5396-3. Zelf uit te voeren onderhoud
6
Onderhoud en verzorging
■Bij het vervangen van velgen (auto's met bandenspanningswaarsch u-
wingssysteem)
De velgen van uw auto zijn uitgerust met bandenspanningssensore n en -zen-
ders voor het bandenspanningswaarschuwingssysteem, dat in een v roegtij-
dig stadium waarschuwt als de bandenspanning te laag wordt. Bij het
vervangen van velgen moeten er bandenspanningssensoren en -zend ers
worden geplaatst. ( →Blz. 515)
WAARSCHUWING
■Vervangen van velgen
● Gebruik alleen de in deze handleiding aanbevolen maat velgen en ban-
den. Een andere maat kan resulteren in een slechtere controle o ver de
auto.
● Gebruik nooit een binnenband bij een poreuze velg die ontworpen is voor
een tubeless band. Als u dat wel doet, kan dat leiden tot een o ngeval
waarbij ernstig letsel kan ontstaan.
■ Plaatsen van wielmoeren
● Breng nooit olie of vet aan op de wielbouten of -moeren.
Door het gebruik van olie of vet worden de wielmoeren mogelijk te vast
aangedraaid waardoor de bouten of de velg beschadigd kunnen rak en.
Daarnaast kunnen de wielmoeren loslopen en de wielen losraken, wat kan
leiden tot een ongeval met ernstig letsel als gevolg. Verwijder olie of vet
van de wielbouten of wielmoeren.
■ Gebruik van beschadigde velgen niet toegestaan
Gebruik geen gescheurde of vervormde velgen.
Als u dat wel doet, kan er tijdens het rijden lucht uit de band ontsnappen,
waardoor een ongeval zou kunnen ontstaan.
● Plaats de wielmoeren met de schuine
kant naar het wiel toe. Als de wielmoe-
ren worden geplaatst met de schuine
kant van het wiel af, kan de velg scheu-
ren waardoor het wiel tijdens het rijden
kan losraken. Dit kan leiden tot een
ongeval, met ernstig letsel als gevolg.
ITI41P007
7 D S V
J H G H H O W H
5406-3. Zelf uit te voeren onderhoud
OPMERKING
■Vervangen van bandenspanningssensoren en -zenders (auto's met
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
● Omdat het repareren of vervangen van een band invloed kan hebbe n op
de bandenspanningssensoren en -zenders, adviseren we u deze wer k-
zaamheden uit te laten voeren door een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en ui tgeruste
deskundige. Ga ook voor de aanschaf van bandenspanningssensoren en
-zenders naar een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateu r of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
● Gebruik voor uw auto alleen originele Toyota-velgen.
Bij niet-originele velgen kan niet worden gegarandeerd dat de b anden-
spanningssensoren en -zenders goed werken.
5727-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Motorcontrolelampje
Geeft aan dat er een storing is in:
• Het hybridesysteem;
• De elektronische smoorklepregeling;
• Het emissieregelsysteem (indien aanwezig); of
• Het elektronische hybridetransmissieregelsysteem
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje SRSGeeft aan dat er een storing is in:
• Het SRS-airbagsysteem; of
• Het gordelspannersysteem
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje ABSGeeft aan dat er een storing is in:
• Het ABS; of
• Het Brake Assist-systeem
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektri-
sche stuurbekrachtigingGeeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbe-
krachtiging (EPS)
→Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Knippert of brandt)
Waarschuwingslampje PCS (indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-
Crash Safety-systeem) of dat het systeem tijdelijk niet
beschikbaar is doordat de auto extreem warm/koud is,
doordat er zich vuil rond de sensor voor bevindt, enz.
(→Blz. 373, 578)
→ Volg de instructies die worden weergegeven op het
multi-informatiedisplay. ( →Blz. 373, 578).
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehi-
cle Stability Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat
het waarschuwingslampje PCS branden.
→ Blz. 428
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
5747-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
*1: Waarschuwingszoemer geactiveerde parkeerrem:
De zoemer klinkt als de auto met een snelheid van ongeveer 5 km/ h of
meer rijdt.
