Page 169 of 380

Het rempedaal moet ook worden ingetrapt om
van de neutraalstand naar de rij- of achteruit-
rijstand te schakelen wanneer het voertuig
stilstaat of met lage snelheid rijdt.
Negentraps automatische versnellingsbak
De schakelgroep (PRND) wordt weergegeven
naast de versnellingshendel en in de instru-
mentengroep. Om te schakelen drukt u op de
ontgrendeltoets op de schakelhendel en be-
weegt u de schakelhendel naar voren of ach-
teren. U moet ook het rempedaal intrappen
om de schakelhendel uit de stand PARK te
halen (of uit NEUTRAL, als het voertuig stil-
staat of bij lage snelheid rijdt). Kies de stand
DRIVE voor normaal rijden.
OPMERKING:
Ingeval van een conflict van de stand van de
keuzehendel en de werkelijke versnelling
(bijvoorbeeld de bestuurder selecteert RE-
VERSE terwijl voorwaarts wordt gereden),
knippert het positielampje continu totdat de
keuzehendel in de juiste stand wordt gezet of
de gevraagde versnelling kan worden geko-
zen.De elektronisch geregelde transmissie past
het schakelschema aan op basis van hande-
lingen van de bestuurder, samen met
omgevings- en wegomstandigheden. Het
elektronisch systeem van de versnellingsbak
is zelf-kalibrerend. Hierdoor kunnen de eer-
ste schakelingen bij een nieuwe auto in het
begin wat abrupt zijn. Dat is echter normaal.
Het nauwkeurige schakelpatroon ontwikkelt
zich binnen enkele honderden kilometers rij-
den.
De negentraps versnellingsbak is ontwikkeld
om te voldoen aan de eisen van huidige en
toekomstige FWD/AWD-voertuigen. Software
en kalibratie is verfijnd om de rijervaring van
de klant en het brandstofverbruik te optima-
liseren. Bij sommige combinaties van voer-
tuig en aandrijflijn wordt de 9e versnelling
alleen bij zeer specifieke rijsituaties en om-
standigheden gebruikt.
U mag uitsluitend van DRIVE naar PARK of
REVERSE schakelen nadat u het gaspedaal
hebt losgelaten en de auto tot stilstand is
gekomen. Houd altijd uw voet op het rempe-
daal als u naar deze standen schakelt.De versnellingshendel heeft de standen
PARK, REVERSE, NEUTRAL, DRIVE en MA-
NUAL (AutoStick). U kunt handmatig scha-
kelen met de schakelaar AutoStick. Door de
schakelhendel in de stand MANUAL (-/+) te
zetten (naast de stand DRIVE), wordt de
modus AutoStick geactiveerd. U kunt dan
handmatig schakelen en de huidige versnel-
ling wordt in de instrumentengroep weerge-
geven (als 1, 2, 3 enzovoort). Als u de scha-
kelhendel naar voren (-) of achteren (+)
beweegt terwijl deze in de stand MANUAL
staat, kiest u handmatig de versnelling.
Raadpleeg "Autostick" in het instructie-
boekje.
167
Page 170 of 380

OPMERKING:
Als de schakelhendel niet in de stand PARK,
REVERSE of NEUTRAL kan worden gezet
(indien naar voren gedrukt), dan bevindt deze
zich waarschijnlijk in de stand MANUAL
(AutoStick, (+/-)) (naast de stand DRIVE). In
de MANUAL-modus (AutoStick) wordt de ver-
snelling (1, 2, 3 enz.) weergegeven in de
instrumentengroep. Zet de schakelhendel
naar rechts (in de stand DRIVE [D]) voor
toegang tot PARK, REVERSE en NEUTRAL.Versnellingen
Druk nooit het gaspedaal in wanneer u vanuit
de standen PARK of NEUTRAL naar een
andere versnelling schakelt.
OPMERKING:
Na het selecteren van een schakelgroep moet
u even wachten tot de gekozen versnelling is
geactiveerd, voordat u gas geeft. Dit is met
name belangrijk wanneer de motor koud is.
AUTOSTICK
AutoStick is een interactieve functie, die
handmatig schakelen mogelijk maakt waar-
door u meer controle over de auto krijgt. Met
AutoStick kunt u maximaal remmen op de
motor, ongewenst op- of terugschakelen voor-
komen en de prestaties van de auto verbete-
ren. Met dit systeem heeft u ook meer con-
trole over de auto bij het inhalen, bij het
rijden in de stad, bij glad wegdek, in de
bergen, het trekken van een aanhanger en
vele andere situaties.Bediening
Wanneer de schakelhendel in de stand
AutoStick staat (naast de stand DRIVE), kan
deze naar voren en achteren worden bewo-
gen. De bestuurder kan zo handmatig de
gewenste versnelling kiezen. Door de scha-
kelhendel naar voren (-) te bewegen, wordt
teruggeschakeld en naar achteren (+) wordt
opgeschakeld. De huidige versnelling wordt
weergegeven in de instrumentengroep.
OPMERKING:
In de AutoStick-modus schakelt de versnel-
lingsbak alleen op of terug wanneer de be-
stuurder de schakelhendel naar achteren (+)
of naar voren (-) beweegt, behalve zoals hier-
onder is beschreven.
• Indien nodig schakelt de versnellingsbak
automatisch op om te hoge motortoerental-
len te voorkomen.
• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug als de snelheid van de auto afneemt
(om stotteren van de motor te voorkomen),
waarbij de huidige versnelling wordt aange-
geven.
Versnellingshendel
STARTEN EN RIJDEN
168
Page 171 of 380

