
3584-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
PCS (Pre-Crash Safety-systeem)∗
∗: Indien aanwezig
Het  Pre-Crash  Safety-systeem  maakt  gebruik  van  een  radarsen-
sor en een camerasensor om voertuigen en voetgangers
*1 voor
uw  auto  te  signaleren.  Wanneer   het  systeem  oordeelt  dat  een
aanrijding  aan  de  voorzijde  met  een  voertuig  of  een  voetganger
waarschijnlijk  is,  wordt  een  waarschuwing  geactiveerd  om  de
bestuurder aan te sporen om uit  te wijken en wordt de potentiële
remdruk verhoogd om de bestuurder te helpen een aanrijding te
voorkomen.  Wanneer  het  systeem  oordeelt  dat  een  aanrijding
aan de voorzijde met een voertuig of een voetganger zeer waar-
schijnlijk is, worden  de remmen automatisch bekrachtigd om te
helpen  een  aanrijding  te  voorko men  of  om  de  impact  van  een
aanrijding te hel pen verminderen.
Het Pre-Crash Safety-systeem kan worden in-/uitgeschakeld en he t
waarschuwingstijdstip k an worden gewijzigd. (→Blz. 363)
*1: Afhankelijk van de regio waarin de auto is verkocht, is de voe tgangerde-
tectiefunctie  mogelijk  niet  beschikbaar.  Neem  voor  meer  informa tie  con-
tact  op  met  een  erkende  Toyota-dealer  of  hersteller/reparateur  of  een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Landen/gebiedenBeschikbaarheid  functieRegio's
IJsland,  Ierland,  het  Verenigd  Koninkrijk,
Italië,  Estland,  Oostenrijk,  Nederland,
Cyprus,  Griekenland,  Kroatië,  Gibraltar,
Malta,  Zwitserland,  Zweden,  Spanje,  Slo-
wakije,  Slovenië,  Tsjechië,  Denemarken,
Duitsland,  Noorwegen,  Hongarije,  Fin-
land,  Frankrijk,  Bulgarije,  België,  Polen,
Portugal,  Letland,  Litouwen,  Roemenië,
de Canarische Eilanden, Oekraïne
De  voetgangerde-
tectiefunctie  is
beschikbaarRegio A
Israël
De  voetgangerde-
tectiefunctie  is  niet
beschikbaar
Regio B
De  landen  en  regio's  in  het  overzicht  zijn  van  toepassing  vanaf
augustus 2017. Afhankelijk van wanneer de auto is verkocht kunn en
de landen en regio's echter verschillen. Neem voor meer informa tie
contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparate ur of
een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundig e. 

3624-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
WAARSCHUWING
■Wanneer moet het Pre-Crash Saf ety-systeem uitgeschakeld worden
Schakel  in  de  volgende  situaties  het  systeem  uit,  omdat  het  mog elijk  niet
juist  werkt,  hetgeen  kan  leiden  tot  een  ongeval  waarbij  ernstig   letsel  kan
ontstaan:
● Als de auto wordt gesleept
● Als uw auto een andere auto sleept
● Bij het vervoeren van de auto op een vrachtwagen, boot, trein o f vergelijk-
baar transportmiddel
● Wanneer  de  auto  wordt  opgetakeld  terwijl  het  contact  AAN  staat  en  de
wielen vrij kunnen draaien
● Tijdens  controle  van  de  auto  met  een  rollentestbank,  zoals  een  vermo-
gensbank of snelheidsmetertester, of bij gebruik van een wielst abilisator
● Als de voorbumper of grille wordt blootgesteld aan krachtige schokken ten
gevolge van een ongeval o.i.d.
● Als  niet  op  een  stabiele  wijze  kan  worden  gereden  met  de  auto,  bijvoor-
beeld als hij betrokken is geweest bij een ongeval of als er st oringen zijn
● Als met een sportieve rijstijl of in het terrein wordt gereden
● Als de banden niet op de juiste spanning zijn
● Als de banden erg versleten zijn
● Als er een andere maat banden dan voorgeschreven is gemonteerd
● Als er sneeuwkettingen worden gebruikt
● Als er een compact reservewiel of een bandenreparatieset wordt  gebruikt
● Als  er  tijdelijk  uitrusting  (sneeuwploeg,  enz.)  die  de  radarsen sor  of  de
camerasensor kan hinderen op de auto is geplaatst 