*2: Waarschuwingszoemer veiligheids gordel bestuurder en voorpassagier:
De waarschuwingszoemer voor de veiligheidsgordel herinnert de b estuur-
der, de voorpassagier en de achterpassagiers eraan de veilighei dsgordel
om te doen. De zoemer klinkt gedurende 30 seconden intermittere nd
vanaf een rijsnelheid van 20 km/h. Als de veiligheidsgordel daa rna nog
niet is vastgemaakt, laat de zoemer gedurende 90 seconden een a nder
geluid horen.
■ Detectiesensor voorpassagier, cont rolelampje veiligheidsgordel en
waarschuwingszoemer
Als er bagage wordt geplaatst op de passagiersstoel kan de detectiesensor
het controlelampje laten knipperen en de waarschuwingszoemer la ten klin-
ken, ook al zit er niemand op de passagiersstoel.
Waarschuwingslampje lage bandenspanning (indien
aanwezig) Als het lampje gaat branden:
Lage bandenspanning, bijvoorbeeld door
• Natuurlijke oorzaken ( →Blz. 575)
• Lekke band ( →Blz. 599, 611)
→ Breng de banden op de juiste spanning.
Na een paar minuten dooft het lampje. Laat het sys-
teem nakijken door een erken de Toyota-dealer of her-
steller/reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige indien het
lampje niet dooft nadat de banden op spanning zijn
gebracht.
Als het lampje gaat branden nadat het gedurende 1
minuut geknipperd heeft:
Storing in het bandenspanningswaarschuwingssysteem
→ Laat het systeem nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(oranje)
Waarschuwingslampje LDA (indien aanwezig)
Het waarschuwingslampje gaat branden en er wordt een
waarschuwingsmelding weergegeven om aan te geven
dat de LDA (Lane Departure Alert met stuurregeling) tijde-
lijk niet beschikbaar is of een storing heeft gesignaleerd.
→ Blz. 579
Waarschu-
wingslampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
5757-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
■Als het motorcontrolelampje tijdens het rijden gaat branden
Het motorcontrolelampje gaat branden als de brandstoftank volle dig leeg
raakt. Vul de brandstoftank onmiddellijk als deze leeg is. Het motorcontrole-
lampje gaat na enkele ritten weer uit.
Neem zo snel mogelijk contact op met een erkende Toyota-dealer of herstel-
ler/reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en ui tgeruste des-
kundige als het motorcontrolelampje niet uitgaat.
■ Waarschuwingslampje (waarschuwin gszoemer) elektrische stuurbe-
krachtiging
Als de spanning van de 12V-accu laag is of tijdelijk daalt, kan het waarschu-
wingslampje van de elektrische stuurbekrachtiging gaan branden en kan er
een waarschuwingszoemer klinken.
■ Als het waarschuwingslampje lag e bandenspanning gaat branden
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Controleer het uiterlijk van de band om na te gaan of de band n iet lek is.
Als de band lek is: →Blz. 599, 611
Als de band niet lek is:
Gebruik de volgende procedure wanneer de banden voldoende zijn afge-
koeld.
● Controleer de bandenspanning en breng hem op het juiste niveau.
● Als het waarschuwingslampje zelfs na enkele minuten niet uitgaa t, contro-
leer dan of de bandenspanning in orde is en voer de initialisat ie uit.
( →Blz. 516)
Het waarschuwingslampje kan weer gaan branden wanneer bovenstaa nde
handelingen zijn uitgevoerd zonder eerst de banden voldoende te laten
afkoelen.
■ Het waarschuwingslampje lage band enspanning gaat mogelijk branden
door een natuurlijke oorzaak (aut o's met bandenspanningswaarsch u-
wingssysteem)
Het waarschuwingslampje lage bandenspanning gaat mogelijk brand en door
een natuurlijke oorzaak, zoals het onvermijdelijke spanningsver lies dat op
den duur optreedt of een veranderde bandenspanning die veroorza akt wordt
door temperatuurveranderingen. In dat geval zal het waarschuwin gslampje
na een paar minuten uitgaan als de banden weer op de juiste spa nning
gebracht zijn.
■ Als een wiel wordt vervangen door een compact reservewiel (auto's met
compact reservewiel en bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het compacte reservewiel is niet voorzien van een bandenspannin gssensor
en -zender. Bij een lekke band zal het waarschuwingslampje lage banden-
spanning niet uitgaan, ook al is het wiel met de lekke band ver vangen door
het reservewiel. Vervang het reservewiel door het standaardwiel en breng de
band op de juiste spanning. Het waarschuwingslampje lage bandenspanning
zal na een paar minuten uitgaan.
