Page 410 of 690

4094-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Detectie-informatie sensoren
●Het detectiegebied van de sensoren is beperkt tot het gebied ro nd de bum-
per van de auto.
● Bepaalde omstandigheden van de auto en de omgeving kunnen een n ega-
tieve invloed hebben op het vermogen van de sensor om obstakels  correct
te  signaleren.  Specifieke  situaties  waarin  dit  voor  kan  komen  ziet  u  hieron-
der.
• Er zit vuil, sneeuw of ijs op de sensor. (Het reinigen van de  sensoren zal
het probleem oplossen.)
• De  sensor  is  bevroren.  (Het  ontdooien  van  de  sensor  zal  het  pr obleem
oplossen.) 
Vooral  bij  lage  buitentemperaturen  kan  het  gebeuren  dat  er  ten  gevolge
van een bevroren sensor een abnormaal beeld te zien is op het d isplay of
dat obstakels niet worden gesignaleerd.
• De sensor is op een of andere manier afgedekt.
• De auto helt sterk over naar één zijde.
• De auto rijdt op een bijzonder hobbelige weg, op een helling,  op grind of
op gras
• Er is veel omgevingslawaai rond de auto van claxons, motorfiet smotoren,
luchtremmen  van  vrachtwagens  of  andere  geluidsbronnen  die  ultra sone
geluidsgolven produceren.
• Er is een andere auto uitgerust met Parking Assist-sensoren in de nabije omgeving.
• De  sensor  is  bedekt  met  een  laklaag  of  een  overvloedige  hoevee lheid
regenwater.
• De auto is uitgerust met een staafantenne of een draadloze ant enne.
• Als de bumper of sensor een sterke schok ondergaat.
• De auto nadert een hoge of gebogen stoeprand.
• Bij fel zonlicht of extreem lage buitentemperaturen
• Objecten direct onder de bumper worden niet waargenomen.
• Als het obstakel zich te dicht bij de sensor bevindt.
• Als een niet-originele Toyota-wielophanging (bijvoorbeeld verl aagde wiel-
ophanging) is gemonteerd.
• Mogelijk worden mensen die bep aalde soorten kleding dragen niet gesig-
naleerd.
Naast  de  hierboven  genoemde  voorbeelden  kunnen  er  situaties  zij n  waarin
de sensor borden en andere voorwerpen door hun vorm dichterbij  signaleert
dan deze in werkelijkheid zijn.
● Door de vorm van het obstakel kan de sensor het niet signaleren. Let goed
op bij de volgende obstakels:
• Kabels, hekken, touwen, enz.
• Katoen, sneeuw en andere materialen die geluidsgolven absorber en
• Zeer hoekige objecten
• Lage obstakels
• Hoge obstakels waarbij het bovenste deel uitsteekt in de richting van uw auto 
         
        
        
     
        
        Page 411 of 690

4104-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Tijdens het gebruik kunnen zich de volgende situaties voordoen:
• Afhankelijk  van  de  vorm  van  het  obstakel  en  andere  factoren  ka n  de
detectieafstand korter worden of kan detectie onmogelijk zijn.
• Mogelijk worden obstakels niet gesignaleerd als deze zich te d icht bij de
sensor bevinden.
• Tussen het signaleren van een object en de weergave zit een kl eine ver-
traging. Ook als er met lage snelheid wordt gereden, bestaat de  mogelijk-
heid  dat  het  obstakel  binnen  het  detectiegebied  van  de  sensoren  komt
voordat het display wordt weergegeven en het piepsignaal hoorba ar is.
• Smalle paaltjes of objecten die lager zijn dan de sensor worde n mogelijk
niet gesignaleerd wanneer u ze nadert, zelfs als ze eenmaal zij n gesigna-
leerd.
• Het kan moeilijk zijn om de geluidssignalen te horen als de au dio-installa-
tie  hard  staat  of  als  de  luchtcirculatie  van  de  airconditioning  veel  geluid
produceert.
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instelling van het geluidsvolume van de zoemer kan worden gewijzigd.
(Systemen  met  mogelijkheden  voor   persoonlijke  voorkeursinstellingen
→Blz. 663)
■ Als er geen melding op het multi-informatiedisplay verschijnt
→Blz. 580
WAARSCHUWING
■Bij gebruik van de Toyota  Parking Assist-sensor
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht. 
Anders kan een ongeval het gevolg zijn.
● Rijd als het systeem is ingeschakeld niet harder dan 10 km/h.
● Het detectiegebied van de sensoren en de reactietijden zijn beperkt. Con-
troleer tijdens rijden of de omgeving (vooral naast de auto) ve ilig is en rijd
langzaam. Regel de snelheid met het rempedaal.
● Monteer geen accessoires binnen de detectiegebieden van de sens oren. 
         
