Page 281 of 380

Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen. De oorzaken van snelle of onge-
wone slijtage moeten verholpen worden
voordat u de banden rouleert.
De aanbevolen roulatiemethode voor voor-
wielaandrijving (FWD) is kruislings naar vo-
ren, zoals in de volgende afbeelding is weer-
gegeven. Dit roulatiepatroon geldt niet voor
bepaalde richtinggebonden banden, waarvan
de draairichting niet mag worden omge-
draaid.
De aanbevolen roulatiemethode voor vierwiel-
aandrijving (4WD) is kruislings naar achte-
ren, zoals in de volgende afbeelding is
weergegeven.
LET OP!
Voor een juist gebruik van voertuigen met
vierwielaandrijving moeten alle banden van
hetzelfde type zijn en dezelfde maat en om-
trek hebben. Een verschil in bandenmaat
kan schade aan de verdeelbak veroorzaken.
Het schema voor rouleren van de banden
moet worden aangehouden, om gelijkmatige
bandenslijtage te waarborgen.
HET VOERTUIG STALLEN
Als het voertuig langer dan een maand stil
moet blijven staan, neem dan de volgende
veiligheidsmaatregelen in acht:• Parkeer uw voertuig op een bedekte, droge
en zo mogelijk geventileerde plaats met de
ramen een klein stukje open.
• Controleer of de elektrische parkeerrem
niet is ingeschakeld.
• Koppel de negatieve (-) aansluiting los van
de accupool en zorg ervoor dat de accu
volledig is opgeladen. Tijdens de stalling
controleert u de acculading eens per kwar-
taal.
• Indien u niet de accu loskoppelt van het
elektrische systeem, controleert u de accu-
lading iedere 30 dagen.
• Reinig en bescherm de gelakte delen door
het aanbrengen van beschermende was.
• Reinig en bescherm glimmende metalen
onderdelen door het aanbrengen van be-
schermende was.
• Doe talkpoeder op de ruitenwisserbladen
voor en achter en laat ze omhoog staan.
Banden rouleren bij voorwielaandrijving
(FWD)
Banden rouleren bij vierwielaandrijving
(4WD)
279
Page 282 of 380

• Bedek het voertuig met een juiste afdek-
king. Zorg ervoor dat u de lak niet bescha-
digt door het slepen van de afdekking over
vuile oppervlakken. Gebruik geen kunststof
afdekfolie die de verdamping van het op het
voertuigoppervlak aanwezige vocht verhin-
dert.
• Pomp de banden op tot een druk die
+7,25 psi (+0,5 bar) hoger is dan aanbevo-
len op de bandensticker en controleer de
bandenspanning regelmatig.
• Tap het motorkoelsysteem niet af.
• Wanneer de auto gedurende twee weken of
langer stilstaat, laat de motor gedurende
ongeveer vijf minuten stationair draaien,
met het aircosysteem aan en hoge ventila-
torsnelheid. Dit zorgt voor juiste smering
van het systeem, waardoor er minder kans
op schade aan de compressor is wanneer de
auto weer in gebruik wordt genomen.
OPMERKING:
Wanneer het voertuig niet is gestart en niet
met het voertuig is gereden voor ten minste
30 dagen, is een procedure Starten na lang-
durig parkeren vereist voor het starten van het
voertuig.Raadpleeg de paragraaf "De motor starten" in
het hoofdstuk "Starten en rijden" voor meer
informatie hierover.
LET OP!
Voorafgaand aan het verwijderen van de
positieve en negatieve aansluitingen op de
accu, wacht u ten minste een minuut met
de contactschakelaar in de stand OFF en
sluit u het bestuurdersportier. Bij het op-
nieuw aansluiten van de positieve en ne-
gatieve aansluitingen op de accu moet u
ervoor zorgen dat de contactschakelaar in
de stand OFF staat en het bestuurderspor-
tier gesloten is.
CAROSSERIE
Behoud van de carosserie
Wassen
• Was uw auto regelmatig. Was uw auto altijd
in de schaduw en gebruik een milde auto-
shampoo. Spoel de auto zorgvuldig af met
schoon water.• Als insecten, teer of andere kleine veront-
reinigingen zich op uw auto hebben verza-
meld, gebruik dan een speciaal reinigings-
middel om deze te verwijderen.
• Gebruik een hoogwaardige was om olieaan-
slag en vlekken te verwijderen en de laklaag
te beschermen. Zorg dat u geen krassen
maakt op de lak.
• Gebruik geen schurende producten en po-
lijstmiddelen die de glans of de dikte van
de laklaag kunnen aantasten.
LET OP!
• Gebruik nooit schurende of sterke reini-
gingsmiddelen zoals staalwol of schuur-
poeder. Deze veroorzaken krassen op het
metaal en de lak.
• Het gebruik van een hogedrukreiniger
met een druk van meer dan 1.200 psi
(8.274 kPa) kan de lak en eventuele
stickers beschadigen.
Sommige delen van het voertuig zijn mogelijk
gelakt met een matte lak die speciaal onder-
houd vereist om aantasting ervan te
voorkomen.
SERVICE EN ONDERHOUD
280
Page 283 of 380