5767-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
■Als het bandenspanningswaarschuwingssysteem buiten werking is
(auto's met bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem wordt onder de volgende
omstandigheden uitgeschakeld:
(Als de omstandigheden weer normaal zijn, zal het systeem weer correct
werken.)
● Als er banden zonder bandenspanningssensoren en -zenders worden
gebruikt.
● Als de identificatiecodes op de bandenspanningssensoren en -zen ders niet
zijn geregistreerd in de bandenspanningswaarschuwingssysteem-ECU
● Als de bandenspanning 480 kPa (4,9 kg/cm
2 of bar, 70 psi) of meer
bedraagt
Het bandenspanningswaarschuwingssysteem kan onder de volgende
omstandigheden worden uitgeschakeld:
(Als de omstandigheden weer normaal zijn, zal het systeem weer correct
werken.)
● Als zich in de nabijheid een elektrische voorziening bevindt, d ie dezelfde
radiografische signalen uitzendt
● Als in de auto een radio aanstaat op dezelfde frequentie
● Als de ruiten zijn voorzien van een coating die de ontvangst va n de radio-
grafische signalen nadelig beïnvloedt
●
Als de auto bedekt is met sneeuw of ijs, vooral bij de wielen e n in de wielkasten
●Als er niet-originele Toyota-velgen zijn gemonteerd (Zelfs wann eer er
Toyota-velgen zijn gemonteerd, kan het zijn dat het bandenspann ingswaar-
schuwingssysteem bij sommige bandentypes niet goed werkt.)
● Als er sneeuwkettingen worden gebruikt
● Als het reservewiel zich op een plaats bevindt waar een slechte ontvangst
van radiosignalen is.
*
● Als er in de bagageruimte een groot metalen object aanwezig is, dat de ont-
vangst van signalen kan verstoren.
*
*
: Alleen auto's met een volwaardig reservewiel
■ Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat
branden nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft (auto's m et
bandenspanningswaarschuwingssysteem)
Als het waarschuwingslampje lage bandenspanning regelmatig gaat branden
nadat het gedurende 1 minuut geknipperd heeft wanneer het conta ct AAN
wordt gezet, laat het systeem dan controleren door een erkende Toyota-dea-
ler of hersteller/reparateur of een andere naar behoren gekwali ficeerde en
uitgeruste deskundige.
■ Waarschuwingszoemer
De zoemer is in sommige gevallen niet hoorbaar, zoals in een lu idruchtige
omgeving of wanneer het volume van de audio hoog staat.
5807-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
Geeft aan dat het bestuurdersportier werd
geopend terwijl de selectiehendel in een andere
stand dan P stond
Er klinkt ook een zoemer.
→ Zet de selectiehendel in stand P.
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het
hybridesysteem
Er klinkt ook een zoemer.
→ Breng de auto onmidd ellijk op een veilige
plaats tot stilstand en neem contact op met
een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Geeft aan dat een of meerdere portieren of de
achterklep niet goed gesloten zijn/is Het systeem geeft tevens aan welk portier niet
goed gesloten is.
Als de auto een snelheid bereikt van 5 km/h
knippert en klinkt er een zoemer om aan
te geven dat een of meer portieren nog niet vol-
ledig gesloten zijn.
→ Controleer of alle por tieren gesloten zijn.
(indien aanwezig)
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de
Toyota Parking Assist-sensor
Alle sensorlampjes knipperen.
Er klinkt ook een zoemer.
→ Laat de auto nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
(Knippert)
5817-2. Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
7
Bij problemen
(indien aanwezig)
Geeft aan dat de Toyota Parking Assist-sensor
vuil is of bedekt is met ijs.
Alle sensorlampjes knipperen.
Er klinkt ook een zoemer.
→ Reinig de sensor.
Geeft aan dat het gaspedaal wordt ingetrapt ter-
wijl de selectiehendel in stand N staat.
Er klinkt ook een zoemer.
→ Laat het gaspedaal los en zet de selectie-
hendel in stand D, S of R.
Geeft aan dat het gaspedaal wordt ingetrapt ter-
wijl de selectiehendel in stand N staat
Er klinkt ook een zoemer.
→ Laat het gaspedaal los en zet de selectie-
hendel in stand D, S of R.
WaarschuwingsmeldingDetails/handelingen
(Knippert)
(Knippert)