Page 398 of 690

3974-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
●De selectiehendel in stand D of in schakelbereik 4S of hoger st aat.
● De rijsnelheid is ongeveer 50 km/h of hoger.
■ Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Bedien het gaspedaal om te accelereren. Na het accelereren gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmod us is inge-
schakeld, neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde
snelheid, zodat de afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft .
■ Automatisch uitschakelen van de afstandsregelmodus
De afstandsregelmodus wordt automatisch uitgeschakeld in de vol gende situ-
aties:
● Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
● De VSC is geactiveerd.
● De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
● Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld.
● De sensor kan niet goed signaleren omdat hij ergens door bedekt is.
● Pre Crash Brake-systeem wordt ingeschakeld.
Als de afstandsregelmodus om een andere dan de hierboven genoem de
redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem
aanwezig zijn. Neem contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■ Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregelmodus
De constante-snelheidsregelmodus wordt automatisch uitgeschakel d in de
volgende situaties:
● Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde
rijsnelheid.
● Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
● De VSC is geactiveerd.
● De TRC is gedurende een bepaalde periode geactiveerd.
● Wanneer de VSC of TRC wordt uitgeschakeld.
● Pre Crash Brake-systeem wordt ingeschakeld.
Als de constante-snelheidsregelmodus om een andere dan de hierb oven
genoemde redenen automatisch uitgeschakeld wordt, kan er een st oring in
het systeem aanwezig zijn. Neem contact op met een erkende Toyo ta-dealer
of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwalifice erde en uitge-
ruste deskundige.
Page 399 of 690

3984-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Con -
trol
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systee msto-
ring aan te geven of om de bestuurder te informeren dat hij tij dens het rijden
extra moet opletten. Lees de op het multi-informatiedisplay wee rgegeven
waarschuwingsmelding en volg de aanwijzingen op.
■ Omstandigheden waarin de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste
manier signaleert
Bedien in onderstaande gevallen en afhankelijk van de omstandig heden het
rempedaal wanneer het systeem onvoldoende decelereert of bedien het gas-
pedaal wanneer moet worden geaccelereerd.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signaleert,
wordt er mogelijk geen naderingswaarschuwing ( →Blz. 395) gegeven.
● Auto's die plotseling voor u invoegen
● Auto's die met lage snelheden rijden
● Auto's die niet op dezelfde rijstrook rijden
● Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens z onder
lading, enz.)
● Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
● Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de signal ering
door de sensor hindert
● Als de achterzijde van de auto ver inge-
zakt is (omdat er zware lading in de
bagageruimte vervoerd wordt, enz.)
Page 400 of 690
3994-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Omstandigheden waaronder de afstandsregelmodus mogelijk niet goed
werkt
Bedien indien nodig in onderstaande gevallen het rempedaal (of, afhankelijk
van de situatie, het gaspedaal).
Doordat de sensor voorliggers mogelijk niet op de juiste manier signaleert,
werkt het systeem mogelijk niet goed.
● Als uw voorligger plotseling decelereert
●
De voorligger heeft een extreem grote
bodemvrijheid
● Als de weg erg bochtig is of de rijstroken
erg smal zijn
● Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uit-
voeren of frequent van rijstrook wisselt
Page 405 of 690

4044-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Toyota Parking Assist-sensor∗
Hoeksensoren voor
Binnenste sensoren voor
Hoeksensoren achter
Binnenste sensoren achter
Druk op of van de bedieningstoetsen van het instrumen-
tenpaneel en selecteer op he t multi-informatiedisplay.
Druk op of van de bedienings toetsen van het instrumen-
tenpaneel, selecteer en druk vervolgens op .
wordt weergegeven om de bestuurder te informeren dat het systeem
is geactiveerd.
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurde r
door middel van de volgende displays geïnformeerd over de posit ie
en afstand tot het obstakel.
∗: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en
inparkeren in een garage wordt gemeten door sensoren en
wordt doorgegeven via het multi-informatiedisplay, het scherm
van het audiosysteem en een zoemer. Controleer bij gebruik van
dit systeem ook altij d zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
4
Toyota Parking Assist-sensor in-/uitschakelen
Display
1
2
Page 406 of 690

