............................... 110
Katalysator .............................. 111
AdBlue ..................................... 111
Automatische versnellingsbak ...114
Versnellingsbakdisplay ............114
Schakelen ................................ 115
Handmatige modus .................116
Elektronische rijprogramma's ..116
Storing ..................................... 117
Stroomonderbreking ................117
Handgeschakelde versnellings‐ bak ............................................. 118Remmen.................................... 119
Antiblokkeersysteem ...............119
Handrem .................................. 119
Remassistentie ........................122
Hellingrem ............................... 122
Rijregelsystemen .......................122
Elektronische stabiliteitsregeling en Traction Control-systeem ..122
Bestuurdersondersteuningssys‐
temen ......................................... 124
Cruise control .......................... 124
Snelheidsbegrenzer ................126
Adaptieve cruise control ..........129
Actieve noodrem .....................136
Frontaanrijdingswaarschu‐ wing ........................................ 139
Voetgangersbescherming vóór ........................................ 142
Parkeerhulp ............................. 143
Geavanceerde parkeerhulp .....147
Blindehoeksysteem .................151
Panoramazichtsysteem ...........153
Achteruitkijkcamera .................156
Verkeersbordherkenning .........158
Lane keep assist .....................158
Vermoeidheidsdetectie ............161
Brandstof ................................... 162
Brandstof voor benzinemotoren .....................162Brandstof voor dieselmotoren . 163
Tanken .................................... 164
Trekhaak .................................... 165
Algemene informatie ...............165
Rijgedrag en aanhangertips ....165
Aanhanger trekken ..................166
Page 104 of 237

102Rijden en bedieningRijtips
Controle over de auto Nooit met afgezette motor rijden
In deze toestand werken veel syste‐
men niet (bijv. rembekrachtiging,
stuurbekrachtiging). Wanneer u op
deze manier rijdt, vormt u een gevaar voor uzelf en anderen.
Alle systemen werken tijdens een
Autostop.
Stop/Start-systeem 3 106.
Pedalen
Om de pedalen ongehinderd te
kunnen bedienen geen matten onder
de pedalen leggen.
Gebruik alleen vloermatten die goed
passen en met de houders aan
bestuurderszijde bevestigd zijn.Sturen
Als de stuurbekrachtiging niet meer werkt doordat de motor stopt of door
een systeemdefect, kunt u nog
steeds sturen maar is er wellicht meer
kracht nodig.Starten en bediening
Nieuwe auto inrijden
Rem tijdens de eerste ritten niet te
krachtig.
Bij de eerste rit kunnen was- en olie‐
dampen van het uitlaatsysteem rook‐ vorming veroorzaken. Parkeer de
auto na de eerste rit een tijdje in de
open lucht en adem de dampen niet
in.
Tijdens het inrijden kunnen het brand‐
stof- en motorolieverbruik hoger zijn.
Ook wordt het uitlaatfilter mogelijk
vaker geregenereerd.
Uitlaatfilter 3 110.
Contactslotstanden Draai de sleutel op: