Page 242 of 380

Sleepmethode Wielen VAN de
grondMODELLEN MET VOORWIELAANDRIJVING (FW) 4X4-MODELLEN
Slepen met alle wielen
op de grondGEENNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Slepen met behulp van
een wiellift of dollyAchterNIET TOEGESTAAN NIET TOEGESTAAN
Voor OKNIET TOEGESTAAN
Flatbed (autoambu-
lance)ALLE BESTE METHODE ENIGE METHODE
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of andere
sleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van het voertuig, nooit aan bumpers of hier-
aan bevestigde beugels. De verkeersvoor-
schriften met betrekking tot het slepen van
voertuigen moeten worden opgevolgd.OPMERKING:
• U moet controleren of de automatische
handremfunctie is uitgeschakeld voordat u
de auto sleept, om te voorkomen dat per
ongeluk de elektrische handrem wordt aan-
getrokken. De automatische handremfunc-
tie wordt ingeschakeld of uitgeschakeld via
de door de klant te programmeren functies
in de Uconnect instellingen.
• Bij voertuigen met een lege accu of waar-
van het elektrische systeem is uitgevallen
en de elektrische handrem (EPB) is inge-
schakeld, moeten de achterwielen met be-
hulp van een dolly of krik van de grond
worden getild wanneer het voertuig op een
autoambulance wordt gezet.Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
Let op: de Safehold-functie schakelt de elek-
tronische handrem in wanneer het bestuur-
dersportier wordt geopend (als de accu is
aangesloten, het contact is ingeschakeld, de
transmissie niet in de parkeerstand staat en
het rempedaal is losgelaten). Als u het voer-
tuig sleept met de contactschakelaar in de
stand ON/RUN, moet u de elektrische hand-
rem handmatig uitschakelen telkens wan-
neer het bestuurdersportier wordt geopend,
door het rempedaal in te trappen en vervol-
gens de elektronische handrem los te zetten.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
240
Page 272 of 380

Deze sticker geeft u belangrijke informatie
over:
1. Het aantal personen dat in de auto ver-
voerd kan worden.
2. De bandenmaat voor uw auto.
3. De spanning voor koude banden voor de
banden aan de voorkant, achterzijde en
de reserveband.
Bandenspanning bij hoge snelheden
De fabrikant is een voorstander van het rijden
met een veilige snelheid, binnen de geldende
snelheidslimiet. Wanneer de snelheidslimiet
en omstandigheden het toelaten om met
hoge snelheden te rijden, is de juiste banden-
spanning erg belangrijk. Mogelijk moet u de
bandenspanning verhogen en de belading
van de auto verminderen als u met hoge
snelheden wilt rijden. Raadpleeg uw erkende
bandenspecialist of dealer voor informatie
over veilige rijsnelheden, belasting en koude
bandenspanning.
WAARSCHUWING!
Het rijden met hoge snelheden in een
maximaal beladen auto is gevaarlijk. De
extra belasting op uw banden kan lekkage
of een klapband veroorzaken. Dit kan lei-
den tot een ernstig ongeval. Rijd niet snel-
ler dan 120 km/u (75 mph) in een auto die
tot het maximale laadvermogen is bela-
den.
Radiaalbanden
WAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radiaal-
banden en andere bandentypes heeft een
negatieve invloed op het weggedrag van
uw auto. Dit stabiliteitsverlies kan onge-
vallen veroorzaken. Als u radiaalbanden
gebruikt, moeten dat er altijd vier zijn.
Combineer ze nooit met andere bandenty-
pes.Banden repareren
Als uw band beschadigd is, kan deze worden
gerepareerd als de band voldoet aan de vol-
gende criteria:
• Er is niet met de band gereden terwijl deze
lek was.
• De beschadiging zit alleen op het loopvlak
van de band (beschadiging op de wang kan
niet worden gerepareerd).
• Het gat is niet groter dan 6 mm (¼ inch).
Raadpleeg een erkende bandenleverancier
voor bandenreparaties en aanvullende infor-
matie.
Beschadigde run-flat banden of run-flat ban-
den die zijn blootgesteld aan drukverlies,
moeten onmiddellijk worden vervangen door
een andere run-flat band van dezelfde maat
en serviceomschrijving (belastingsindex en
snelheidssymbool). Vervang ook de sensor
voor de bandenspanning, aangezien deze
niet gemaakt is voor hergebruik.
SERVICE EN ONDERHOUD
270
Page 273 of 380

Run-flat-banden — indien aanwezig
Run-flat-banden maken het mogelijk om
80 km (50 mijl) te rijden met 80 km/u
(50 mph) na een snel verlies van banden-
spanning. Dit snelle verlies van spanning
wordt de run-flat-modus genoemd. Een run-
flat-modus treedt op bij een bandenspanning
van 14 psi (96 kPa) of lager. Zodra een
run-flat-band de run-flat-modus bereikt,
heeft deze slechts beperkte rij-
eigenschappen en moet deze onmiddellijk
worden vervangen. Een run-flat-band is niet
te repareren. Als een run-flat-band wordt ver-
wisseld na het rijden met te lage banden-
spanning, vervang dan de bandenspannings-
sensor aangezien deze niet is gemaakt om te
worden hergebruikt wanneer met een run-
flat-modus is gereden (14 PSI (96 kPa)).
OPMERKING:
De bandenspanningssensor moet worden ver-
vangen na het rijden met een lekke band.
Het wordt niet aanbevolen met een voertuig
te rijden met vol laadvermogen of een
aanhanger/caravan te trekken terwijl een
band in de run-flat-modus loopt.Raadpleeg het hoofdstuk Bandenspannings-
controle voor meer informatie.
Doorslippen van de wielen
Als u vast komt te zitten in modder, zand,
sneeuw of ijs, mag u de wielen niet sneller
dan 30 mph (48 km/uur) of meer dan 30 se-
conden continu laten draaien zonder te stop-
pen.
Raadpleeg de paragraaf "Een vastzittende
auto weer vrijkrijgen" in het hoofdstuk "In
geval van nood/pech" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden
beschadigen of lek raken. Er kan een band
exploderen, waardoor iemand gewond kan
raken. Laat de wielen van uw auto niet met
een hogere snelheid dan 48 km/u
(30 mph) of langer dan 30 seconden con-
tinu doorslippen. Zorg er ook voor dat er
geen personen aanwezig zijn in de nabij-
heid van een doorslippend wiel, ongeacht
de snelheid waarmee het wiel ronddraait.
Bandenslijtage-indicatoren
In de originele banden zijn bandenslijtage-
indicatoren aangebracht, die u helpen te be-
palen wanneer uw banden moeten worden
vervangen.
Deze indicatoren zijn in de bodem van het
profiel geperst. Ze worden zichtbaar als de
profieldiepte nog slechts 1,6 mm (1/16 inch)
bedraagt. Als het loopvlak is versleten tot op
de bandenslijtage-indicatoren, moet de band
worden vervangen.
Zie “Vervangende banden” in dit hoofdstuk
voor meer informatie.
Loopvlak
1 — Versleten band
2 — Nieuwe band
271