LET OP!
Vermijd het wassen met rollen en/of bor-
stels in wasstraten. Was het voertuig alleen
met de hand met reinigingsmiddelen met
een neutrale pH-waarde; droog deze met
een vochtige leren zeem. Schurende pro-
ducten en/of polish mogen niet voor het
reinigen van het voertuig worden gebruikt.
Vogelpoep moet onmiddellijk en grondig
worden afgewassen, omdat deze een bij-
zonder agressief zuur bevat. Vermijd (in-
dien mogelijk) parkeren van het voertuig
onder bomen; verwijder plantaardige har-
sen onmiddellijk, aangezien deze, wan-
neer gedroogd, alleen kunnen worden ver-
wijderd met schurende producten en/of
polish, wat absoluut niet is aan te bevelen,
omdat deze de karakteristieke glans van de
lak kunnen aantasten. Gebruik geen ge-
concentreerde ruitensproeiervloeistof voor
het reinigen van de voorruit en achterruit,
maar verdun deze met minstens 50% wa-
ter. Gebruik uitsluitend geconcentreerde
ruitensproeiervloeistof als dit strikt nood-
zakelijk is vanwege de buitentemperatuur.
Speciale verzorging
• Spuit de onderzijde van de auto regelmatig
schoon (minstens één keer per maand)
wanneer u op bepekelde of stoffige wegen
of in kuststreken rijdt.
• Het is belangrijk dat de afvoeropeningen
onder in de portieren, in de dorpellijsten en
in de bagageruimte open worden gehou-
den.
• Als u steenslag of krassen in de lak be-
speurt, werk dergelijke plekken dan meteen
bij. Voor de kosten van dergelijke reparaties
is de eigenaar van de auto verantwoordelijk.
• Wanneer de auto door bijvoorbeeld een aan-
rijding schade heeft opgelopen aan de lak
en de beschermende coating, moet u deze
zo spoedig mogelijk laten repareren. Voor
de kosten van dergelijke reparaties is de
eigenaar van de auto verantwoordelijk.
• Wanneer u speciale ladingen met chemica-
liën, kunstmest, zout, enz., vervoert, let
dan goed op of alles goed is verpakt en
afgesloten.• Wanneer u vaak op grindwegen rijdt, raden
wij u aan spatlappen bij ieder wiel te laten
aanbrengen.
• Werk zo snel mogelijk de krassen bij. Een
erkende dealer heeft de lakstift die over-
eenkomt bij uw lakkleur.
INTERIEUR
Stoelen en bekleding
Gebruik een speciaal product om stoffen be-
kleding en vloerbedekking te reinigen.
WAARSCHUWING!
Gebruik nooit vluchtige oplosmiddelen om
te reinigen. Dergelijke stoffen zijn vaak
brandbaar en kunnen bij gebruik in afge-
sloten ruimten ademhalingsproblemen
veroorzaken.
281
Page 284 of 380