4054-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Multi-informatiedisplaySignalering hoeksensoren
voor
Signalering binnenste sen-
sor voor
Signalering hoeksensoren
achter
Signalering binnenste sen-
sor achter
■Scherm audiosysteem (auto's met navigatiesysteem of multi-
mediasysteem)
Weergave Toyota Parking
Assist-sensor
Wanneer de Toyota Parking
Assist Monitor
* of de Panoramic
View Monitor
* niet wordt weer-
gegeven.
De grafische voorstelling wordt
automatisch weergegeven wan-
neer een obstakel gesignaleerd
wordt. Het scherm kan zo wor-
den ingesteld dat de afbeelding
niet wordt weergegeven.
( →Blz. 408)
: Hiermee kunt u de geluidenvan de zoemer uitschake-
len.
Hulpdisplay
Wanneer de Toyota Parking
Assist Monitor
* wordt weerge-
geven:
Bij signalering van een obstakel
verschijnt er in de rechter
bovenhoek van het scherm van
het audiosysteem een vereen-
voudigde weergave van het
beeld.
Wanneer de Panoramic View Monitor
* wordt weergegeven:
Wanneer een obstakel wordt gesignaleerd, worden de positie en
afstand weergegeven op het Panoramic View Monitor-scherm.
*: Indien aanwezig
1
2
3
4
1
2
Page 407 of 690
4064-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
■Weergave afstand
Sensoren die een obstakel signaleren, branden continu of knipperen.
*1: De afbeeldingen wijken mogelijk af van de getoonde afbeeldinge n.
( →Blz. 404)
*2: Multi-informatiedisplay
*3: Scherm audiosysteem
Weergave sensorsignale ring, afstand tot obstakel
Display*1Hulpdisplay
Globale afstand tot obstakel
Hoeksensor voor/
binnenste sensor voorHoeksensor achter/
binnenste sensor achter
(continu)(langzaam
knipperen)
Binnenste sensor
voor:
100 cm - 50 cmBinnenste sensor
achter:
150 cm - 60 cm
(continu)(knipperen)
50 cm - 40 cm
Hoeksensor achter:
55 cm - 40 cm
Binnenste sensor
achter:
60 cm - 45 cm
(continu)(snel
knipperen)
40 cm - 30 cm
Hoeksensor achter:
40 cm - 30 cm
Binnenste sensor
achter:
45 cm - 35 cm
(knipperen*2
of continu
*3)
(continu)
Minder dan 30 cm
Hoeksensor achter:
Minder dan 30 cm
Binnenste sensor
achter:
Minder dan 35 cm
Page 408 of 690

4074-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
■Werking zoemer en afstand tot een obstakel
Een zoemer klinkt als de sensoren in werking zijn.
● De geluidssignalen volgen elkaar sneller op naarmate de auto
dichter bij het obstakel komt.
Als de auto het obstakel genaderd is tot onderstaande afstanden ,
klinkt er een conti nu geluidssignaal.
• Hoeksensoren voor en achter: ongeveer 30 cm
• Binnenste sensoren voor: ongeveer 30 cm
• Binnenste sensoren achter: ongeveer 35 cm
● Als er gelijktijdig 2 of meer obstakels worden gesignaleerd, re a-
geert het zoemersysteem op het dichtstbijzijnde obstakel. Als
een of beide obstakels dichter bij de auto komen dan hierboven
vermeld staat, klinkt er een langdurig piepsignaal, gevolgd doo r
elkaar snel opvol gende piepsignalen.
Ongeveer 100 cm
Ongeveer 150 cm
Ongeveer 55 cm
Ongeveer 50 cm
Het schema toont het detectiebe-
reik van de sensoren. Merk op dat
de sensoren geen obstakels kun-
nen detecteren die zich extreem
dicht bij de auto bevinden.
Het bereik van de sensoren kan
verschillend zijn, afhankelijk van
bijvoorbeeld de vorm van het
object.
Detectiebereik van de sensoren
1
2
3
4
Page 409 of 690

4084-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
U kunt het volume van de zoemer en de instellingen van het scherm
wijzigen.
Druk op de toets SETUP.
Kies “Vehicle” (Auto) op het scherm.
Selecteer “TOYOTA park assist settings” (instellingen Toyota Pa r-
king Assist-systeem) op het scherm.
Selecteer het gewenste item.
● Het geluidsvolume van de zoemer kan worden gewijzigd.
● De weergave van de Toyota Park ing Assist-sensor kan aan en uit
worden gezet.
● De weergave van beeld en geluid voor de binnenste sensoren voor
en achter kan worden ingesteld.
■De Toyota Parking Assist-sensor kan worden gebruikt als
●Hoeksensoren voor:
• Het contact AAN staat.
• De selectiehendel niet in stand P staat.
• De rijsnelheid ongeveer 10 km/h of lager is.
● Binnenste sensoren voor:
• Het contact AAN staat.
• De selectiehendel niet in stand P of R staat.
• De rijsnelheid ongeveer 10 km/h of lager is.
● Hoeksensoren en binnenste sensoren achter:
• Het contact AAN staat.
• De selectiehendel in stand R staat.
■ Weergave Toyota Parking Assist-sen sor (auto's met Toyota Parking
Assist Monitor)
Wanneer er een obstakel wordt gesignaleerd als de Toyota Parking Assist
Monitor in werking is, verschijnt er een waarschuwing in de bov enste hoek
van het scherm, zelfs als de weergave is uitgeschakeld.
Instellen van de Toyota Parking Assist-sensor (auto's met navi-
gatiesysteem of multimediasysteem)
1
2
3
4