Page 277 of 690
2763-4. Verstellen van het stuurwiel en de spiegels
■Voorkom een onjuiste werking van de sensoren
Raak  de  sensoren  niet  aan  en  bedek  ze
ook  niet,  omdat  hierdoor  de  werking  van
de  sensoren  in  negatieve  zin  beïnvloed
kan worden. 
WAARSCHUWING
Verstel de spiegel niet tijdens het rijden.
Hierdoor kunt u de macht over het stuur verliezen en een ongeva l veroorza-
ken, waardoor ernstig letsel kan ontstaan. 
         
        
        
     
        
        Page 288 of 690

287
4Rijden
4-1. Voordat u gaat rijdenRijden met de auto ............ 288
Lading en bagage .............. 297
Rijden met een aanhangwagen ................ 299
4-2. Rijprocedures Startknop ........................... 311
EV-modus .......................... 317
Hybridetransmissie ............ 319
Richtingaanwijzer-schakelaar ....................... 325
Parkeerrem ........................ 326
4-3. Bedienen van verlichting  en ruitenwissers
Lichtschakelaar.................. 327
Automatic High Beam- systeem ........................... 332
Schakelaar mistlampen ..... 336
Ruitenwissers  en -sproeiers.................... 338
Achterruitenwisser  en -sproeier ..................... 341 4-4. Tanken
Openen van de tankdop .... 343
4-5. Gebruik van de  ondersteunende systemen
Toyota Safety Sense ......... 346
PCS (Pre-Crash  Safety-systeem)............... 358
LDA (Lane Departure  Alert met stuurregeling) ... 374
RSA (Road Sign Assist)..... 383
Dynamic Radar Cruise  Control ............................. 388
Cruise control..................... 400
Toyota Parking Assist- sensor .............................. 404
BSM  (Blind Spot Monitor) ......... 412
• De Blind Spot Monitor-
functie ............................ 419
• De Rear Crossing Traffic 
Alert-functie ................... 422
Ondersteunende  systemen ......................... 425
4-6. Rijtips Rijden met een hybrideauto ...................... 432
Rijden in de winter ............. 435
Voorzorgsmaatregelen  bij terreinauto's ................ 439 
         
        
        
     
        
        Page 328 of 690
327
4
4-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Rijden
Lichtschakelaar
Draai aan het uiteinde van de hendel om de verlichting als volg t in te
schakelen:
Met sensor koplampregeling
De  koplampen  kunnen  handmatig  of  automatisch  worden
bediend. 
Bedieningsinstructies
De  parkeerlichten  voor,
achterlichten,  kenteken-
plaat-  en  dashboardver-
lichting gaan branden.
De  koplampen  en  alle
hierboven  genoemde  ver-
lichting gaan branden.
De  koplampen,  dagrijver-
lichting  ( →Blz. 330)  en
alle  verlichting  die  hierbo-
ven  genoemd  is,  worden
automatisch  in-  en  uitge-
schakeld.
(Wanneer  het  contact
AAN staat.)
De  dagrijverlichting  wordt
ingeschakeld.
( → Blz. 330)1
2
3
4
(indien 
aanwezig) 
         
        
        
     
        
        Page 329 of 690
3284-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Zonder sensor koplampregelingDe  parkeerlichten  voor,
achterlichten,  kenteken-
plaat-  en  dashboardver-
lichting gaan branden.
De koplampen en alle hier-
boven  genoemde  verlich-
ting gaan branden.
De  dagrijverlichting  wordt
ingeschakeld. ( →Blz. 330)
Druk bij ingeschakelde  koplam-
pen  de  hendel  van  u  af  om  het
grootlicht in te schakelen. 
Door de hendel weer in de midden-
stand te zetten, wordt het grootlicht
weer uitgeschakeld.
Trek  de  hendel  naar  u  toe  en
laat  deze  meteen  weer  los  om
één  keer  met  het  grootlicht  te
knipperen. 
U kunt lichtsignalen geven met de koplampen in- of uitgeschakeld.
1
2
3
Inschakelen van het grootlicht
1
2 
         
