Page 145 of 237

Rijden en bediening143zich niet direct vóór de auto
bevindt, niet geheel zichtbaar is, niet rechtop staat of onderdeel van
een groep is.
Het systeem is alleen uit te schakelen
door activering van het actieve nood‐
stopsysteem in de persoonlijke instel‐ lingen 3 78. Bij de volgende keer
inschakelen van het contact wordt het
systeem geactiveerd.
Waarschuwing voetganger vóór Bij te snel naderen van een gedetec‐
teerde voetganger verschijnt er een waarschuwingsbericht op het DriverInformation Center. Er klinkt een
geluidssignaal.
Bij de waarschuwing voetganger vóór
werkt de cruisecontrol of de adap‐
tieve cruisecontrol mogelijk niet.
Systeembeperkingen In de volgende gevallen detecteert de
voetgangersbescherming vóór
mogelijk geen voetganger vóór de
auto of werkt de sensor mogelijk maar beperkt:
● de rijsnelheid ligt buiten het bereik van 5 km/u tot 80 km/u in
een vooruitversnelling
● bij ritten op bochtige of heuvel‐ achtige wegen
● bij rijden in het donker
● bij een beperkt zicht door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,
regen of sneeuw
● de sensor in de voorruit of de radarmodule achter de voorbum‐per is afgedekt door sneeuw, ijs,
sneeuwbrij, modder, vuil enz.
● de voorruit is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. stickers
● de voorbumper is beschadigd of bedekt met vreemde voorwer‐
pen, bijv. kentekenplaatsteun
Parkeerhulp Algemene informatie
Wanneer er een aanhanger of fiets‐
drager op de trekhaak is gemonteerd, wordt de parkeerhulp gedeactiveerd.9 Waarschuwing
De bestuurder is zelf geheel
verantwoordelijk voor het inparke‐ ren.
Controleer bij het achteruit- en
vooruitrijden en het gebruik van de
parkeerhulp de zone rondom de
auto.
Parkeerhulp achter
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der met geluidssignalen en berichten
op het display tegen mogelijk gevaar‐
lijke obstakels achter de auto terwijl
de achteruitversnelling ingeschakeld
is.
Page 146 of 237
144Rijden en bediening
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de achterbum‐
per.
Inschakelen
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de
parkeerhulpknop e niet brandt. De
stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het geheugen opgeslagen.
Zodra deze functie geactiveerd is, is
de parkeerhulp achter klaar voor
gebruik wanneer de achteruitversnel‐ ling wordt ingeschakeld en het
contact wordt aangezet.
Melding
Afhankelijk van de kant waar de auto
dichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
achter de auto weergegeven door
veranderlijke afstandslijnen op het
Info-Display 3 75. Wanneer u het
obstakel erg dicht bent genaderd,
verschijnt het gevarensymbool +.
Page 147 of 237

Rijden en bediening145Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld bij inschakeling van de
achteruitversnelling. Druk op e om
het systeem handmatig uit te schake‐
len. Het led-lampje in de knop gaat
branden, wanneer het systeem
gedeactiveerd is. Als het systeem
handmatig uitgeschakeld is, wordt het
bij de volgende keer inschakelen van het contact niet automatisch opnieuw ingeschakeld.
Parkeerhulp voor-achter
De parkeerhulp voor-achter meet de
afstand tussen de auto en voorgele‐
gen obstakels en achter de auto.
Deze informeert en waarschuwt de
bestuurder met geluidssignalen en
een aanduiding op het display.
Het gebruikt twee verschillende
akoestische waarschuwingssignalen
voor de controlezones voor en achter, elk met een andere geluidsfrequentie.
Het systeem gebruikt ultrasone
parkeersensoren in de voor- en
achterbumper.
Inschakelen
Wanneer bij een rijsnelheid lager dan
10 km/h een obstakel voor de auto
wordt gedetecteerd, wordt naast de
parkeerhulp ook de parkeerhulp voor
geactiveerd.
Het systeem is klaar voor gebruik,
wanneer het led-lampje in de
parkeerhulpknop e niet brandt. De
stand van het systeem wordt bij
uitschakeling van het contact in het
geheugen opgeslagen.
Zodra deze functie geactiveerd is, is de parkeerhulp achter klaar voor
gebruik wanneer de achteruitversnel‐ ling wordt ingeschakeld en het
contact wordt aangezet.
Melding
Het systeem waarschuwt u met
akoestische signalen voor obstakels vóór of achter de auto.
Page 148 of 237

