Page 233 of 380

OPMERKING:
Verwijder geen voorwerpen (bijvoorbeeld
schroeven of spijkers) uit de band.
(C) Afdichtingsmiddel uit de bandservicekit
in de lekke band spuiten:
• Start altijd de motor voordat u de bandser-
vicekit inschakelt.
OPMERKING:
Bij auto's met handmatige versnellingsbak
moet de handrem zijn aangetrokken en de
schakelhendel in de stand NEUTRAL staan.
• Nadat op de aan/uit-knop (4) wordt ge-
drukt, stroomt het afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) van de fles (1) naar de afdich-
tingsslang (6) en in de band.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat afdichtingsmiddel uit het
gaatje in de band lekt.
Als het afdichtingsmiddel (witte vloeistof) niet
binnen 0 tot 10 seconden door de slang (6)
stroomt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen. Maak de af-
dichtingsslang (6) los van het ventiel.Zorg dat het ventiel schoon is. Sluit de
afdichtingsslang (6) weer aan op het ven-
tiel. Controleer of de functieregelknop (5)
in de stand voor de afdichtingsfunctie
staat en niet in de stand voor de lucht-
functie. Druk op de aan/uit-knop (4) om
de bandservicekit in te schakelen.
2. Sluit de stekker (8) aan op een andere
12 Volt-aansluiting in uw auto of, indien
mogelijk, in een andere auto. Zorg dat de
motor draait voordat u de bandservicekit
inschakelt.
3. De fles (1) met afdichtingsmiddel is mo-
gelijk eerder gebruikt en daarom leeg.
Schakel hulp in.
OPMERKING:
Als de functieregelknop (5) in de stand voor
de luchtfunctie staat en de pomp in bedrijf is,
wordt lucht alleen via de luchtpompslang (7)
gedoseerd, niet via de afdichtingsslang (6).
Als er afdichtingsmiddel (witte vloeistof) door
de afdichtingsslang (6) stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er geen af-
dichtingsmiddel meer door de slang
stroomt (dit duurt meestal 30 tot 70 se-conden). Terwijl het afdichtingsmiddel
door de afdichtingsslang (6) stroomt, kan
de drukmeter (3) een waarde tot 4,8 bar
(70 psi) aangeven. De waarde van de
drukmeter (3) neemt snel af van ongeveer
4,8 bar (70 psi) tot de werkelijke banden-
spanning wanneer de fles met afdich-
tingsmiddel (1) leeg is.
2. Als de fles met afdichtingsmiddel (1) leeg
is, begint de pomp onmiddellijk met het
inspuiten van lucht in de band. Laat de
pomp werken en vul de band totdat de
bandenspanning is bereikt die op de stic-
ker op de B-stijl aan de bestuurderszijde
is vermeld (aanbevolen bandenspanning).
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de band niet binnen 15 minuten wordt ge-
vuld tot een druk van ten minste 1,8 bar
(26 psi):
• De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
231
Page 234 of 380

OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen) om
de bandenspanning te verminderen tot de
voorgeschreven bandenspanning voordat u
verder gaat.
Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de
aanbevolen bandenspanning of tot een span-
ning van ten minste 1,8 bar (26 psi):
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen.
2. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van de bovenkant van de fles met
afdichtingsmiddel (1) en breng de sticker
aan op het instrumentenpaneel.
3. Maak de afdichtingsslang (6) onmiddel-
lijk los van het ventiel, breng de dop weer
aan op de fitting aan het uiteinde van de
slang, en berg de bandservicekit op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
Ga snel door naar (D) "Rijden met de
auto".LET OP!
• De metalen fitting van de stekker (8) kan
na gebruik heet zijn en moet daarom
voorzichtig worden gehanteerd.
• Als u de dop niet op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6)
aanbrengt, kan afdichtingsmiddel in
aanraking komen met uw huid, kleiding
en het interieur van de auto. Ook kan
dan afdichtingsmiddel in contact komen
met interne onderdelen van de banden-
servicekit, waardoor de kit onherstelbaar
beschadigd kan raken.
(D) Rijden met het voertuig:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten van het
afdichtingsmiddel en het vullen van de band
ongeveer 8 km (5 mijl) of tien minuten om
ervoor te zorgen dat het afdichtingsmiddel uit
de bandservicekit goed in de band wordt
verdeeld. Rijd niet sneller dan 80 km/u
(50 mph).
WAARSCHUWING!
Met de bandenreparatieset kunt u een
lekke band niet permanent repareren. Laat
de band controleren, repareren of vervan-
gen na gebruik van de bandenreparatieset.
Rijd niet sneller dan 80 km/u (50 mph)
totdat de band is gerepareerd of vervan-
gen. Als geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig of do-
delijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omgeving.
(E) Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst "(A)
Wanneer u stopt om de bandenservicekit te
gebruiken" voordat u verder gaat.
1. Druk de functieregelknop (5) in en draai
hem naar de stand voor de luchtfunctie.
2. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van de auto.
3. Maak de luchtpompslang (7) (zwart) los
en schroef de fitting aan het uiteinde van
de slang (7) op het ventiel.IN GEVAL VAN NOOD/PECH
232
Page 235 of 380

4. Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de bandenspanning lager is dan 1,3 bar
(19 psi):
De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
Als de bandenspanning 1,3 bar (19 psi) of meer
bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de ban-
denservicekit in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is bereikt
die op de band en op de band- en bela-
dingsinformatiesticker in de portierope-
ning aan de bestuurderszijde is vermeld.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de bandenservicekit los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.3. Berg de bandenserviceset op de daarvoor
bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegenheid
repareren of vervangen door een erkende
dealer of een bandenservicebedrijf.
WAARSCHUWING!
U moet altijd aangeven dat de band werd
gerepareerd met de bandenservicekit.
Geef het onderhoudsboekje aan de mon-
teurs die de band behandelen die gerepa-
reerd werd met de bandenservicekit.
5. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van het instrumentenpaneel nadat
de band is gerepareerd.
6. Laat de fles met afdichtingsmiddel (1) en
de afdichtingsslang (6) zo snel mogelijk
vervangen door een erkende dealer. Raad-
pleeg paragraaf "(F) Fles met afdichtings-
middel en slang vervangen".
OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat de erkende
dealer of het bandenservicebedrijf dan weten
dat de band is afgedicht met de bandenser-
vicekit.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6) (doorzich-
tig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het losmaken van
de fles in het verzonken gedeelte onder de
fles.
3. Druk op de knop voor het losmaken van de
fles met afdichtingsmiddel. De fles met
afdichtingsmiddel (1) springt omhoog.
Verwijder de fles en voer deze volgens de
voorschriften af.
4. Verwijder eventuele resten van het afdich-
tingsmiddel van de houder van de
bandenservicekit.
5. Breng de nieuwe fles met afdichtingsmid-
del (1) zo aan in de houder dat de afdich-
tingsslang (6) wordt uitgelijnd met de
slangsleuf in de voorzijde van de behui-
zing. Druk de fles in de behuizing. U hoort
een klik die aangeeft dat de fles goed op
zijn plaats zit.
233
Page 236 of 380

6. Controleer of de dop op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6) is
aangebracht en berg de slang op (aan de
onderzijde van de luchtpomp).
7. Berg de bandenservicekit weer op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
WAARSCHUWING!
Volgens de van kracht zijnde regelgeving
staat de informatie inzake chemische stof-
fen ten behoeve van de bescherming van
de menselijke gezondheid en het milieu en
de informatie inzake het veilig gebruik van
de afdichtvloeistof op het verpakkingsla-
bel. Het navolgen van de aanwijzingen op
het label is een essentiële voorwaarde om
de veiligheid en effectiviteit van het pro-
duct te waarborgen. Vergeet niet voor ge-
bruik het label aandachtig te lezen. De
gebruiker van het product is verantwoorde-
lijk voor alle schade die veroorzaakt wordt
door onjuist gebruik. De afdichtvloeistof
heeft een vervaldatum. Vervang de fles als
het afdichtingsmiddel over de datum is.
LET OP!
Voer de fles en de afdichtingsvloeistof op
de juiste wijze af. Af te voeren in overeen-
stemming met de landelijke en plaatse-
lijke voorschriften.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu in uw auto bevindt zich voor in de
motorruimte, achter de linker
koplampeenheid.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
234
Page 237 of 380

WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
WAARSCHUWING!
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
OPMERKING:
Start de motor nooit met een snelle batterij-
lader. Hierdoor kunnen de elektronische sys-
temen van uw auto beschadigd raken, vooral
het contact en de regeleenheden voor brand-
stoftoevoer naar de motor.
1. Trek de handrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK
(handgeschakelde versnellingsbak in
NEUTRAL) en zet de contactschakelaar
op OFF.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo, dat de accu
met de startkabels bereikbaar is, trek dehandrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het explo-
deren van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.
Positieve accupool
235
Page 238 of 380

