Page 33 of 380

Geheugenfunctie programmeren
Een nieuw geheugenprofiel maken:
OPMERKING:
Als u een nieuw geheugenprofiel opslaat
wordt het bestaande profiel uit het geheugen
gewist.
1. Zet het contact van de auto in de stand
ON/RUN.
2. Zet alle instellingen van het geheugenpro-
fiel op de gewenste voorkeuren (bijv.
stoel, buitenspiegels en voorkeurzenders
van radio).
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden op geheugentoets
(1). Het display in de instrumentengroep
geeft aan welke geheugenpositie wordt
ingesteld.
Sleutelhouder met afstandsbediening aan
geheugen koppelen en ontkoppelen
U kunt uw sleutelhouder met afstandsbedie-
ning zodanig programmeren, dat één van de
twee vooraf ingestelde geheugenprofielen
wordt opgeroepen als op de ontgrendeltoets
van de sleutelhouder wordt gedrukt.
OPMERKING:
Voordat u uw sleutelhouder programmeert,
dient u de functie "Personal Settings Linked
To Key Fob" (persoonlijke instellingen koppe-
len aan sleutelhouder) te selecteren via het
scherm van het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
uw instructieboekje voor meer informatie.
Ga als volgt te werk om uw sleutelhouder te
programmeren:
1. Zet het contact van het voertuig in de
stand OFF.
2. Selecteer het gewenste geheugenprofiel:
1of2.OPMERKING:
Als nog geen geheugenprofiel is ingesteld,
raadpleeg dan de paragraaf "Geheugen-
functie programmeren" in dit hoofdstuk
voor informatie over het instellen van een
geheugenprofiel.
3. Druk kort op de insteltoets (S) op de
geheugenschakelaar en druk vervolgens
binnen vijf seconden kort op de toets met
het label (1) of (2). "Memory Profile Set"
(geheugenprofiel ingesteld) (1 of 2) wordt
weergegeven op het display in de
instrumentengroep.
4. Druk binnen 10 seconden kort op de ver-
grendelknop van de sleutelhouder.
OPMERKING:
U kunt uw sleutelhouder met afstandsbedie-
ning loskoppelen van de geheugeninstellin-
gen door eerst op de insteltoets (S) te druk-
ken en daarna binnen 10 seconden op de
ontgrendeltoets van de afstandsbediening.
31
Page 34 of 380

Geheugenpositie oproepen
Druk op geheugentoets (1) of op de ontgren-
deltoets van de sleutelhouder die is gekop-
peld aan geheugenpositie 1, als u de instel-
lingen voor bestuurder 1 wilt oproepen.
Druk op geheugentoets (2) of op de ontgren-
deltoets van de sleutelhouder die is gekop-
peld aan geheugenpositie 2, als u de instel-
lingen voor bestuurder 2 wilt oproepen.
U kunt het oproepen annuleren door tijdens
het oproepen op één van de geheugentoetsen
(S, 1 of 2) te drukken. Als het oproepen wordt
geannuleerd, stopt de beweging van de be-
stuurdersstoel. Na een vertraging van één
seconde kunt u een nieuwe geheugenpositie
oproepen.
Stoel met Easy Entry/Easy — indien aanwe-
zig
Deze functie verstelt automatisch de be-
stuurdersstoel, zodat de bestuurder gemak-
kelijker kan in- en uitstappen.De afstand waarover de bestuurdersstoel zich
beweegt, is afhankelijk van de positie van de
stoel op het moment dat u de contactschake-
laar in de stand OFF zet.
Elke opgeslagen geheugeninstelling heeft
een bijbehorende positie voor Easy Entry en
Easy Exit.
OPMERKING:
De functie Easy Entry/Easy Exit is af-fabriek
niet ingeschakeld. De Easy Entry/Exit-functie
kan worden ingeschakeld (of later worden
uitgeschakeld) met de programmeerbare
functies van het Uconnect systeem.
Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect/Door de klant te programmeren
functies" in het hoofdstuk "Multimedia" in de
gebruikershandleiding voor meer informatie.
Stoelverwarming
Bij sommige modellen zijn de voorstoelen en
de achterbank uitgerust met verwarmingsele-
menten in zowel de zittingen als de
rugleuningen.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hier-
door kan de stoelverwarming oververhit
raken. Een oververhitte stoel kan leiden
tot ernstige brandwonden als gevolg van
de verhoogde oppervlaktetemperatuur
van de zitting.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
32
Page 35 of 380

