Page 81 of 237

Instrumenten en bedieningsorganen79Telematicaservices
Opel Connect Opel Connect bevat meerdere
aangesloten services die via de app,
online of in de auto toegankelijk zijn.
Let op
Opel Connect is niet op alle markten
verkrijgbaar. Neem contact op met
uw werkplaats voor meer informatie.
Let op
Pas na registratie en juiste active‐
ring werkt Opel Connect volledig.
Aangesloten services kunnen live
navigatie omvatten, zoals online
verkeersinformatie en status van de
auto en informatie zoals onderhouds‐
waarschuwingen.
In de auto toegankelijke services
kunnen ook noodoproep en pechmel‐ dingsoproep omvatten. Deze functies worden automatisch geactiveerd. De
Algemene Voorwaarden zijn van
toepassing.
Noodoproepfunctie en pechmel‐
dingsfunctie werken via de knoppen
in de dakconsole.Status-LED in de dakconsole
Brandt groen en rood en dooft na
korte tijd wanneer het contact wordt
ingeschakeld: het systeem werkt
goed.
Brandt rood: storing in het systeem.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Knippert rood: reserveaccu moet
worden vervangen. De hulp van een
werkplaats inroepen.
Noodoproep
Via de noodoproepfunctie wordt u
doorverbonden met de dichtstbij‐
zijnde meldkamer (PSAP). Er wordt
een minimale hoeveelheid gegevens
naar de meldkamer verzonden, waar‐
onder auto- en locatiegegevens.
Let op
Een noodoproep doen is wellicht
niet mogelijk in gebieden met onvol‐ doende netwerkdekking of als
gevolg van schade aan hardware tijdens een ongeluk.
Druk in een noodsituatie gedurende
meer dan 2 seconden op de rode
SOS -toets. De LED knippert groen
om aan te geven dat er verbindingmet de dichtstbijzijnde meldkamer
wordt gemaakt. De led brandt onon‐
derbroken zo lang als de oproep
actief is.
Als u de SOS-knop onmiddellijk voor
de tweede keer indrukt, beëindigt u
de oproep. De led dooft.
Automatische botsingsmelding
Bij een ongeval waarbij airbags
worden geactiveerd wordt er een
automatische noodoproep gedaan en wordt er een automatische botsings‐
melding verzonden naar de dichtstbij‐ zijnde meldkamer.
Pechmeldingsoproep
Als u langer dan 2 seconden op de toets . drukt, wordt u doorverbon‐
den met een pechhulpmedewerker.
Raadpleeg het Service- en garantie‐
boekje voor informatie over de
dekking van en de geleverde dien‐ sten van de pechhulp.
Privacy-instellingen
Privacy-instellingen van
Opel Connect kunnen worden gecon‐
figureerd in uw auto. Hiermee bepaalt
Page 82 of 237
80Instrumenten en bedieningsorganenu welke gegevens worden verzon‐
den, bijv. als er een pechmeldingsop‐ roep wordt geactiveerd.Een en ander
is niet van invloed op de noodoproep‐ functie.
Afhankelijk van de versie kunt u de
privacy-instellingen veranderen door
tegelijkertijd op . en SOS in de
dakconsole te drukken of via het
menu Systeeminstellingen op het
Info-Display.
Page 83 of 237

Verlichting81VerlichtingRijverlichting................................ 81
Lichtschakelaar ......................... 81
Automatische verlichting ...........82
Grootlicht ................................... 82
Grootlichtassistentie ..................82
Lichtsignaal ............................... 83
Koplampverstelling ....................83
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 84
Dagrijlicht ................................... 84
LED-koplampen .........................84
Alarmknipperlichten ...................86
Richtingaanwijzers ....................86
Mistlampen voor ........................87
Mistachterlicht ........................... 87
Parkeerlichten ........................... 87
Achteruitrijlichten .......................88
Beslagen lampglazen ................88
Binnenverlichting .........................88
Regelbare instrumentenverlichting ...........88
Leeslampen ............................... 89
Verlichting zonneklep ................89
Verlichtingsfuncties ......................89
Instapverlichting ........................89Uitstapverlichting .......................89
Autozoekverlichting ...................89
Wegverlichting ........................... 90
Ontlaadbeveiliging accu ............90Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 72.
Page 84 of 237