Verzorging van veiligheidsgordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet
met chemische oplosmiddelen of schurende
reinigingsmiddelen. De gordelband kan hier-
door worden aangetast. Ook zonnestraling
kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan
een lauw sopje van zachte zeep. Verwijder de
gordels niet uit de auto om ze te wassen.
Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze rafels
of slijtplekken vertonen of wanneer de gesp-
sluitingen niet goed functioneren.
WAARSCHUWING!
Een gerafelde of verdraaide gordel kan bij
een aanrijding scheuren, waardoor u niet
langer beschermd bent. Controleer de vei-
ligheidsgordels van tijd tot tijd op scheu-
ren, rafels en losse delen. Laat bescha-
digde onderdelen onmiddellijk vervangen.
Probeer niet zelf de gordels aan te passen
of uit elkaar te halen. Gordelsystemen
moeten na een aanrijding direct worden
vervangen als ze zijn beschadigd (oprol-
WAARSCHUWING!
mechanisme verbogen, scheuren in de
gordel, enz.).
Kunststof- en gelakte onderdelen
Gebruik een speciaal product om vinylbekle-
ding te reinigen.
LET OP!
• Direct contact van luchtverfrissers, in-
sectenwerende middelen, zonnecrème
of handcrème met de kunststofopper-
vlakken, of gelakte of gedecoreerde op-
pervlakken in het interieur kan blijvende
schade veroorzaken. Veeg deze onmid-
dellijk af.
• Schade veroorzaakt door dit type pro-
ducten wordt mogelijk niet gedekt door
de standaardgarantie van een nieuw
voertuig.
Kunststoflenzen van instrumentengroep
reinigen
De lenzen voor de instrumenten in deze auto
zijn gemaakt van doorzichtige kunststof.
Wees bij het reinigen van deze lenzen extra
voorzichtig om krassen te voorkomen.
1. Reinig met een vochtige, zachte doek.
Eventueel kan een zachte zeepoplossing
worden gebruikt, maar gebruik in geen
geval reinigingsalcohol of bijtende of
schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
SERVICE EN ONDERHOUD
282
Page 285 of 380

Lederen onderdelen
De kwaliteit van lederen bekleding blijft het
best behouden door deze te reinigen met een
zachte, vochtige doek. Stofdeeltjes of vuil
kunnen een schurend effect hebben en de
lederen bekleding beschadigen. Verwijder
deze daarom direct met een vochtige doek.
Voorkom dat lederen bekleding wordt door-
drenkt met welke vloeistof dan ook. Reinig uw
lederen bekleding nooit met polish, olie, rei-
nigingsvloeistoffen, oplosmiddelen, afwas-
middelen of schoonmaakmiddelen op ammo-
niakbasis. Het gebruik van speciale
onderhoudsmiddelen voor leder is niet vereist
om de originele kwaliteit te behouden.
OPMERKING:
Lichtgekleurde lederen bekleding is besmet-
telijker voor vreemd materiaal, vuil en afge-
ven van weefselkleurstof dan donkere kleu-
ren. Het leer is ontworpen voor eenvoudige
reiniging.
LET OP!
Gebruik geen alcohol en reinigingsmidde-
len op basis van alcohol of keton om lede-
ren stoelbekleding te reinigen omdat der-
gelijke middelen de stoel kunnen
beschadigen.
Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met een nor-
male glasreiniger te worden gereinigd. Ge-
bruik nooit schurende reinigingsmiddelen.
Wees voorzichtig bij het reinigen van de bin-
nenkant van de achterruit, die is voorzien van
achterruitverwarming of ruiten die zijn voor-
zien van een radioantenne. Gebruik geen
schrapers of andere scherpe voorwerpen die
de elementen kunnen beschadigen.Wanneer u de binnenspiegel schoonmaakt,
moet u reinigingsmiddel op de gebruikte
doek spuiten. Spuit de reinigingsvloeistof
niet rechtstreeks op de spiegel.
283
Page 286 of 380
CHASSISNUMMER (VIN)
Het chassisnummer (VIN) bevindt zich in de
hoek linksvoor op het instrumentenpaneel.
Het VIN is van buitenaf door de voorruit
zichtbaar. Dit VIN-nummer bevindt zich ook
rechtsvoor op de carrosserie, op de dwarsbalk
van de rechtervoorstoel. Met de stoel in de
achterste stand kan een deel van de vloermat
worden opengesneden en opgetild om het
VIN-nummer zichtbaar te maken. Dit num-
mer staat ook op het voertuiginformatielabel
dat op een van de ruiten van uw voertuig is
geplakt, op de voertuigregistratie en op de
eigendomspapieren.
Het VIN is ook links of rechts in het motor-
blok geslagen.OPMERKING:
Het is verboden om het chassisnummer (VIN)
te verwijderen of te wijzigen.
Plaats van het VINPlaats van VIN rechtsvoor op carrosserieTECHNISCHE SPECIFICATIES
284
Page 287 of 380