        
        
     
        
        Page 412 of 690

4114-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
OPMERKING
■Als de Toyota Parking Assist-sensor in gebruik is
In  de  volgende  gevallen  werkt  het  systeem  mogelijk  niet  goed  al s  gevolg
van een storing in een sensor, enz. Laat de auto nakijken door  een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behor en gekwalifi-
ceerde en uitgeruste deskundige.
● Het display van de Toyota Parking Assist-sensor knippert en er  klinkt een
piepsignaal terwijl er geen obstakel is gesignaleerd.
● Als het gedeelte rond de sensor in aanraking komt met iets of w ordt bloot-
gesteld aan een krachtige schok.
● Als de bumper ergens tegenaan komt.
● Als het display continu te zien is en er geen piepsignaal klink t.
● Controleer eerst de sensor als er een weergavefout optreedt.
Als de fout zich voordoet terwijl er geen ijs, sneeuw of modder op de sen-
sor zit, is de sensor waarschijnlijk defect.
■ Opmerkingen bij het wassen van de auto
Stel  de  omgeving  van  de  sensoren  niet  bloot  aan  sterke  waterstr alen  of
stoom.
Anders kan de sensor defect raken. 
         
        
        
     
        
        Page 413 of 690

4124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
BSM (Blind Spot Monitor)∗
De Blind Spot Monitor is een systeem met 2 functies;
● De Blind Spot Monitor-functie
Helpt  de  bestuurder  bij  het  nemen  van  de  beslissing  wanneer  van
rijstrook te wisselen
● De Rear Crossing Traffic Alert-functie
Helpt de bestuurder bij het achteruitrijden
Deze functies maken gebrui k van dezelfde sensoren.
Het scherm en de indicator  Blind Spot Monitor aan/uit
Het  Blind  Spot  Monitor-systeem  kan  worden  in-  en  uitgeschakeld  op  het
multi-informatiedisplay. Als het systeem is ingeschakeld, gaat  de indicator
op  het  multi-informatiedisplay  branden.  De  Blind  Spot  Monitor-f unctie  en
Rear Crossing Traffic Alert-functie worden gelijktijdig in- en  uitgeschakeld.
Indicatoren in buitenspiegel
Blind Spot Monitor-functie:
Als  een  auto  in  de  dode  hoek  wordt  gesignaleerd,  gaat  de  indica tor  in  de
buitenspiegel  branden  als  de  richtingaanwijzerschakelaar  niet  w ordt
bediend.  Als  de  richtingaanwijzerschakelaar  wordt  bediend  in  de   richting
van de zijde waar een auto wordt gesignaleerd, gaat de indicato r in de bui-
tenspiegel knipperen.
∗: Indien aanwezig
Overzicht van de B lind Spot Monitor
1
2 
         
        
        
     
        
        Page 414 of 690

4134-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
Rear Crossing Traffic Alert-functie:
Wanneer  een  auto  wordt  gesignaleerd  die  van  rechts  of  links  achter
nadert, gaan de indicatoren in de buitenspiegels knipperen.
Rear  Crossing  Traffic  Alert-zoemer  (alleen  Rear  Crossing  Traffic
Alert-functie)
Wanneer  een  auto  wordt  gesignaleerd  die  van  rechts  of  links  achter
nadert, klinkt een zoemer vanachter de linker achterstoel.
Druk  op    of    van  de  bedieningstoets  van  het  instrumenten-
paneel en selecteer   op het m ulti-informatiedisplay.
Druk  op    of    van  de  bedieningstoets  van  het  instrumenten-
paneel, selecteer   en druk vervolgens op  .
■ De zichtbaarheid van de indi catoren in de buitenspiegels
Mogelijk  zijn  de  indicatoren  in  de  buitenspiegels  bij  fel  zonli cht  niet  goed  te
zien.
■ Hoorbaarheid van de Rear Crossing Traffic Alert-zoemer
De  zoemer  van  de  Rear  Crossing  Traffic  Alert-functie  komt  mogel ijk  moeilijk
boven  harde  geluiden  uit,  zoals  wanneer  het  volume  van  het  audiosysteem
hoog staat.
■ Als er een storing in de Blind Spot Monitor aanwezig is
Als  er  een  systeemstoring  wordt  gesignaleerd  om  een  van  onderst aande
redenen, worden er waarschuwingsmeldingen weergegeven: 
( →Blz. 585, 587)
● Er zit een storing in de sensoren
● De sensoren zijn vuil geworden
● De buitentemperatuur is zeer hoog of zeer laag
● De sensorspanning is niet in orde
In-/uitschakelen van het Blind Spot Monitor-systeem
3
1
2 
         
