Page 17 of 237

Sleutels, portieren en ruiten15U ontgrendelt het voorportier hand‐
matig door de sleutel in de slotcilinder
te steken en te draaien.
De andere portieren kunnen worden
geopend door aan de binnenhand‐
greep te trekken. De bagageruimte
en de tankvulklep worden mogelijk
niet ontgrendeld.
Als u het contact aanzet, wordt het vergrendelingssysteem uitgescha‐ keld.
Handmatig vergrendelen
U vergrendelt het voorportier hand‐
matig door de sleutel in de slotcilinder te steken en te draaien.
Verwijder om de andere portieren tevergrendelen de zwarte afdekking
met behulp van een sleutel.
Steek de sleutel voorzichtig erin en beweeg deze naar de binnenkant van
het portier zonder de sleutel te
verdraaien.
Trek daarna de sleutel eruit en breng
de zwarte afdekking weer aan.
De tankvulklep en de achterklep
worden mogelijk niet vergrendeld.
Automatisch vergrendelen
Automatisch vergrendelen na
wegrijden
Dit systeem biedt de mogelijkheid om
de portieren en de achterklep auto‐
matisch te vergrendelen zodra de
snelheid van de auto is opgelopen tot boven een bepaalde waarde.
Als een van de portieren of de achter‐
klep openstaat, vindt geen automati‐
sche centrale vergrendeling plaats.
Dit wordt kenbaar gemaakt door het
geluid van opnieuw ontgrendelende
sloten, het oplichten van P op de
instrumentengroep, de weergave van
een geluidssignaal en het verschijnen van een waarschuwingsbericht.
Page 18 of 237

16Sleutels, portieren en ruiten
Deze functies is op ieder gewenst
moment te activeren of te deactive‐
ren. Druk, bij ingeschakeld contact,
op b totdat een akoestisch signaal
klinkt en het bijbehorende bericht
verschijnt.
De stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Automatische hervergrendeling
na ontgrendeling
Deze functie vergrendelt automatischalle portieren, de bagageruimte en de
tankvulklep kort nadat u deze met de
handzender of elektronische sleutel
heeft ontgrendeld, vooropgesteld dat
er geen portier openstaat.
Kindersloten9 Waarschuwing
Gebruik de kindersloten wanneer
kinderen op de achterste zitplaat‐
sen worden vervoerd.
Mechanische kindersloten
Draai het rode kinderslot op het
achterportier met een sleutel in de
horizontale stand naar binnen. Het
portier kan niet meer van binnen
worden geopend.
Om de functie te deactiveren, draait u het kinderslot in de verticale stand.
Elektrische kindersloten
Op afstand bediend systeem dat
voorkomt dat de achterportieren via
de binnenportiergrepen te openen de
achterste zijruiten te bedienen zijn.
Page 19 of 237
Sleutels, portieren en ruiten17Inschakelen
Druk op >. Het lampje in de knop
gaat branden en er verschijnt een
bevestigingsbericht. Het lampje blijft
branden totdat het kinderslot wordt
uitgeschakeld.
Uitschakelen
Toets > nogmaals indrukken. Het
lampje in de knop dooft en verschijnt
een bevestigingsbericht.Portieren
Bagageruimte
Achterklep Openen
Druk na het ontgrendelen op de
achterklepknop onder het merke‐
mbleem en open de achterklep.
Sluiten
Binnenste handgreep gebruiken.
Duw niet op het touchpad tijdens het
sluiten, omdat de achterklep dan
weer wordt ontgrendeld.
Centrale vergrendeling 3 11.
Page 20 of 237

18Sleutels, portieren en ruitenAntidiefstalbeveiligingVergrendelingssysteem9 Waarschuwing
Niet inschakelen als er zich perso‐
nen in de auto bevinden! Ontgren‐ delen van de binnenzijde is niet
mogelijk.
Alle portieren worden tegen openen
beveiligd. Voor activering van het
systeem moeten alle portieren geslo‐
ten zijn.
Bij het ontgrendelen van de auto
wordt de mechanische diefstalbevei‐ liging uitgeschakeld. Dit is niet moge‐
lijk met de centrale vergrendelings‐
toets.
Inschakelen
Druk binnen 5 seconden tweemaal op b van de handzender.
Diefstalalarmsysteem Het alarmsysteem is gecombineerd
met het vergrendelingssysteem.
Het bewaakt: ● portieren, achterklep, motorkap
● interieur en aangrenzende baga‐
geruimte
● ontsteking
Inschakelen
Alle portieren, de achterklep en de
motorkap moeten zijn gesloten en de
elektronische sleutel mag niet in de
auto blijven.
Het systeem gaat 45 seconden na het
vergrendelen van de auto werken.
Als een portier, de achterklep of de
motorkap niet goed dichtstaat, wordt
de auto niet vergrendeld. Het diefstal‐ alarmsysteem wordt echter na
45 seconden automatisch ingescha‐
keld.
Let op
Bij wijzigingen in het interieur, zoals
het gebruik van stoelhoezen en bij
open ruiten, werkt de bewaking van
het interieur wellicht minder goed.
Page 21 of 237