3694-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
• Wanneer  u  snel  een  slagboom  van  een  elektronisch  tolpoortje,  van  een
parkeerterrein of een andere slagboom nadert
• Wassen in een autowasstraat
• Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. dat w ordt opge-
worpen door een voorligger
• Bij het rijden door stoom of rook
• Als  er  patronen  of  verf  op  de  weg  of  op  een  muur  aanwezig  zijn /is  die
kunnen/kan worden aangezien voor een voertuig of voetganger
*2
• Als wordt gereden in de buurt van een object dat radiogolven weerkaatst,
zoals een grote vrachtwagen of een vangrail
• Als  wordt  gereden  in  de  buurt  van  een  televisiezendmast,  radiozender, elektriciteitscentrale of andere locatie waar sterke radiogolve n of elektro-
magnetische velden aanwezig zijn
*2: Voor  de  als  regio  B  gespecificeerde  landen/gebieden  ( →Blz. 358)  is  de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar.
■ Situaties waarin het systeem mogelijk niet goed werkt
●In  sommige  situaties,  zoals  onderstaande,  wordt  een  voertuig  mogelijk  niet
gesignaleerd  door  de  radarsensor  en  de  camerasensor,  waardoor  h et  sys-
teem niet goed werkt: 
• Als een tegenligger uw auto nadert
• Als een voorligger een voertuig op twee wielen betreft
• Als u de zijkant of voorzijde van een auto nadert
• Als  een  voorligger  een  smalle  achterzijde  heeft,  zoals  een  onb eladen
vrachtwagen
• Wanneer  u  door  of  onder  objecten
door  rijdt  die  de  auto  kunnen  raken,
zoals  hoog  gras,  boomtakken  of  een
spandoek
• Als de voorligger een lage achterzijde heeft, zoals een oprijwagen 

3704-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
• Als  de voorligger een  lading vervoert die  uitsteekt voorbij  de achterbum-
per
• Als de voorligger een onregelmatige vorm heeft, zoals een trac tor of een
zijspan
• Als de zon of ander licht rechtstreeks op een voorligger schij nt
• Als een voertuig de auto snijdt of plotseling opdoemt van naas t een ander
voertuig
• Als de voorligger een abrupte beweging maakt (zoals een uitwij kmanoeu-
vre, plotseling versnellen of afremmen)
• Bij het plotseling invoegen vlak achter een voorligger
• Bij  het  rijden  onder  barre  weersomstandigheden,  bijvoorbeeld  b ij  zware
regenval, mist, sneeuw of een zandstorm
• Als de auto wordt geraakt door water, sneeuw, stof, enz. dat w ordt opge-
worpen door een voorligger
• Als u door een stoomwolk of rookwolk rijdt
• Wanneer  er  wordt  gereden  op  een  plek  waar  de  helderheid  van  he t
omgevingslicht  plotseling  verandert,  zoals  bij  het  in-  of  uitrijden  van  een
tunnel 
• Wanneer  een  zeer  fel  licht,  bijvoorbeeld  de  zon  of  de  koplampen  van tegemoetkomend verkeer, rechtstreeks in de camerasensor schijnt
• Wanneer de omgeving schemerig is, zoals bij zonsopgang of zons onder-
gang of in een tunnel
• Als  de  voorligger  een  extreem  grote
bodemvrijheid heeft
• Als  een  voorligger  zich  niet  direct voor uw auto bevindt 

3714-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
• Nadat  het  hybridesysteem  is  gestart  en  de  auto  een  poosje  heeft  stilge-
staan
• Bij het links of rechts afslaan en een paar seconden na het li nks of rechts
afslaan
• Bij  het  rijden  in  een  bocht  en  een  paar  seconden  na  het  rijden   in  een
bocht
• Als uw auto in een slip raakt
• Als de wielen niet goed zijn uitgelijnd
• Als een ruitenwisserblad de camerasensor blokkeert
• De auto schommelt
• Er wordt gereden met extreem hoge snelheden
• Als op een helling wordt gereden
• Wanneer de radarsensor of de camerasensor niet goed is uitgeli jnd
● In  sommige  situaties,  zoals  onderstaande,  wordt  er  mogelijk  onv oldoende
remkracht gegenereerd, waardoor het systeem niet goed werkt:
• Als de remfuncties niet optimaal kunnen functioneren, bijvoorb eeld door-
dat onderdelen van het remsysteem extreem koud of warm, of nat  zijn
• Als de auto niet goed onderhouden wordt (extreem versleten rem delen of
banden, onjuiste bandenspanning, enz.)
• Als  er  met  de  auto  gereden  wordt  op  grind  of  een  andere  gladde   onder-
grond
• Wanneer  de  voorzijde  van  de  auto  is
verhoogd of verlaagd 