        
        
     
        
        Page 331 of 690

3304-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Dankzij  dit  systeem  kunnen  de  koplampen  gedurende  30  seconden
worden ingeschakeld wanneer het contact UIT wordt gezet.
Trek nadat u het contact UIT hebt
gezet de hendel naar u toe en laat
hem  los  terwijl  de  lichtschakelaar
in de stand   of   staat.
Trek  de  hendel  naar  u  toe  en  laat
hem  weer  los  om  de  verlichting  uit
te schakelen.
■Dagrijverlichting
Om  uw  auto  overdag  beter  zichtbaar  te  maken  voor  andere  weggebruikers,
wordt  de  dagrijverlichting  automatisch  ingeschakeld  als  het  hyb ridesysteem
wordt  gestart  en  de  parkeerrem  wordt  gedeactiveerd  met  de  licht schakelaar
uit of in de stand  . (Brandt helderder dan de parkeerlichten vo or.) Dagrij-
verlichting is niet ontworpen voor gebruik in het donker.
■ Sensor koplampregeling (indien aanwezig)
Follow Me Home-systeem
De  werking  van  de  sensor  kan  in  nega-
tieve zin beïnvloed worden als er iets over
de  sensor  heen  geplaatst  wordt  of  als  er
iets  op  de  ruit  wordt  aangebracht  waar-
door de sensor wordt afgeschermd. 
Hierdoor  kan  de  sensor  niet  op  de  juiste
manier  de  hoeveelheid  omgevingslicht
signaleren,  waardoor  het  automatische
koplampsysteem  mogelijk  onjuist  functio-
neert.  
         
        
        
     
        
        Page 332 of 690

3314-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
4
Rijden
■Automatisch uitschakelsysteem verlichting
Type A
● Wanneer de lichtschakelaar in de stand   of   staat:
De koplampen en de mistlampen vóór worden uitgeschakeld nadat h et con-
tact UIT is gezet.
● Wanneer de lichtschakelaar in de stand   staat:
De verlichting wordt uitgeschakeld nadat het contact UIT is gezet.
Type B
● De koplampen en de mistlampen vóór worden uitgeschakeld nadat h et con-
tact UIT is gezet.
Zet,  om  de  verlichting  weer  in  te  schakelen,  het  contact  AAN  of   zet  de  licht-
schakelaar een keer in stand UIT of zet de lichtschakelaar een  keer in stand
 en daarna terug in stand   of  .
■ Zoemer verlichting 
Er klinkt een zoemer als het contact UIT wordt gezet en het bes tuurderspor-
tier wordt geopend terwijl de verlichting is ingeschakeld. 
■ Automatische verticale koplampverstelling (indien aanwezig)
De  koplamphoogte  wordt  automatisch  geregeld  op  basis  van  het  aantal
passagiers  in  de  auto  en  de  mate  van  belading  om  verblinding  va n  andere
weggebruikers door de koplampen te voorkomen. 
■ Persoonlijke voorkeursinstellingen
De instellingen (bijv. gevoeligheid lichtsensor) kunnen worden  gewijzigd. 
(Systemen  met  mogelijkheden  voor  persoonlijke  voorkeursinstelli ngen:
→Blz. 663)
OPMERKING
■ Voorkomen van ontlading van de 12V-accu
Laat  de  verlichting  niet  langer  ingeschakeld  dan  noodzakelijk  i s  als  het
hybridesysteem niet is ingeschakeld. 
         