Sleutels, portieren en ruiten19Inschakelen zonder bewaking
van passagiersruimte
Schakel de bewaking van het interi‐
eur uit als u dieren in de auto achter‐ laat, om te voorkomen dat hoge ultra‐
sone tonen of bewegingen het alarm
activeren. Schakel deze ook uit
wanneer de auto op een veerboot of
een trein staat.
1. Sluit de achterklep, motorkap, ruiten.
2. Schakel het contact uit en druk binnen 10 seconden op ! totdat
het led-lampje in de toets !
gaat branden.
3. Stap uit en sluit de portieren.
4. Diefstalalarmsysteem inschake‐ len.
Melding
Het led-lampje in de toets ! knip‐
pert, als het diefstalalarmsysteem geactiveerd is. De alarmknipperlich‐
ten gaan enkele seconden knipperen.
Uitschakelen
Bij ontgrendelen van de auto met de handzender door op a te drukken of
met de elektronische sleutel wordt het diefstalalarmsysteem uitgeschakeld.
Het systeem wordt niet gedeactiveerd
door het voorportier te ontgrendelen
met de sleutel of met de centrale-
vergrendelingstoets in het interieur.
De alarmknipperlichten gaan enkele
seconden knipperen.
Alarm Bij activering klinkt de alarmsirene en gaan de alarmknipperlichten tegelij‐
kertijd knipperen. Het aantal en de
duur van de alarmsignalen zijn voor‐
geschreven door de wetgever.U kunt het diefstalalarm uitschakelen
door op a te drukken of het contact in
te schakelen.
Wanneer het alarm is afgegaan
zonder dat de bestuurder het heeft
uitgeschakeld, geeft het led-lampje in de toets ! dat aan. De led gaat bij
de volgende keer ontgrendelen van
de auto snel knipperen.
Wacht na hernieuwde aansluiting van
de accu (bijv. na onderhoudswerk‐
zaamheden) 10 minuten alvorens de
motor opnieuw te starten.
Storing
Als het led-lampje in de toets ! bij
inschakeling van het contact continu
gaat branden, moet u de hulp van een werkplaats inroepen.
Auto vergrendelen zonder het
diefstalalarm te activeren
Vergrendel de auto door het voorpor‐
tier met de geïntegreerde sleutel te
vergrendelen.
Page 22 of 237

20Sleutels, portieren en ruitenStartbeveiliging
Het systeem is onderdeel van de
contactschakelaar en het controleert
of de auto met de gebruikte sleutel
mag worden gestart.
De startbeveiliging wordt automatisch geactiveerd.
Let op
RFiD-tags (Radio Frequency Identi‐
fication) kunnen de werking van de
sleutel storen. Houd de tag bij het
starten uit de buurt van de sleutel.
Let op
De startbeveiliging vergrendelt de
portieren niet. De auto na het verla‐ ten altijd vergrendelen 3 11.
Schakel het diefstalalarmsysteem in
3 18.
Noodbediening van de elektronische
sleutel 3 103.Buitenspiegels
Bolle vorm Door de vorm van de spiegel lijken
voorwerpen kleiner dan ze zijn, waar‐ door afstanden moeilijker zijn in te
schatten.
Dodehoekhulp 3 20
Elektrische verstelling
Kies de desbetreffende buitenspiegel door C naar links of naar rechts te
duwen.
Beweeg daarna de knop om de spie‐
gel te verstellen.
Inklapbare spiegels
Voor de veiligheid van voetgangers
klappen de buitenspiegels bij aansto‐
ten vanaf een bepaalde kracht weg uit de normale stand. Spiegel dan door
licht op de spiegelbehuizing te druk‐
ken terugduwen.
Page 23 of 237
Sleutels, portieren en ruiten21Elektrisch inklappen
Zet C naar de middelste stand.
Trek C naar achteren. Beide buiten‐
spiegels worden ingeklapt.
Trek C nogmaals naar achteren.
Beide buitenspiegels nemen hun
uitgangspositie weer in.
Als een elektrisch ingeklapte spiegel
met de hand wordt uitgeklapt, wordt
bij naar achteren trekken van C
alleen de andere spiegel elektrisch
uitgeklapt.
Verwarmde spiegels
Om in te schakelen f indrukken.
De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Achterruitverwarming 3 24.
Binnenspiegel
Binnenspiegels
U verstelt de spiegel door het spie‐
gelhuis in de gewenste richting te
verplaatsen.
Page 24 of 237
22Sleutels, portieren en ruitenHandmatige dimfunctie
Om verblinding te verminderen, de
hendel aan de onderkant van de spie‐ gelbehuizing verstellen.
Automatische dimfunctie
Verblinding 's nachts door achterop‐
komend verkeer wordt automatisch
verminderd.
Ruiten
Voorruit
Voorruitstickers Plak geen stickers, zoals bijvoorbeeld
tolvignetten, rondom de binnenspie‐
gel op de voorruit. Anders kunnen de detectiezone van de sensor en het
zichtveld van de camera in de spie‐
gelbehuizing beperkt worden.
Vervanging van voorruitVoorzichtig
Als de auto met een vooruitzicht‐
camera voor de bestuurderson‐
dersteuningssystemen uitgevoerd is, is het zeer belangrijk dat een
eventuele vervanging van de voor‐ ruit precies volgens de specifica‐
ties van Opel plaatsvindt. Anders
werken deze systemen wellicht
niet goed en bestaat het risico van
onverwacht gedrag en / of berich‐
ten van deze systemen.