Page 25 of 237

Sleutels, portieren en ruiten23Elektrisch bediende ruiten9Waarschuwing
Wees voorzichtig bij het gebruik
van de elektrische ruitbediening.
Er bestaat verwondingsgevaar,
met name voor kinderen.
Als er achterin kinderen zitten,
moet u de kinderbeveiliging van
de elektrische ruitbediening
inschakelen.
Ruiten tijdens het sluiten goed in
de gaten houden. Ervoor zorgen dat niets of niemand bekneld
raakt.
Contact inschakelen om ruiten elek‐
trisch te bedienen.
Desbetreffende ruit openen of sluiten door op schakelaar te drukken of
eraan te trekken.
Knop een stukje indrukken of uittrek‐
ken: ruit gaat omhoog of omlaag
zolang u de schakelaar bedient.
Knop zover mogelijk indrukken of
uittrekken en loslaten: ruit gaat auto‐
matisch omhoog of omlaag met geac‐ tiveerde beveiligingsfunctie. U stopt
de ruit door de schakelaar nogmaals
in dezelfde richting te bedienen.
Beveiligingsfunctie
Stuit de ruit tijdens het automatisch
sluiten op weerstand, dan stopt het
sluiten onmiddellijk en beweegt de ruit weer omlaag.
Kinderbeveiliging voor
achterportierruiten
Druk g in om de achterste elektri‐
sche portierruiten te deactiveren; het
led-lampje licht op. Druk voor het acti‐
veren nogmaals op g.
Ruiten van de buitenzijde sluiten
De ruiten zijn met de handzender van de buitenzijde te sluiten.
Page 26 of 237

24Sleutels, portieren en ruiten
Houd b ingedrukt om de ruiten te
sluiten.
Laat de knop los om de ruit te stop‐
pen.
Als de ruiten volledig gesloten zijn,
lichten de alarmknipperlichten twee‐
maal op.
Overbelasting Worden de ruiten in korte tijd meer‐
maals bediend, dan wordt de ruitbe‐
diening enige tijd gedeactiveerd.
Elektrisch bediende ruiten
initialiseren
Als u de ruiten niet automatisch kunt
sluiten (bijv. na het loskoppelen van
de accu), verschijnt er een waarschu‐
wingstekst op het Driver Information
Center.
Boordinformatie 3 76.
Activeer de ruitelektronica als volgt: 1. Portieren sluiten.
2. Schakel de ontsteking in.
3. Trek aan de schakelaar totdat de ruit helemaal geopend is en blijf er
nog 2 seconden aan trekken.
4. Duw tegen de schakelaar totdat de ruit helemaal gesloten is en blijfer nog 2 seconden tegen duwen.
5. Deze handeling uitvoeren voor alle ruiten.
Achterruitverwarming
Samen met de buitenspiegelverwar‐
ming in te schakelen door het indruk‐
ken van f.De verwarming werkt bij een draai‐
ende motor en wordt na korte tijd
automatisch uitgeschakeld.
Afhankelijk van de klimaatregeling zit f mogelijk op een andere plek.
Auto's met verwarmings- en
ventilatiesysteem of met
airconditioning
Page 27 of 237
Sleutels, portieren en ruiten25Auto's met elektronische
klimaatregeling
Buitenspiegelverwarming 3 21.
Zonnekleppen
Om verblinding te vermijden kunnen
de zonnekleppen worden neerge‐
klapt en opzij worden gedraaid.
Afdekkingen van eventueel in de
zonnekleppen aanwezige make-
upspiegels tijdens het rijden gesloten
houden.
Aan de achterkant van de zonneklep
zit een kaartjeshouder.
Rolschermen
Om de zonnestraling op de achter‐
bank te verminderen, trekt u het
scherm aan de handgreep omhoog
en haakt u het vast aan de bovenkant
van de portieropening.
Dak
Panoramadak
Zonnescherm
Het zonnescherm wordt met de hand bediend.
Schuif de zonneklep in de gewenste
stand.
Page 28 of 237

26Stoelen, veiligheidssystemenStoelen,
veiligheidssysteme
nHoofdsteunen .............................. 26
Voorstoelen .................................. 27
Stoelpositie ................................ 27
Handmatige stoelverstelling ......28
Elektrische stoelverstelling ........29
Armsteun ................................... 30
Verwarming ............................... 30
Massage .................................... 31
Veiligheidsgordels .......................31
Driepuntsgordel ......................... 33
Airbagsysteem ............................. 34
Frontaal airbagsysteem .............37
Zijdelings airbagsysteem ...........38
Gordijnairbagsysteem ...............39
Airbag deactiveren ....................39
Kinderveiligheidssystemen ..........40
Inbouwposities kinderveilig‐ heidssystemen ......................... 43Hoofdsteunen
Stand9 Waarschuwing
Alleen met correct ingestelde
hoofdsteunen rijden.
De bovenzijde van de hoofdsteun moet op gelijke hoogte zijn als de
bovenzijde van het hoofd. Is dit bij
zeer lange personen niet mogelijk,
dan de hoofdsteun in de hoogste
stand zetten (bij zeer kleine personen
de hoofdsteun juist in de laagste
stand zetten).
Hoogteverstelling
Hoofdsteunen van voorstoelen
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Page 29 of 237