146Rijden en bedieningAfhankelijk van de kant waar de autodichter bij een obstakel is, hoort u aan de desbetreffende zijde akoestische
waarschuwingssignalen in de auto.
De geluidssignalen volgen elkaar
sneller op naarmate de afstand tot dat
obstakel afneemt. Is de afstand klei‐
ner dan ongeveer 30 cm, dan klinkt er een continu geluid.
Ook wordt de afstand tot obstakels
voor en achter de auto weergegeven
door veranderlijke afstandslijnen op
het Info-Display 3 75.
Als de auto langer dan 3 seconden in
een vooruitversnelling stopt, als de
automatische versnellingsbak in de
stand P staat of als er geen andere
obstakels worden gedetecteerd, klin‐ ken er geen geluidssignalen.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitge‐
schakeld wanneer de rijsnelheid
hoger dan 10 km/h is, door het
aantrekken van de elektrische
parkeerrem of door het indrukken van de parkeerhulptoets e.
Na handmatig uitschakelen van het
systeem brandt het led-lampje in de
toets.
Als het systeem handmatig uitge‐
schakeld is, wordt het bij de volgende
keer inschakelen van het contact niet automatisch opnieuw ingeschakeld.
Systeembeperkingen
Bij een storing of als het systeem tijdelijk niet goed werkt, bijv. vanwege
veel geluid buiten of andere storende factoren, gaat C op de instrumen‐
tengroep branden. Er verschijnt een
bericht op het Driver Information
Center en er klinkt een geluidssig‐
naal.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste
Page 149 of 237

Rijden en bediening147afstandsindicatie in het bovenste
deel van deze voertuigen kan niet
worden gegarandeerd.
Objecten met een erg klein reflec‐
tievlak, bijv. smalle voorwerpen of
zachte materialen, herkent het
systeem mogelijkerwijs niet.
Parkeerhulpsystemen detecteren geen voorwerpen buiten het
detectiebereik.
Geavanceerde parkeerhulp
9 Waarschuwing
De bestuurder is geheel verant‐
woordelijk voor het accepteren
van de door het systeem voorge‐
stelde parkeerplek en het inparke‐
ren.
Controleer bij het gebruik van de geavanceerde parkeerhulp de
zone rondom de auto in alle rich‐
tingen.
De geavanceerde parkeerhulp meet
tijdens het passeren of het parkeer‐ vak groot genoeg is, de functie bere‐
kent het traject en stuurt de auto auto‐ matisch tijdens het inparkeren.
Geavanceerde parkeerhulp biedt
hulp bij de volgende handelingen:
● inparkeren bij fileparkeren
● inparkeren bij haaks parkeren
● uitparkeren bij fileparkeren
De bestuurder hoeft alleen op te trek‐
ken, te remmen en te schakelen, het
sturen gebeurt automatisch. U kunt
het sturen altijd overnemen door het
stuurwiel beet te pakken.
U moet mogelijk meerdere keren
voor- en achteruitrijden.
Instructies verschijnen op het Info-
Display 3 75.
De geavanceerde parkeerhulp kan
alleen bij vooruit rijden worden geac‐
tiveerd.
De geavanceerde parkeerhulp werkt
altijd samen met de parkeerhulp voor/
achter.
Het systeem heeft zes ultrasoon
parkeersensoren elk in de achter- en
voorbumper.
Inparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
Verlaag de rijsnelheid tot onder
30 km/h.
Activeer om een parkeervak te
zoeken het systeem op het Info-
Display 3 75.
Selecteer het menu voor fileparkeren. Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Page 150 of 237

148Rijden en bedieningHet systeem detecteert geen vakkendie te klein of veel te groot zijn voor
uw auto.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een eerste
geluidssignaal. Rijd langzaam voor‐
uit. Stop de auto wanneer het tweede
akoestische signaal klinkt, schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur‐
wiel los en begin langzaam te rijden.
Er verschijnt visuele feedback op het
Info-Display.
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de manoeuvre is afgerond.
Inparkeren bij haaks parkeren
Inschakelen
Verlaag de rijsnelheid tot onder
30 km/h.
Activeer om een parkeervak te
zoeken het systeem op het Info-
Display 3 75.
Selecteer het menu voor haaks
parkeren.
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst te
parkeren.
De afstand tussen uw auto en de rij
geparkeerde auto's bedraagt zo'n
0,5 tot 1,5 m.
Wanneer er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gevonden, wordt
de auto naar het laatste vak gestuurd.
Wanneer er een vrij vak is gevonden, wordt dit op het Info-Display aange‐
geven in combinatie met een geluids‐
signaal. Stop de auto, schakel de
achteruitversnelling in en rijd op een
snelheid tot 7 km/h.
Page 151 of 237