• De versnellingsbak schakelt automatisch
terug naar de eerste of tweede versnelling
(afhankelijk van het model) wanneer de
auto tot stilstand komt. Na stilstand moet
de bestuurder handmatig opschakelen (+)
tijdens het optrekken.
• U kunt (vanuit stilstand) in de eerste of
tweede versnelling wegrijden. Wegrijden in
de tweede versnelling kan zinvol zijn bij
sneeuw of ijsvorming. Tik de versnellings-
hendel naar voren of naar achteren om de
gewenste versnelling te schakelen nadat de
auto tot stilstand is gebracht.
• Als door terugschakelen het maximum mo-
tortoerental wordt overschreden, vindt het
terugschakelen niet plaats.
• Wanneer de voertuigsnelheid te laag is,
negeert het systeem alle opschakelpogin-
gen.
• Maak geen gebruik van cruisecontrol als
AutoStick is ingeschakeld, omdat de ver-
snellingsbak niet automatisch schakelt.• Het schakelen van de transmissie valt meer
op als AutoStick is ingeschakeld.
• Het systeem kan terugkeren naar de auto-
matische schakelmodus als een storing of
oververhitting wordt gedetecteerd.
U kunt de AutoStick-modus uitschakelen
door de schakelhendel weer in de stand
DRIVE te zetten. U kunt AutoStick op elk
moment in of uitschakelen zonder dat u uw
voet van het gaspedaal hoeft te nemen.
WAARSCHUWING!
Schakel op gladde wegen niet terug om te
remmen op de motor. De aangedreven wie-
len kunnen hun grip verliezen, waardoor
de auto in een slip kan raken, wat een
aanrijding of persoonlijk letsel tot gevolg
kan hebben.
WERKING VAN DE
VIERWIELAANDRIJVING
1-traps vierwielaandrijving (4X4) — indien
aanwezig
Deze functie zorgt voor on-demand vierwiel-
aandrijving (4X4). Het systeem werkt auto-
matisch, de bestuurder hoeft niets te bedie-
nen en heeft geen extra vaardigheden nodig.
Onder normale rijomstandigheden hebben de
voorwielen de meeste grip. Als de voorwielen
grip dreigen te verliezen, wordt er automa-
tisch meer trekkracht overgebracht op de
achterwielen. Hoe meer grip de voorwielen
verliezen, hoe meer trekkracht er naar de
achterwielen wordt overgedragen.
169
Page 172 of 380
Bovendien wordt op een droog wegdek bij
krachtig accelereren (waar geen wielspin op-
treedt), het koppel naar de achterwielen ge-
leid, om preventief de tractie en de rijeigen-
schappen te verbeteren.
LET OP!
Alle wielen moeten banden hebben met
dezelfde maat en van hetzelfde type. Ge-
bruik geen banden met een verschillende
LET OP!
bandmaat. Een ongelijke bandenmaat kan
tot beschadiging van de krachtoverbren-
ging leiden.
2-traps vierwielaandrijving (4x4) — indien
aanwezig
De vierwielaandrijving is volledig automa-
tisch in de normale rijmodus. Met de Selec-
Terrain knoppen kunnen drie standen worden
gekozen:
• 4WD LOW
• REAR LOCK (indien aanwezig)
• NEUTRAL
Schakelaar 1-traps 4X4
Schakelaar 2-traps 4X4
Schakelaar 2-traps 4X4 (met achterste
vergrendeling)
STARTEN EN RIJDEN
170
Page 173 of 380