        
        
     
        
        Page 419 of 690

4184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
In Oekraïne verkochte auto's
WAARSCHUWING
■Omgaan met de radarsensor
In de linker- en rechterzijde van de achterbumper van de auto w ordt respec-
tievelijk één Blind Spot Monitor-sensor geplaatst. Houd u aan het volgende
om ervoor te zorgen dat de Blind Spot Monitor goed werkt.
● Stel de sensor en de omgeving van de sensor op de bumper niet bloot aan
krachtige  schokken.  Als  de  sensor  ook  maar  iets  wordt  verplaats t,  werkt
het  systeem  mogelijk  niet  meer  goed  en  worden  auto's  die  binnen   het
detectiegebied  komen  mogelijk  nie t  meer  gesignaleerd.  Als  de  sensor  of
de omgeving van de sensor aan krachtige schokken is blootgestel d, moet
het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontrol eerd door
een  erkende  Toyota-dealer  of  hersteller/reparateur  of  een  ander e  naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
● Neem de sensor niet uit elkaar.
● Monteer  geen  accessoires  op  de  sensor  of  het  omliggende  gebied  op  de
bumper en plak er geen stickers op.
● Breng  geen  wijzigingen  aan  de  sensor  of  het  omliggende  gebied  o p  de
bumper aan.
● Breng geen andere kleur lak dan een officiële Toyota-kleur aan  op de ach-
terbumper.
● Houd de sensor en zijn omgeving op de
bumper te allen tijde schoon. 
         
        
        
     
        
        Page 420 of 690
4194-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
De Blind Spot Monitor maakt gebruik van radarsensoren om auto's te
signaleren  die  in  een  aangrenzende  rijstrook  rijden  in  het  gebi ed  dat
niet  in  de  buitenspiegel  is  te  zien  (de  dode  hoek)  en  brengt  de
bestuurder hiervan op de hoogte via de indicator in de buitensp iegel.
Hieronder staat de dode hoek aangegeven waarin auto's kunnen wor-
den gesignaleerd.
Het detectiegebied reikt tot: Ongeveer  3,5  m  vanaf  de  zij-
kant van de auto
De  eerste  0,5  m  vanaf  de  zijkant
van de auto bevindt zich buiten het
detectiegebied
Ongeveer 3 m achter de achter-
bumper
Ongeveer  1  m  vóór  de  achter-
bumper
De Blind Spot Monitor-functie
Detectiegebieden Blind Spot Monitor
1
2
3 
         
        
        
     
        
        Page 423 of 690

4224-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
De  Rear  Crossing  Traffic  Alert  werkt  wanneer  de  achteruitversnelling
is  ingeschakeld.  Hij  kan  andere  auto's  signaleren  die  van  rechts  of
links  achter  naderen.  Hij  maakt  gebruik  van  radarsensoren  om  de
bestuurder te waarschuwen voor de  aanwezigheid van andere auto's:
de  indicatoren  in  de  buitenspiegels  gaan  knipperen  en  er  klinkt  een
zoemer.
De Rear Crossing Traffic Alert-functie
Naderende auto's Detectiegebieden12
WAARSCHUWING
■Waarschuwingen met betrekking tot het gebruik van het systeem
De  bestuurder  is  volledig  verantwoordelijk  voor  een  veilig  rijg edrag.  Rijd
altijd veilig en houd rekening met de omgeving.
De  Rear  Crossing  Traffic  Alert-functie  dient  slechts  ter  onders teuning,  ver-
trouw  daarom  niet  uitsluitend  op  dit  systeem.  Ook  bij  gebruik  v an  de  Rear
Crossing Traffic Alert-functie dient de bestuurder altijd voorz ichtig te zijn bij
het achteruitrijden. U dient als bestuurder zelf de omgeving achter uw auto
visueel te controleren en voordat u achteruitrijdt te controleren of zich geen
voetgangers,  andere  voertuigen,  enz.  achter  de  auto  bevinden.  H et  niet  in
acht nemen van de voorzorgsmaatregelen kan resulteren in ernsti g letsel.
Afhankelijk  van  de  omstandigheden  werkt  het  systeem  mogelijk  ni et  goed.
Daarom dient de bestuurder altijd zelf visueel de veiligheid te  controleren.