Rijden en bediening149
Rijd voor- en achteruit volgens de
instructies en let daarbij op de waar‐
schuwingen van de parkeerhulp en
de geluidssignalen totdat de hande‐ ling is afgerond.
Het systeem wordt tijdens een
parkeermanoeuvre automatisch
gedeactiveerd, wanneer de achter‐
kant van de auto een obstakel tot op minder dan 50 cm is genaderd.
Uitparkeren bij fileparkeren
Inschakelen
Activeer om uit te parkeren bij filepar‐ keren het systeem op het Info-Display
3 75.
Selecteer het menu voor uitparkeren
bij fileparkeren.
Kies met de richtingaanwijzers de
kant van de weg waar u wenst uit te
parkeren.
Schakel de achteruitversnelling of
een versnelling voorruit in, laat het
stuurwiel los en rijd op een snelheid
tot 5 km/h.
Rijd voor- en achteruit en let daarbij
op de waarschuwingen van de
parkeerhulp totdat de manoeuvre is
afgerond.
De manoeuvre is voltooid wanneer de voorwielen van de auto de parkeer‐
plek hebben verlaten.
Controleer na deactivering of u de
auto weer onder controle hebt.
Displayweergave
De instructies op het display tonen: ● algemene tips en waarschu‐ wingsberichten
● het verzoek om te stoppen wanneer een parkeerplek is
gevonden
● de richting waarin u rijdt om in te parkeren
● het verzoek tot inschakelen van de achteruit- of eerste versnelling
● het verzoek tot stoppen of tot langzaam rijden
● het goed inparkeren, aangege‐ ven door een pop-upsymbool en
een geluidssignaal
● het annuleren van een inparkeer‐
manoeuvre
Uitschakelen
De actuele parkeermanoeuvre is te
annuleren via de knop om terug te
keren naar het voorgaande scherm
Page 152 of 237

150Rijden en bedieningvan het Info-Display. Om het systeem
helemaal uit te schakelen moet u op
e in de middenconsole drukken.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd:
● bij uitschakeling van het contact
● bij het uitvallen van de motor
● als u niet binnen 5 minuten na selectie van een bepaalde
parkeermanoeuvre aan de
manoeuvre begint
● bij langdurige stilstand van de auto tijdens een manoeuvre
● bij activeren van de richtingaan‐ wijzer aan de andere kant van dievan de manoeuvre
● als de elektronische stabiliteits‐ regeling wordt getriggerd
● als de rijsnelheid de aangegeven
limiet overschrijdt
● wanneer de bestuurder de stuur‐
wielbeweging afbreekt
● na tien manoeuvres bij in- of uitparkeren bij fileparkeren of na
zeven manoeuvres bij haaks
inparkeren● door het openen van het bestuur‐
dersportier
● als een van de voorwielen in contact komt met een obstakel
● nadat het inparkeren is gelukt
Wanneer u het systeem deactiveert
of wanneer het systeem zichzelf
deactiveert tijdens het inparkeren,
geeft het display dit aan. Ook klinkt er een geluidssignaal.
Het systeem wordt automatisch
gedeactiveerd bij aansluiting van een
aanhanger, fietsdrager etc. op het
elektrische systeem van de auto.
Neem contact op met de dealer om
het systeem voor langere tijd uit te
schakelen.
Storing
Bij een storing verschijnt er een
bericht op het Colour-Info-Display en
klinkt er een geluidssignaal.
Bij een storing in de stuurbekrachti‐
ging licht C op en verschijnt er een
bericht op het Driver Information
Center.9 Waarschuwing
Onder bepaalde omstandigheden
kunnen reflecterende oppervlak‐
ken van uiteenlopende aard op
voorwerpen of kleding evenals
externe geluidsbronnen ertoe
leiden dat het systeem obstakels
niet waarneemt.
In het bijzonder moet gelet worden op lage obstakels die het onderstegedeelte van de bumper kunnen
beschadigen.
Voorzichtig
Het systeem werkt eventueel
minder goed wanneer de senso‐
ren zijn bedekt, bijv. met ijs of
sneeuw.
Het parkeerhulpsysteem werkt bij
een zware belading eventueel
minder goed.
Voor grotere auto's in de buurt
(bijv. off-roads, minivans, vans)
gelden speciale voorwaarden. De
objectherkenning en de juiste