82VerlichtingAchterlichtenDe achterlichten branden samen met
het dimlicht / groot licht en de zijmar‐
keringslichten.
Automatische verlichting
Wanneer de automatische verlichting
is ingeschakeld en de motor loopt,
wordt er automatisch gewisseld
tussen dagrijlicht en automatische
verlichting afhankelijk van het omge‐
vingslicht en de informatie afkomstig
van het wissersysteem.
Dagrijlicht 3 84.
Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwissers
enkele slagen geactiveerd zijn.
Tunneldetectie Bij het inrijden van een tunnel wordende koplampen onmiddellijk ingescha‐
keld.
GrootlichtErtegen duwen om van dimlicht op
grootlicht over te schakelen.
Nogmaals duwen om het grootlicht uit
te schakelen.
Grootlichtassistentie 3 84.
Grootlichtassistentie Deze functie schakelt het grootlicht in
bij het rijden in een donkere omgeving en een rijsnelheid van meer dan45 km/u.
De camera in de voorruit de lichten
van tegemoetkomende voertuigen of
voorliggers detecteert. Elk led-lampje
aan de rechter- of linkerkant kan
afhankelijk van de verkeerssituatie
worden in- of uitgeschakeld. Het
systeem schakelt over van dimlicht op grootlicht en vice versa om verblin‐
ding te voorkomen. De grootlichtas‐
sistentie blijft geactiveerd en schakelt het groot licht aan en uit afhankelijk
van de situatie. De laatste instelling
van de grootlichtassistentie blijft
gehandhaafd wanneer het contact weer wordt ingeschakeld.
Page 85 of 237

Verlichting83Inschakelen
U kunt het systeem inschakelen via
het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
Het groot licht wordt automatisch
ingeschakeld bij een snelheid hoger
dan 45 km/h. Het groot licht wordt
uitgeschakeld bij een snelheid lager
dan 35 km/h, maar de grootlichtassis‐
tentie blijft geactiveerd.
Het groene controlelampje B
brandt ononderbroken wanneer de
grootlichtassistentie actief is; het
blauwe A brandt bij ingeschakeld
groot licht.
Controlelampje B 3 72, A 3 72.
Als u een keer tegen de linkerrich‐ tingaanwijzerhendel duwt, wordt het
grootlicht handmatig en zonder groot‐
lichtassistentie ingeschakeld.
De grootlichtassistentie schakelt
automatisch op dimlicht over
wanneer:
● In stadsverkeer wordt gereden.
● Camera detecteert dichte mist.● Het mistachterlicht is ingescha‐ keld.
● Tegemoetkomende voertuigen worden waargenomen door de
camera.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
Uitschakelen
U kunt het systeem uitschakelen via
het menu Boordinstellingen op het
Info-Display.
Info-Display 3 75.
LichtsignaalEraan trekken om het knippersignaal
te activeren.
Koplampverstelling
U kunt de lichtbundelhoogte aanpas‐
sen aan de belading om verblinding
te voorkomen: draai het kartelwieltje
in X de gewenste stand.
0:zitplaatsen voorin bezet1:alle zitplaatsen bezet2:alle zitplaatsen bezet en bagage
in de bagageruimte3:bestuurdersstoel bezet en
bagage in de bagageruimte
Page 86 of 237

84VerlichtingKoplampinstelling in hetbuitenland
Bij ritten in landen waar het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt
hoeven de koplampen niet te worden
afgesteld.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
Het wordt automatisch ingeschakeld
wanneer de motor draait.
Het systeem schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en dimlicht, afhan‐
kelijk van het lichtomstandigheden.
Automatische verlichting 3 82.
LED-koplampen
Het matrix-led-koplampensysteem
omvat twee koplampen met verschil‐
lende led's, waarmee de functies van het adaptieve rijlicht kunnen worden
aangestuurd.
De lichtverdeling en -intensiteit
worden getriggerd op basis van de
lichtomstandigheden, het wegdek ende rijsituatie. De auto past de koplam‐ pen automatisch aan de situatie aan
voor een optimale lichtverdeling voor
de bestuurder.
De functies van het adaptieve rijlicht en de matrix-led-koplampen kunnen vanuit het menu Persoonlijke instel‐
lingen worden gedeactiveerd en
geactiveerd.
Persoonlijke instellingen 3 78.
Info-Display 3 75.
De verblindingsvrije grootlichtfunctie
van de matrix-led-koplampen is
alleen beschikbaar met de lichtscha‐
kelaar in de stand AUTO.
Verlichting landelijke gebieden
Deze wordt automatisch geactiveerd
bij een snelheid boven 50 km/u
wanneer er in een landelijk gebied
wordt gereden. De verlichting van de
weg en de berm wordt aangepast.
Tegemoetkomend verkeer en voorlig‐
gers worden niet verblind.
Stadslicht
Dit wordt automatisch geactiveerd bij
een snelheid tot ca. 50 km/u. De licht‐
verspreiding is breed en symme‐
trisch.
Bochtlicht
Geactiveerd bij snelheden tot 40 km/
h tijdens het afslaan. De verlichting bestaat uit speciale led-lampen die in de rijrichting schijnen. De led-lampen
Page 87 of 237