Aansluiten van de startkabels
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de hulpstartkabel aan op de positieve ac-
cupool(+)van het voertuig met de ontla-
den accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het min-uiteinde(-)van de startka-
bel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van de mas-
sakabel(-)met een geschikt massapunt
op de motor (blootliggend metalen onder-
deel van de ontladen motor van het voer-
tuig), uit de buurt van de accu en het
brandstofinspuitsysteem.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
WAARSCHUWING!
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van het voertuig met de lege accu.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Loskoppelen van de startkabels
1. Koppel het min-uiteinde(-)van de start-
kabel los van het massapunt op de motor
van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel de pluskabel(+)van de startkabel
los van de pluspool(+)van de auto met de
lege accu.Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
startkabels moet worden gestart, dient u de
accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten inspecteren.
LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting van de motor verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
236
Page 239 of 380

• In stadsverkeer — zet de keuzehendel in
NEUTRAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Wanneer de temperatuurmeter in de
H-zone staat, zet dan de auto veilig stil aan
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald op "H" blijft staan
en u een geluidssignaal hoort, zet de motor
dan onmiddellijk af en neem contact op
voor service.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de vul-
dop van het koelsysteem als de radiateur
of het koelvloeistofreservoir heet is.
SCHAKELHENDEL
ONTGRENDELEN
Als zich een storing voordoet en de schakel-
hendel niet uit de stand PARK kan worden
bewogen, dan kunt u de volgende procedure
uitvoeren om de schakelhendel tijdelijk te
kunnen bewegen:1. Zet de motor af.
2. Trek de handrem aan.
3. Maak met een schroevendraaier of soort-
gelijk gereedschap de sierlijst en mof van
de schakelhendel voorzichtig los van de
middenconsole, en til deze omhoog om
toegang te krijgen tot het
schakelhendelmechanisme.
4. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
5. Steek een kleine schroevendraaier of
soortgelijk gereedschap in de opening van
het ontgrendelmechanisme van de scha-
kelhendel (in de rechtervoorhoek van de
schakelhendeleenheid) en druk het ont-
grendelingsmechanisme omlaag en houd
het in deze stand.
237
Page 240 of 380

6. Beweeg de schakelhendel naar de stand
NEUTRAL.
7. De motor kan dan in de stand NEUTRAL
worden gestart.
8. Breng de manchet van de schakelhendel
weer aan.
EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJ KRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom
om de voorwielen vrij te maken. Houd, voor
voertuigen met automatische versnellings-
bak, de vergrendelknop op de schakelhendel
ingedrukt. Schakel vervolgens tussen DRIVE
en REVERSE (bij automatische versnellings-
bak) of de 2E VERSNELLING en REVERSE
(bij handgeschakelde versnellingsbak) en
trap tegelijkertijd het gaspedaal licht in.
OPMERKING:
Op auto's met een automatische versnellings-
bak:er kan alleen tussen DRIVE en REVERSE
worden geschakeld bij wielsnelheden van
8 km/u (5 mph) of minder. Wanneer de trans-
missie langer dan twee seconden in de stand
NEUTRAL blijft, moet u het rempedaal inge-
trapt houden om DRIVE of REVERSE in te
schakelen.Trap het gaspedaal net voldoende in om de
heen en weer gaande beweging van de auto
op gang te houden, zonder dat de wielen
doorslippen of het toerental overmatig
oploopt.
LET OP!
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het laten door-
slippen van de wielen kan leiden tot
oververhitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten min-
ste één minuut stationair draaien met de
versnellingsbak in de stand NEUTRAL
telkens nadat de auto vijf keer heen en
weer is bewogen. Zo voorkomt u overver-
hitting en vermindert u het risico op
schade aan de koppeling of de versnel-
lingsbak bij langdurige pogingen om de
auto vrij te krijgen.
• Wanneer u een vastzittend voertuig heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en de TWEEDE VER-
SNELLING, mogen de wielen nooit snel-
ler doorslippen dan 24 km/u (15 mph),
Opening ontgrendelmechanismeIN GEVAL VAN NOOD/PECH
238