Als extra tractie is vereist, kan de groep 4WD
LOW worden gebruikt voor een grotere over-
brengingsverhouding waardoor er meer kop-
pel aan zowel de voor- als achterwielen kan
worden geleverd. 4WD LOW is uitsluitend
bedoeld voor een onverhard, glad wegdek.
Rijden in 4WD LOW op droge, verharde we-
gen kan leiden tot overmatige slijtage van de
banden en schade aan de onderdelen van de
aandrijflijn.
Wanneer u bij een bepaalde rijsnelheid in
4WD LOW rijdt, is het motortoerental circa
driemaal zo hoog als het motortoerental in de
normale rijsstand. Laat de motor niet met te
hoge toerentallen draaien en rijd niet sneller
dan 80 km/u (50 mph).
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Het gebruik van verschillende
banden beïnvloedt het schakelgedrag en kan
de onderdelen van de aandrijflijn beschadi-
gen.Aangezien vierwielaandrijving de tractie ver-
betert, heeft men de neiging de veilige snel-
heden voor bochten en stoppen te overschrij-
den. Rij niet harder dan de
verkeersomstandigheden toelaten.
Schakelstanden
Voor meer informatie over het gebruik van
elke stand van het 4WD-systeem, zie onder-
staande informatie:
NEUTRAL
In deze groep wordt de aandrijflijn losgekop-
peld van de aandrijving.
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEU-
TRAL (N) staat en de handrem niet hele-
maal is aangetrokken, kunnen u of ande-
ren (dodelijk) gewond raken. In de
NEUTRAL-stand (N) wordt het contact
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat de auto
kan gaan rollen, zelfs als de automatische
versnellingsbak in de stand PARK (of de
WAARSCHUWING!
handgeschakelde versnellingsbak in een
versnelling) is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
4WD LOW
Deze groep is bedoeld voor vierwielaandrij-
ving met lage snelheid. Hij zorgt voor een
grotere overbrengingsverhouding waardoor er
meer koppel aan zowel de voor- als achterwie-
len kan worden geleverd en daarmee extra
tractie en maximale trekkracht, uitsluitend
op onverharde, gladde wegen. Rijd niet snel-
ler dan 25 mph (40 km/u).
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Selec-Terrain — in-
dien aanwezig" voor meer informatie over de
verschillende instellingen en het bedoelde
gebruik.
171
Page 174 of 380

Schakelprocedures
Schakelen in 4X4 LOW
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), met het contact in de
stand ON en lopende motor, schakelt u de
transmissie naar NEUTRAL en drukt u één
keer op de toets "4WD LOW” (4WD laag). Het
controlelampje “4WD LOW” in de instrumen-
tengroep gaat knipperen en blijft branden
wanneer het schakelen is voltooid.OPMERKING:
Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, knippert in het display in de
instrumentengroep een bericht met instruc-
ties voor het voltooien van het schakelver-
zoek.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.
Uit 4X4 LOW schakelen
Bij een voertuigsnelheid tussen de 0 en de
5 km/u (0 en 3 mph), met het contact in de
stand ON en lopende motor, schakelt u de
transmissie naar NEUTRAL en drukt u één
keer op de toets "4WD LOW” (4WD laag). Het
controlelampje “4WD LOW” op de instru-
mentengroep gaat knipperen en dooft nadat
het schakelen is voltooid.OPMERKING:
• Als schakelcondities/vergrendelingen niet
worden bereikt, knippert in het display in
de instrumentengroep een bericht met in-
structies voor het voltooien van het schakel-
verzoek. Raadpleeg de paragraaf "Display
in de instrumentengroep" in het hoofdstuk
"Uw Instrumentenpaneel leren kennen"
voor meer informatie hierover.
• Het is mogelijk om naar en uit 4WD LOW te
schakelen als de auto helemaal stilstaat; er
kunnen echter problemen ontstaan omdat
de koppelingstanden dan mogelijk niet
goed zijn uitgelijnd. Mogelijk moet u een
aantal schakelpogingen doen om de koppe-
lingstanden uit te lijnen en de overschake-
ling te voltooien. De beste methode is tij-
dens het rollen van de auto tussen de 0 en
de 5 km/u (0 tot 3 mph). Als de auto sneller
rijdt dan 5 km/u (3 mph) dan verhindert het
4WD-systeem het schakelen.
Selec-Terrain schakelaar
STARTEN EN RIJDEN
172
Page 175 of 380