AANHAALMOMENTEN
VOOR VELGEN EN BANDEN
Het juiste aanhaalmoment voor de
wielmoeren/bouten is van het grootste belang
om te verzekeren dat het wiel juist is gemon-
teerd op het voertuig. Telkens wanneer een
wiel wordt verwijderd en teruggeplaatst op
het voertuig, moeten de wielmoeren/bouten
worden aangehaald met een juist gekali-
breerde momentsleutel met een lange zes-
kantdop van hoge kwaliteit.
Voorgeschreven aanhaalmomenten
Aanhaalmo-
ment moer/
bout** moer-/
boutmaatSleutelmaat
moer/bout
135 Nm
(100 Ft-Lbs)M12 x 1,25 19 mm
** Gebruik alleen door een erkende dealer
aanbevolen wielmoeren/bouten en reinig of
verwijder eventueel vuil of olie voordat u deze
aanhaalt.
Inspecteer het wielmontagevlak voordat u de
band monteert en verwijder eventuele roest-
of losse deeltjes.Trek de wielmoeren/-bouten in stervolgorde
aan totdat iedere moer/bout twee keer aange-
trokken is. Zorg ervoor dat de dop volledig
over de wielmoer/-bout zit (niet half plaat-
sen).
Controleer na 25 mijl (40 km) het aanhaal-
moment van de wielmoeren/-bouten om er
zeker van te zijn dat alle wielmoeren/-bouten
goed tegen het wiel aanliggen.
WAARSCHUWING!
Om te voorkomen dat de auto door de op
de krik uitgeoefende kracht verschuift,
mogen de wielmoeren/-bouten pas defini-
tief worden vastgezet als de auto weer vast
op de grond staat. Als u deze waarschu-
wing niet opvolgt, kan dit ernstig letsel tot
gevolg hebben.
BRANDSTOFVEREISTEN —
BENZINEMOTOREN
2,0-liter motor
Deze motor is ontworpen om te voldoen aan
alle emissie-eisen en een laag brandstofver-
bruik en prima rijeigenschappen te bieden
wanneer u hoogwaardige loodvrije benzine
met een research-octaangetal (RON) van
91 gebruikt. Voor optimale prestaties wordt
het gebruik van benzine met een research-
octaangetal (RON) van 98 of hoger aanbevo-
len voor deze motoren.
Aanhaalpatroon
285
Page 288 of 380

Wanneer u de motor een licht kloppend ge-
luid hoort maken wanneer deze op benzine
met het vereiste octaangetal werkt, is dat
geen reden om u zorgen te maken. Als u de
motor echter een zwaar kloppend geluid
hoort maken, moet u onmiddellijk contact
opnemen met een erkende dealer. Gebruik
van benzine met een lager dan aanbevolen
octaangetal kan leiden tot storingen van de
motor. Het gebruik van deze benzine wordt
mogelijk niet gedekt door de standaardgaran-
tie van een nieuw voertuig en kan leiden tot
het vervallen van deze garantie.
Benzine van slechte kwaliteit kan problemen
veroorzaken, zoals slecht starten, afslaan en
haperen van de motor. Als u last heeft van
dergelijke storingen, probeer dan eerst een
ander merk benzine voordat u contact op-
neemt met uw dealer.2,0-liter en 3,2-liter motoren
Deze motor is ontworpen om te voldoen aan
alle emissie-eisen en een laag brandstofver-
bruik en optimale rijeigenschappen te bieden
wanneer u hoogwaardige loodvrije benzine
met een minimum octaangetal (RON) van
91 gebruikt.
Licht pingelen bij lage motortoerentallen is
niet schadelijk voor de motor. Aanhoudend
ernstig pingelen bij hoge motortoerentallen
kan echter schade veroorzaken en vereist
onmiddellijk onderhoud. Benzine van slechte
kwaliteit kan problemen veroorzaken, zoals
slecht starten, afslaan en haperen van de
motor. Als u last heeft van dergelijke storin-
gen, probeer dan eerst een ander merk ben-
zine voordat u contact opneemt met uw dea-
ler.
Brandstofadditieven
Onzorgvuldig gebruik van reinigingsmiddelen
voor het brandstofsysteem word afgeraden.
Veel van deze stoffen zijn bedoeld voor het
verwijderen van koolstof en glazuur en bevat-
ten vaak actieve oplosmiddelen of soortge-
lijke ingrediënten. Deze middelen kunnen
schade toebrengen aan pakkingen en mem-
branen in het brandstofsysteem.
Brandstoflabel voldoet aan EN16942
De volgende symbolen maken het gemakke-
lijker om te herkennen welke soort brandstof
correct is voor gebruik in uw voertuig. Voordat
u begint met tanken, controleert u de symbo-
len in de brandstofvulklep (indien aanwezig)
en vergelijkt u deze met het symbool op de
brandstofpomp (indien aanwezig).
TECHNISCHE SPECIFICATIES
286