        
        
     
        
        Page 333 of 690

3324-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
Automatic High Beam-systeem∗
Duw  de  hendel  van  u  af  terwijl  de
lichtschakelaar  in  de  stand 
staat.
Het  controlelampje  van  het  Auto-
matic  High  Beam-systeem  gaat
branden  als  de  koplampen  auto-
matisch  worden  ingeschakeld  om
aan  te  geven  dat  het  systeem  is
ingeschakeld.
∗: Indien aanwezig
Het Automatic High Beam-systeem maakt gebruik van een inge-
bouwde  camerasensor  om  de  hel derheid  van  bijvoorbeeld  de
straatverlichting  en  de  verlichti ng  van  tegenliggers  en  voorlig-
gers  te  meten,  en  schakelt  indien  nodig  automatisch  het  groot-
licht in of uit.
WAARSCHUWING
■ Beperkingen van het Automatic High Beam-systeem
Vertrouw  niet  uitsluitend  op  het  Automatic  High  Beam-systeem.  R ijd  altijd
voorzichtig,  houd  hierbij  de  omgeving  in  de  gaten  en  schakel  in dien  nodig
handmatig het grootlicht in of uit.
■ Voorkomen  van  onjuiste  werking  van  het  Automatic  High  Beam-sys-
teem
Voorkom overbelading van uw auto.
Inschakelen van het Automatic High Beam-systeem 
         
        
        
     
        
        Page 335 of 690

3344-3. Bedienen van verlichting en ruitenwissers
■Voorwaarden voor het automatisch  in- of uitschakelen van het grootlicht
● Als  aan  alle  onderstaande  voorwaarden  is  voldaan,  wordt  het  gro otlicht
automatisch ingeschakeld (na ongeveer 1 seconde):
• De rijsnelheid is hoger dan ongeveer 40 km/h.
• Het gebied voor de auto is niet verlicht.
• Er zijn geen tegenliggers of voorliggers met ingeschakelde kop lampen of
achterlichten.
• Er bevinden zich weinig straatlantaarns op de weg voor u.
● Als aan een van onderstaande voorwaarden is voldaan, wordt het  grootlicht
automatisch uitgeschakeld:
• De rijsnelheid wordt lager dan ongeveer 30 km/h.
• Het gebied voor de auto is verlicht.
• Tegenliggers  of  voorliggers  hebben  de  koplampen  of  achterlicht en  inge-
schakeld.
• Er bevinden zich veel straatlantaarns op de weg voor u.
■ Informatie werking camerasensor
●In de volgende situaties wordt het grootlicht mogelijk niet aut omatisch uitge-
schakeld:
• Als plotseling een tegenligger uit een bocht opdoemt
• Als plotseling een andere auto voor de eigen auto invoegt
• Als  tegenliggers  of  voorliggers  aan  het  zicht  zijn  onttrokken als  gevolg
van een reeks bochten, wegafscheidingen of bomen langs de weg
• Wanneer  tegenliggers  opdoemen  uit  de  rechter  tegemoetkomende  r ij-
strook op een brede weg
• Wanneer  er  tegenliggers  of  voorliggers  met  uitgeschakelde  verl ichting
zijn
● Het grootlicht wordt mogelijk uitgeschakeld als een tegenligger  wordt gesig-
naleerd die zijn mistlampen aan heeft terwijl zijn koplampen uit zijn.
● Door de aanwezigheid van huisverlichting, straatverlichting, ve rkeerslichten
of  verlichte  billboards  of  verkeersborden  wordt  mogelijk  gescha keld  van
grootlicht naar dimlicht of blijft het dimlicht mogelijk ingesc hakeld.
● De  volgende  factoren  kunnen  van  invloed  zijn  op  de  reactietijd  voor  het  in-
of uitschakelen van het grootlicht:
• De helderheid van koplampen, mistlampen en achterlichten van t egenlig-
gers en voorliggers
• De beweging en richting van tegenliggers en voorliggers
• Als de verlichting van een tegenligger of voorligger slechts aan één kant werkt
• Als een tegenligger of voorligger een voertuig op twee wielen  betreft
• De toestand van de weg (stijgingspercentage, bochten, toestand  van het
wegdek, enz.)
• Het aantal inzittenden en de hoeveelheid bagage
● Het  grootlicht  kan  op  voor  de  bestuurder  onverwachte  momenten  w orden
in- en uitgeschakeld.