Schakelprocedure voor NEUTRAAL
WAARSCHUWING!
Als u de auto zonder toezicht achterlaat
terwijl de verdeelbak in de stand NEU-
TRAL (N) staat en de handrem niet hele-
maal is aangetrokken, kunnen u of ande-
ren (dodelijk) gewond raken. In de
NEUTRAL-stand (N) wordt het contact
met de aandrijflijn van zowel de aandrijfas
voor als achter verbroken, zodat de auto
kan gaan rollen, zelfs als de automatische
versnellingsbak in de stand PARK (of de
handgeschakelde versnellingsbak in een
versnelling) is gezet. De handrem moet
altijd aangetrokken zijn als de bestuurder
niet in de auto zit.
1. Breng de auto volledig tot stilstand op een
vlakke ondergrond en schakel de automa-
tische versnellingsbak in PARK
2. Zet de motor af.
3. Zet de contactschakelaar in de stand ON/
RUN, maar start de motor niet.
4. Houd het rempedaal ingetrapt.
5. Schakel de versnellingsbak in NEUTRAL.6. Gebruik een balpen of soortgelijk voor-
werp en houd daarmee gedurende vier
seconden de verzonken toets NEUTRAL
(N) van de verdeelbak (bevindt zich bij de
modusschakelaar) ingedrukt. Het lampje
achter het NEUTRAL (N)-symbool gaat
knipperen om aan te geven dat wordt
geschakeld. Het lampje stopt met knippe-
ren (en blijft branden) nadat het schake-
len naar NEUTRAAL (N) voltooid is.7. Nadat het schakelen voltooid is en het
NEUTRAL (N)-lampje blijft branden, laat
u de knop NEUTRAL (N) los.
8. Start de motor.
9. Zet de handrem vrij.
10. Schakel de versnellingsbak in REVERSE
(achteruit).
11. Laat gedurende vijf seconden het rem-
pedaal los (en het koppelingspedaal bij
een handgeschakelde versnellingsbak)
en verzeker u ervan dat het voertuig niet
beweegt.
12. Schakel de versnellingsbak in
NEUTRAL.
13. Trek de handrem aan.
14. Zet de automatische versnellingsbak in
de stand PARK of de handgeschakelde
versnellingsbak in een versnelling (NIET
in NEUTRAAL). Zet de motor uit en
verwijder de sleutelhouder.
Herhaal stappen 1 tot en met -7 om uit
NEUTRAAL te schakelen.
Zie "Slepen achter een camper" in "Starten en
rijden" voor verdere instructies.
Neutraalschakelaar
173
Page 176 of 380

Elektronisch sperdifferentieel achter
(E-Locker) — indien aanwezig
Het E-Locker-systeem achter is een mecha-
nisch sperdifferenteel dat zorgt voor meer
tractie in de stand 4WD LOW. De knop REAR
LOCK bevindt zich op de knop Selec-Terrain.
Activeren van E-Locker achter
Om het E-Locker-systeem achter te active-
ren, moet aan de volgende voorwaarden wor-
den voldaan:
1. Het 4WD-systeem moet in de stand 4WD
LOW staan.
2. Het contact moet in de stand ON staan en
de motor moet draaien.
3. De voertuigsnelheid moet lager zijn dan
24 km/u (15 mph).
4. Om E-Locker achter in te schakelen, drukt
u eenmaal op de knop REAR LOCK.Deactiveren van E-Locker-systeem achter
Om het E-Locker-systeem achter te deactive-
ren, moet aan de volgende voorwaarden wor-
den voldaan:
1. E-Locker achter moet zijn ingeschakeld
en het controlelampje REAR LOCK moet
branden.
2. Het contact moet in de stand ON staan en
de motor moet draaien.3. Om E-Locker achter uit te schakelen,
drukt u eenmaal op de knop REAR LOCK.
OPMERKING:
• Het kan ook nodig zijn om langzaam te
rijden en het stuurwiel heen en weer te
bewegen voordat E-Locker volledig wordt
ingeschakeld of uitgeschakeld.
• Als E-Locker achter wordt ingeschakeld,
gaat het controlelampje in de instrumen-
tengroep en op de knop REAR LOCK knip-
peren. Na het schakelen gaan de REAR
LOCK-controlelampjes continue branden.
• Als E-Locker achter wordt uitgeschakeld,
gaat het controlelampje in de instrumen-
tengroep en op de knop REAR LOCK knip-
peren. Na het schakelen gaan de REAR
LOCK-controlelampjes uit.
• Het is mogelijk om naar en uit Rear
E-Locker te schakelen als de auto helemaal
stilstaat; er kunnen echter problemen ont-
staan omdat de koppelingstanden dan mo-
gelijk niet goed zijn uitgelijnd. Mogelijk
moet u een aantal schakelpogingen doen
om de koppelingstanden uit te lijnen en de
overschakeling te voltooien. De beste me-
thode is de auto laten rollen met een snel-
Toets Rear Lock (achterin geblokkeerd)
STARTEN EN RIJDEN
174