Stoelverwarming voor
Als uw voertuig is uitgerust met stoelverwar-
ming vóór, bevinden de bedieningselementen
hiervan zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedienings-
elementen).
• Kies éénmaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de HI-instelling in te schake-
len.
• Kies tweemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de LO-instelling in te schake-
len.
• Kies driemaal de schermtoets stoelverwar-
ming
om de verwarmingselementen uit
te schakelen.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, scha-
kelt het systeem na ongeveer 60 minuten
continue werking automatisch naar de lage
stand (LO). Op dat moment verandert het
display van HI (hoge stand) in LO (lage
stand). De lage stand (LO) wordt na ongeveer
45 minuten automatisch uitgeschakeld.OPMERKING:
De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Personen die geen pijn op de huid kun-
nen voelen als gevolg van ouderdom,
chronische ziekte, diabetes, rugletsel,
medicatie, alcoholgebruik, uitputting of
een andere lichamelijke conditie, moe-
ten voorzichtig zijn bij het gebruik van
WAARSCHUWING!
de stoelverwarming. Deze kan zelfs bij
lage temperaturen brandwonden veroor-
zaken, met name als de verwarming
langdurig wordt gebruikt.
• Plaats geen voorwerpen op de zitting of
de rugleuning die warmte-isolerend wer-
ken, zoals een deken of kussen. Hierdoor
kan de stoelverwarming oververhit ra-
ken. Een oververhitte stoel kan leiden tot
ernstige brandwonden als gevolg van de
verhoogde oppervlaktetemperatuur van
de zitting.
Stoelverwarming achter — indien aanwezig
Bij sommige modellen zijn de twee buitenste
zitplaatsen van de achterbank uitgerust met
verwarmde zittingen. De stoelverwarmings-
schakelaars van deze stoelen bevinden zich
aan de achterzijde van de middenconsole.
33
Page 36 of 380

Met de twee schakelaars voor de stoelverwar-
ming kunnen de achterpassagiers de stoelen
afzonderlijk bedienen. Oranje controlelamp-
jes in beide schakelaars geven de gekozen
verwarmingsstand weer. Er gaan twee indica-
tielampjes branden voor de stand HI (hoog),
één voor LO (laag) en geen voor OFF (uit).
• Druk eenmaal op de stoelverwarmingstoets
om de HI-instelling in te schakelen.
• Druk nogmaals op de stoelverwarmings-
toets
om de LO-instelling in te schake-
len.
• Druk een derde maal op de stoelverwar-
mingstoets
om de verwarmingsele-
menten uit te schakelen.
OPMERKING:
• Zodra u een stand hebt geselecteerd, voelt
u na twee tot vijf minuten dat de stoel warm
wordt.
• De stoelverwarming werkt uitsluitend wan-
neer de motor draait.
Als de hoge stand (HI) is geselecteerd, geeft
de verwarming extra veel warmte tijdens de
eerste vier gebruiksminuten. Daarna neemtde uitgestraalde warmte af tot de normale
hoge stand (HI). Als de hoge stand (HI) is
geselecteerd, schakelt het systeem na onge-
veer 60 minuten continue werking automa-
tisch naar de lage stand (LO). Op dat moment
gaat een van de twee lampjes uit om de
wijziging aan te geven. De lage stand (LO)
wordt na ongeveer 45 minuten automatisch
uitgeschakeld (OFF).
Stoelventilatie voor — indien aanwezig
Als uw voertuig is uitgerust met stoelventila-
tie, bevinden zich in de stoelzitting en de
rugleuning ventilatoren die lucht uit het pas-
sagierscompartiment door kleine perforaties
in de stoelbekleding blazen, ter verkoeling
van de bestuurder en voorpassagier bij hoge
omgevingstemperaturen. De ventilatoren
werken bij twee snelheden, HI (hoge snel-
heid) en LO (lage snelheid).
De schermtoetsen voor de stoelventilatie vóór
bevinden zich in het Uconnect systeem. U
vindt de bedieningstoetsen via het scherm
"Climate” (klimaat) of "Controls" (bedie-
ningselementen).• Druk eenmaal op de toets van de stoelven-
tilatie
om HI (hoge stand) te kiezen.
• Druk een tweede keer op de toets van de
stoelventilatie
om LO (lage stand) te
kiezen.
• Druk een derde keer op de toets van de
stoelventilatie
om de stoelventilatie uit
te schakelen.
OPMERKING:
De stoelventilatie werkt uitsluitend wanneer
de motor draait.
Uitvoeringen met op afstand bediend startsys-
teem
Bij uitvoeringen met een op afstand bediend
startsysteem kunt u programmeren dat de
stoelventilatie wordt ingeschakeld tijdens het
starten op afstand.
Deze functie kan worden geprogrammeerd
via het Uconnect systeem. Raadpleeg de pa-
ragraaf "Instellingen van Uconnect" in het
hoofdstuk "Multimedia" in het instructie-
boekje.
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
34
Page 37 of 380