3724-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
●Sommige  voetgangers,  zoals  hieronder  beschreven,  worden  mogelijk  niet
gesignaleerd  door  de  radarsensor  en  de  camerasensor,  waardoor  h et  sys-
teem niet goed werkt
*2:
• Voetgangers kleiner dan ongeveer 1 m of groter dan ongeveer 2  m
• Voetgangers  die  ruimvallende  kl eding  (een  regenjas,  lange  rok, enz.)
dragen waardoor hun silhouet vaag wordt
• Voetgangers die grote bagage dragen, een paraplu vasthouden, enz. die
een deel van hun lichaam verbergt
• Voetgangers die voorover buigen of hurken
• Voetgangers die een kinderwagen, rolstoel, fiets of ander voer tuig duwen
• Groepen voetgangers die dicht bij elkaar lopen
• Voetgangers die witte of felle kleding dragen
• Voetgangers in het donker, zoals 's nachts of in een tunnel
• Voetgangers  die  kleding  dragen  die  bijna  dezelfde  kleur  heeft  en  even licht is als de omgeving
• Voetgangers in de buurt van muren, hekken, vangrails of grote  objecten
• Voetgangers  die  op  een  metalen  object  (putdeksel,  staalplaat,  enz.)  op de weg staan
• Voetgangers die snel lopen
• Voetgangers die abrupt van snelheid veranderen
• Voetgangers die van achter een auto of een groot object vandaa n komen
• Voetgangers die zich heel dicht bij de zijkant van de auto (buitenspiegel, enz.) bevinden
*2: Voor  de  als  regio  B  gespecificeerde  landen/gebieden  ( →Blz. 358)  is  de
voetgangerdetectiefunctie mogelijk niet beschikbaar. 

3734-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Als  het  waarschuwingslampje  PCS  k nippert  of  gaat  branden  en  er een
waarschuwingsmelding  wordt  weergegeven  op  het  multi-informatied is-
play
Het  Pre-Crash  Safety-systeem  is  mogelijk  tijdelijk  niet  beschikbaar  of  er  is
mogelijk een storing aanwezig in het systeem.
● In  de  volgende  situaties  gaat  het  waarschuwingslampje  uit,  verd wijnt  de
melding en wordt het systeem ingeschakeld wanneer de condities  weer nor-
maal worden:
• Wanneer  de  radarsensor,  de  camerasensor  of  het  gebied  rondom  de
sensor heet is, bijvoorbeeld als de auto in de zon staat
• Wanneer  de  radarsensor,  de  camerasensor  of  het  gebied  rondom  de
sensor koud is, bijvoorbeeld in een extreem koude omgeving
• Wanneer een sensor voor vuil is of bedekt is met sneeuw, enz.
• Als  het  gedeelte  van  de  voorruit  vóór  de  camerasensor  is  beslagen  of
wanneer er condens of ijs op de voorruit zit 
(Ontwasemen van de voorruit:  →Blz. 446)
• Als de camerasensor wordt geblokkeerd, bijvoorbeeld wanneer de  motor-
kap open is of een sticker  is bevestigd op de voorruit in de bu urt van de
camerasensor
● Als  het  waarschuwingslampje  PCS  blijft  knipperen  of  branden,  of  als de
waarschuwingsmelding  niet  verdwijnt  terwijl  de  auto  weer  in  ord e  is,  is  er
mogelijk  een  storing  aanwezig  in  het  systeem.  Laat  de  auto  onmi ddellijk
nakijken  door  een  erkende  Toyota-dealer  of  hersteller/reparateu r  of  een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■ Als de VSC wordt uitgeschakeld
●Als  de  VSC  wordt  uitgeschakeld  ( →Blz. 428),  worden  ook  het  Pre-Crash
Brake Assist-systeem en de Pre-Crash Brake-functie uitgeschakeld.
● Het  waarschuwingslampje  PCS  gaat  branden  en  “VSC  Turned  Off  Pre -
Crash  Brake  System  Unavailable”  (VSC  uitgeschakeld,  Pre-Crash  B rake-
systeem  niet  beschikbaar)  wordt  weergegeven  op  het  multi-inform atiedis-
play. 

3744-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
LDA (Lane Depar ture Alert met 
stuurregeling)
∗
Als wordt gereden op autowegen en snelwegen met witte (gele) lijnen
waarschuwt deze functie de bestuurder als de auto de rijstrook  dreigt
te  verlaten  en  helpt  hij  om  de  auto  in  de  rijstrook  te  houden  d oor  het
stuurwiel te bedienen.
Het  LDA-systeem  herkent  zicht-
bare  witte  (gele)  lijnen  met  de
camerasensor  aan  de  bovenzijde
van de voorruit.
◆Werking Lane Departure Alert
Wanneer  het  systeem  vaststelt
dat de auto de rijstrook dreigt te
verlaten,  wordt  een  waarschu-
wing weergegeven op het multi-
informatiedisplay  en  klinkt  de
waarschuwingszoemer  om  de
bestuurder te waarschuwen.
Wanneer  de  waarschuwings-
zoemer klinkt, controleer dan de
situatie op de weg en bedien het
stuurwiel  voorzichtig  om  weer
naar het midden van de rijstrook
terug te keren.
∗: Indien aanwezig
Overzicht van functies
Functies die zijn opgenom en in het LDA-systeem