Verlichting85worden geactiveerd afhankelijk van
de stuurhoek of de activering van de
richtingaanwijzers.
Bochtverlichting
Er gaan, afhankelijk van de stuurhoek en de snelheid, extra leds branden
die de verlichting van bochten verbe‐
teren. Deze functie wordt geactiveerd bij snelheden van 40 km/h tot
70 km/h.
Verblindingsvrij grootlicht
9 Waarschuwing
Het verblindingsvrije grootlicht
verblindt mogelijk andere wegge‐ bruikers bij het rijden in landen
waar het verkeer aan de andere kant van de weg rijdt, bijv.
wanneer de auto is ontworpen
voor linksrijdend verkeer en deze
in een land met rechtsrijdend
verkeer rijdt.
Schakel het verblindingsvrije
grootlicht in bovengenoemde situ‐ aties uit!
Het systeem zorgt voor verblindings‐
vrij grootlicht bij het rijden in een
donkere omgeving.
Elke led-lamp aan de rechter- of
linkerkant kan afhankelijk van de verkeerssituatie worden in- of uitge‐
schakeld. Dit geeft de beste lichtver‐
deling zonder dat andere weggebrui‐
kers worden verblind.
Verblindingsvrij grootlicht wordt auto‐ matisch ingeschakeld bij een snel‐
heid boven 50 km/u. Het wordt uitge‐
schakeld bij een snelheid onder
35 km/u, maar het systeem blijft
actief.
Snelwegmodus
Gaat automatisch werken bij een
snelheid hoger dan 105 km/h. De
verlichting wordt aangepast aan de
hogere snelheid op snelwegen. Als er geen tegenliggers zijn, wordt het zicht
aan de kant van de eigen auto
vergroot. Wanneer u achter andere
auto's aanrijdt of ze inhaalt, hebben
de bestuurders ervan minder last van verblinding.
Storing in led-koplampsysteem Wanneer het systeem een storing in
het led-koplichtsysteem opmerkt,
selecteert het een voorkeuze-instel‐
ling om te voorkomen dat tegenlig‐
gers worden verblind. Er komt een
waarschuwing in het Driver Informa‐
tion Center.
Page 88 of 237

86VerlichtingAlarmknipperlichten
Om in te schakelen c indrukken.
Bij noodremmanoeuvres worden de
alarmknipperlichten automatisch
ingeschakeld, afhankelijk van de
vertraging. De alarmknipperlichten
worden automatisch uitgeschakeld
zodra u weer accelereert.
Richtingaanwijzersomhoog:richtingaanwijzer rechtsomlaag:richtingaanwijzer rechts
Bij het verplaatsen van de rich‐
tingaanwijzerhendel voelt u een
weerstandspunt.
De richtingaanwijzer knippert onon‐
derbroken wanneer de richtingaan‐
wijzerhendel tot voorbij het weer‐
standspunt wordt verplaatst. Het
knipperen stopt wanneer het stuur‐
wiel in tegengestelde richting wordt
gedraaid of wanneer de richtingaan‐
wijzerhendel met de hand wordt
teruggezet in de neutraalstand.
U kunt kortstondig knipperen door de
richtingaanwijzerhendel net voor het
weerstandspunt vast te houden. De
richtingaanwijzers zullen dan knippe‐
ren totdat de richtingaanwijzerhendel
wordt losgelaten.
Druk kort op de richtingaanwijzerhen‐ del zonder het weerstandspunt tepasseren om drie knippersignalen te
geven.
Als u bij een rijsnelheid hoger dan
80 km/u de richtingaanwijzers niet
binnen 20 seconden uitschakelt,
wordt het volume van het akoestische
richtingaanwijzersignaal verhoogd.