Stoelen, veiligheidssystemen27Hoofdsteunen van achterbank
Hoofdsteun omhoogtrekken of borg‐
veren indrukken om hoofdsteun te
ontgrendelen en omlaag te schuiven.
Demonteren
Druk de pal in en trek de desbetref‐
fende hoofdsteun omhoog eruit.
Voorstoelen
Stoelpositie9 Waarschuwing
Alleen met een correct ingestelde
stoel rijden.
9 Waarschuwing
Stoelen nooit tijdens het rijden
verstellen, omdat ze ongecontro‐
leerd kunnen bewegen.
9 Gevaar
Altijd op minstens 25 cm afstand
van het stuurwiel zitten zodat de
airbag veilig in werking kan treden.
9 Waarschuwing
Nooit voorwerpen onder de stoe‐
len plaatsen.
● Uw zitvlak zo dicht mogelijk naar de rugleuning schuiven. De
afstand tot de pedalen zo instel‐
len dat de benen bij het intrappen
van de pedalen licht gebogen
zijn. De passagiersstoel voorin zover mogelijk naar achteren
schuiven.
● Zithoogte zo instellen, dat u rondom een goed zicht hebt en
alle instrumenten goed kunt afle‐
zen. Tussen hoofd en dakframe
moet minstens een handbreedte
ruimte zitten. Uw dijen dienen
licht op de zitting rusten, zonder
druk uit te oefenen.
Page 30 of 237

28Stoelen, veiligheidssystemen● Uw schouders zo dicht mogelijknaar de rugleuning schuiven. Stelde hoek van de rugleuning zo in
dat u het stuurwiel gemakkelijk
met licht gebogen armen kunt vastpakken. Bij het verdraaien
van het stuurwiel contact blijven houden tussen schouders en
rugleuning. De rugleuning mag
niet te ver achteroverhellen. De
aanbevolen hellingshoek
bedraagt maximaal ca. 25°.
● Stel de stoel en het stuur zodanig
op elkaar af dat wanneer uw pols
bovenop het stuur rust, uw arm
volledig is gestrekt en uw schou‐
ders de rugleuning raken.
● Stuurwiel verstellen 3 55.
● Hoofdsteun instellen 3 26.
● Lendensteun zo instellen dat deze de natuurlijke vorm van de
wervelkolom ondersteunt.
Handmatige stoelverstelling
Zorg bij het rijden dat de stoelen en
rugleuningen altijd vastgeklikt zijn.Verstelling in de lengterichting
Aan handgreep trekken, stoel
verschuiven, handgreep loslaten.
Probeer de stoel heen en weer te
bewegen om na te gaan of deze op
zijn plaats zit.
Hoek van rugleuning
Aan handwiel draaien. Bij het verstel‐
len de rugleuning niet belasten.
Page 31 of 237
Stoelen, veiligheidssystemen29Zithoogte
Pompbeweging van de hendel
omhoog:stoel omhoogomlaag:stoel omlaag
Elektrische stoelverstelling
9Waarschuwing
Wees voorzichtig met de elektri‐
sche stoelverstelling. Er bestaat
gevaar voor letsel, vooral voor
kinderen. Er kunnen voorwerpen bekneld raken.
Houd de stoelen tijdens het
verstellen goed in de gaten. Inzit‐ tenden dienen hierover ingelicht te worden.
Verstelling in de lengterichting
Duw de schakelaar naar voren /
achteren.
Hoek van rugleuning
Draai de schakelaar naar voren /
achteren.
Page 32 of 237
30Stoelen, veiligheidssystemenZithoogte en -hoek
Duw de schakelaar omhoog / omlaag.
Lendensteun
Druk op * of '.*:meer lendensteun':minder lendensteun
Armsteun
Druk op de toets en klap de armsteun
omhoog. Onder de armsteun zit een
opbergruimte.
Verwarming
Afhankelijk van de gewenste verwar‐
ming, " van de desbetreffende stoel
een of meerdere malen indrukken. Het controlelampje in de toets geeftde status aan.
Langdurig gebruik van de hoogste
instelling wordt afgeraden voor perso‐ nen met een gevoelige huid.
De stoelverwarming werkt wanneer
de motor loopt.
Stop/Start-systeem 3 106.