Verlichting81VerlichtingRijverlichting................................ 81
Lichtschakelaar ......................... 81
Automatische verlichting ...........82
Grootlicht ................................... 82
Grootlichtassistentie ..................82
Lichtsignaal ............................... 83
Koplampverstelling ....................83
Koplampinstelling in het buitenland ................................. 84
Dagrijlicht ................................... 84
LED-koplampen .........................84
Alarmknipperlichten ...................86
Richtingaanwijzers ....................86
Mistlampen voor ........................87
Mistachterlicht ........................... 87
Parkeerlichten ........................... 87
Achteruitrijlichten .......................88
Beslagen lampglazen ................88
Binnenverlichting .........................88
Regelbare instrumentenverlichting ...........88
Leeslampen ............................... 89
Verlichting zonneklep ................89
Verlichtingsfuncties ......................89
Instapverlichting ........................89Uitstapverlichting .......................89
Autozoekverlichting ...................89
Wegverlichting ........................... 90
Ontlaadbeveiliging accu ............90Rijverlichting
Lichtschakelaar
Lichtschakelaar draaien:
AUTO:automatische verlichting
schakelt automatisch
tussen dagrijlicht en
koplamp8:zijmarkeringslichten9:dimlicht of groot licht
Wanneer u de ontsteking inschakelt,
is de automatische verlichting actief.
Controlelampje 8 3 72.
88VerlichtingAchteruitrijlichten
Het achteruitrijlicht gaat branden
wanneer de ontsteking is ingescha‐
keld en de auto in de achteruitver‐
snelling staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampenglazen
kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.Binnenverlichting
Regelbare
instrumentenverlichting
Wanneer de rijverlichting aanstaat,
kunt u de lichtsterkte van de volgende lampen regelen:
● instrumentenverlichting
● Info-Display
● verlichte schakelaars en bedie‐ ningselementen
Draai aan het kartelwiel F en houd
dit vast totdat de gewenste licht‐
sterkte is bereikt.
Binnenverlichting
De voorste en achterste interieurver‐
lichting worden bij het in- en uitstap‐ pen vanzelf ingeschakeld en doven
met enige vertraging.
Let op
Bij een ongeval waarbij de airbags
geactiveerd worden gaat de vloer‐
verlichting automatisch aan.
Voorste interieurverlichting
Bedien de wipschakelaar:
;:automatisch in- en
uitschakelendruk op §:aandruk op 2:uit
231Bekerhouders .............................. 47
Bekleding .................................... 202
Beladingsinformatie .....................52
Beslagen lampglazen ..................88
Bestuurdersondersteuningssys‐ temen ...................................... 124
Beveiliging van de auto ................18
Binnenspiegels .......................21, 22
Binnenverlichting .................88, 180
Blindehoeksysteem ....................151
BlueInjection ............................... 111
Bochtverlichting ............................ 84
Bolle vorm .................................... 20
Boordgereedschap .....................184
Boordinformatie ........................... 76
Brandstof .................................... 162
Brandstofmeter ............................ 64
Brandstof voor benzinemotoren 162
Brandstof voor dieselmotoren ...163
Buitenspiegels .............................. 20
Buitentemperatuur .......................58
Buitenverlichting ........................... 81
C
Centrale vergrendeling ................11
Claxon ......................................... 56
Conformiteitsverklaring ...............218
Contactslotstanden ....................102
Controlelampen ......................63, 66
Controle over de auto ................102Controles.................................... 169
Cruise control ............................ 124
D
Dagrijlicht ..................................... 84
Dagteller ...................................... 63
Dak ............................................... 25
Dakbelasting ................................. 52
Dakdrager .................................... 51
DEF ............................................ 111
Diefstalalarmsysteem ..................18
Dieselbrandstofsysteem ontluchten .............................. 175
Dieseluitlaatvloeistof ...................111
Dimlicht ......................................... 72
Dimlicht of groot licht ....................81
Driepuntsgordel ........................... 33
Driver Information Center .............73
Drukverliesdetectiesysteem.. 71, 187
E Elektrisch bediende ruiten ...........23
Elektrische aansluitingen .............59
Elektrische handrem .............69, 119
Elektrische handrem defect ..........69
Elektrische stoelverstelling ..........29
Elektrische verstelling ..................20
Elektrisch systeem...................... 181
Elektronische rijprogramma's ....116Elektronische stabiliteitsregeling
en Traction Control-systeem ..
.......................................... 70, 122
Elektronisch klimaatregelsysteem 94
Elektronisch sleutelsysteem .........10
Erkenning van software ..............220
Event Data Recorders (EDR) .....225
F
Frontaal airbagsysteem ...............37
Frontaanrijdingswaarschuwing ...139
G Geavanceerde parkeerhulp ........147
Gebruik van deze handleiding .......3
Gedeponeerde handelsmerken ..224
Geluidssignalen ........................... 77
Gereedschap ............................. 184
Gevaar, Waarschuwing en Voorzichtig ................................. 4
Gloeilamp vervangen ................176
Gordelverklikker ........................... 66
Gordijnairbagsysteem .................. 39
Groot licht .............................. 72, 82
Grootlichtassistentie ...............72, 82
H Halogeenkoplampen .................176
Handgeschakelde versnellingsbak ......................118
Handmatige dimfunctie ................22