HOOFDSTEUNEN
Hoofdsteunen zijn ontworpen om het risico
van letsel te verlagen door de bewegingsvrij-
heid van het hoofd te beperken tijdens aan-
rijdingen van achteren. De hoofdsteunen
moeten zodanig worden afgesteld, dat de
bovenkant van uw oor zich onder de boven-
kant van de hoofdsteun bevindt.
WAARSCHUWING!
• Alle inzittenden, inclusief de bestuur-
der, mogen de auto niet besturen en niet
in de auto zitten totdat de hoofdsteunen
in de juiste stand staan om het risico op
nekletsel bij een botsing te minimalise-
ren.
• De hoofdsteunen mogen nooit worden
afgesteld tijdens het rijden. Rijden in
een auto zonder hoofdsteunen of met
WAARSCHUWING!
onjuist afgestelde hoofdsteunen kan lei-
den tot ernstig of zelfs dodelijk letsel in
het geval van een aanrijding.
OPMERKING:
Draai de hoofdsteunen niet om (waardoor de
achterkant van de hoofdsteun naar voren
wordt gericht) in een poging om extra ruimte
te scheppen tussen de steun en de achter-
kant van uw hoofd.
Actieve hoofdsteunen — voorstoelen
De bestuurdersstoel en de passagiersstoel
zijn uitgerust met actieve hoofdsteunen
(RHR). Bij een botsing van achteren bewegen
de actieve hoofdsteunen automatisch naar
voren en verkleinen zo de ruimte tussen het
achterhoofd van de inzittende en de hoofd-
steun.De actieve hoofdsteunen keren automatisch
terug in hun normale positie na een botsing.
Als de hoofdsteunen niet in de normale posi-
tie terugkeren, neem dan onmiddellijk con-
tact op met uw erkende dealer.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen.
Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op
de verstelknop onder aan de hoofdsteun en
drukt u de hoofdsteun naar beneden.
35
Page 38 of 380

OPMERKING:
Til om de hoofdsteun te verwijderen, deze
zover mogelijk omhoog. Druk vervolgens op
de ontgrendelingsknop en de verstelknop aan
de onderkant van elke stang terwijl u de
hoofdsteun omhoog trekt. De rugleuning
moet mogelijk worden versteld om de hoofd-
steun volledig te kunnen verwijderen. Om de
hoofdsteun weer aan te brengen, plaatst u de
stangen van de hoofdsteun in de gaten en
drukt u de steun omlaag. Stel de hoofdsteun
vervolgens af op de juiste hoogte.
WAARSCHUWING!
• Een losse hoofdsteun kan bij een nood-
stop of aanrijding naar voren schieten en
WAARSCHUWING!
zo de inzittenden ernstig of zelfs dode-
lijk letsel toebrengen. Berg verwijderde
hoofdsteunen altijd veilig op op een
plaats buiten de cabine.
• ALLE hoofdsteunen MOETEN weer in
het voertuig worden aangebracht om de
inzittenden afdoende te beschermen.
Volg de bovenstaande instructies voor
het opnieuw aanbrengen voordat u het
voertuig gebruikt of plaatsneemt op een
stoel.
• Leg geen voorwerpen zoals jassen, stoel-
hoezen of draagbare dvd-spelers over de
hoofdsteunen. Deze voorwerpen kunnen
bij botsingen de werking van de hoofd-
steunen belemmeren en leiden tot ern-
stig of zelfs dodelijk letsel.
Hoofdsteun vóór
1 — Ontgrendelknop
2 — VerstelknopUW VOERTUIG LEREN KENNEN
36
Page 39 of 380

Hoofdsteunen achterin
De buitenste en middelste hoofdsteunen
achterin hebben twee standen: omhoog en
omlaag. Als de middelste stoel in gebruik is,
moet de hoofdsteun in de hoge stand staan.
Als de middelste stoel niet in gebruik is, kan
de hoofdsteun worden verlaagd, zodat de
bestuurder maximaal zicht heeft.
Trek aan de hoofdsteunen om ze te verhogen.
Als u de hoofdsteun wilt verlagen, drukt u op
de verstelknop onder aan de hoofdsteun en
drukt u de hoofdsteun naar beneden.
OPMERKING:
Til om de hoofdsteun te verwijderen, deze
zover mogelijk omhoog. Druk vervolgens op
de ontgrendelingsknop en de verstelknop aan
de onderkant van elke stang terwijl u de
hoofdsteun omhoog trekt. Om de hoofdsteun
weer aan te brengen, plaatst u de stangen van
de hoofdsteun in de gaten en drukt u de steun
omlaag. Stel de hoofdsteun vervolgens af op
de juiste hoogte.
WAARSCHUWING!
ALLE hoofdsteunen MOETEN weer in het
voertuig worden aangebracht om de inzitten-
den afdoende te beschermen. Volg de boven-
staande instructies voor het opnieuw aan-
brengen voordat u het voertuig gebruikt of
plaatsneemt op een stoel.
Buitenste hoofdsteun achterin
1 — Ontgrendelknop
2 — Verstelknop
Middelste hoofdsteun
1 — Ontgrendelknop
2 — Verstelknop
37
Page 40 of 380

STUURWIEL
Verstelbare stuurkolom
Met deze functie kunt u de stuurkolom in de
hoogte verstellen. U kunt de stuurkolom ook
in de lengte verstellen. De hendel voor de
lengte- en hoogteverstelling bevindt zich on-
der het stuur aan het einde van de stuurko-
lom.Duw de hendel omlaag (in de richting van de
vloer) om de stuurkolom te ontgrendelen. Om
de stuurkolom in de hoogte te verstellen
beweegt u het stuur omhoog of omlaag naar
de gewenste positie. Om de stuurkolom in de
lengte te verstellen trekt u het stuur naar
buiten of duwt u het naar binnen naar de
gewenste positie. Om de stand van de stuur-
kolom te vergrendelen, drukt u de bedie-
ningshendel omhoog totdat deze volledig is
vergrendeld.
WAARSCHUWING!
Verstel het stuur niet tijdens het rijden.
Verstellen van de stuurkolom tijdens het
rijden of rijden als de stuurkolom niet is
vergrendeld, kan ertoe leiden dat de be-
stuurder de macht over het stuur verliest.
Als u deze waarschuwing niet opvolgt, kan
dit ernstig en zelfs dodelijk letsel tot ge-
volg hebben.
Stuurverwarming — indien aanwezig
Het stuurwiel is voorzien van een verwar-
mingselement dat bij koud weer uw handen
verwarmt. De stuurverwarming kent slechts
één temperatuurinstelling. Nadat de stuur-
verwarming is ingeschakeld, blijft de verwar-
ming tot gemiddeld 80 minuten aan, waarna
hij automatisch wordt uitgeschakeld. Deze
tijd varieert naar gelang de omgevingstempe-
raturen. De stuurverwarming wordt mogelijk
eerder uitgeschakeld of helemaal niet inge-
schakeld als het stuur al warm is.
De bedieningstoets voor de stuurverwarming
bevindt zich in het Uconnect systeem. U kunt
toegang tot de bedieningstoets via het
scherm klimaatregeling of bedieningsele-
menten krijgen.
• Druk één keer op de stuurverwarmingstoets
om het verwarmingselement in te scha-
kelen.
• Druk nogmaals op de stuurverwarmings-
toets
om het verwarmingselement uit te
schakelen.Hendel voor lengte- en hoogteverstelling
UW VOERTUIG LEREN KENNEN
38