
1973-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
Auto's met elektrisch bedienbare achterklep
■ Bediening achterklep
●De alarmknipperlichten knipperen om aan te geven dat de portier en zijn ver-
grendeld/ontgrendeld. (Vergrendeld: eenmaal; ontgrendeld: tweem aal)
● Elektrisch bedienbare achterklep (indien aanwezig): De zoemer k linkt en de
alarmknipperlichten knipperen tweemaal om aan te geven dat de a chterklep
wordt geopend/gesloten.
● Elektrisch bedienbare achterklep (indien aanwezig): De achterklep kan zelfs
worden  geopend  terwijl  hij  is  vergrendeld.  De  achterklep  en  por tieren  wor-
den  ontgrendeld  wanneer  de  elektrisch  bedienbare  achterklep  wor dt
geopend. Vergrendel alle portieren opnieuw wanneer u de auto ve rlaat. Alle
portieren  worden  niet  automati sch  vergrendeld  nadat  de  achterkl ep  is
geopend en vervolgens weer is gesloten.
■ Touchless-sensor (auto's met elektrisch bedienbare achterklep m et tou-
chless-functie)
De elektrisch bedienbare achterklep zal automatisch worden geop end/geslo-
ten  als  de  touchless-sensor  is  ingeschakeld  ( →Blz. 659)  en  als  aan  de  vol-
gende voorwaarden wordt voldaan:
● De elektrisch bedienbare achterklep is geheel gesloten/geopend. Druk  tegen  de  hendel  van  de  slotservo
van de achterklep.
Draai  de  schroef  los  en  verwijder  de
plaat.
Druk  tegen  de  hendel  van  de  slotservo
van de achterklep.
3
2
3 

1983-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
●De  elektronische  sleutel  bevindt  zich  binnen  het  werkingsbereik .
( →Blz. 207)
● Er wordt een voet onder het midden van de achterbumper geplaats t en deze
wordt van de achterbumper vandaan bewogen.
De  elektrisch  bedienbare  achterklep  wordt  mogelijk  ook  bediend  door  een
hand, elleboog, knie, enz. onder het midden van de achterbumper te plaat-
sen en van de achterbumper vandaan te bewegen. Houd het lichaamsdeel
dicht genoeg bij het midden van de achterbumper.
■ Beveiligingsfunctie 
Als  er  niet  binnen  ongeveer  30  seconden  na  het  ontgrendelen  van   de  auto
een  portier  wordt  geopend,  zorgt  de  beveiligingsfunctie  ervoor  dat  de  auto
weer automatisch wordt vergrendeld.
■ Klembeveiliging (auto's met elektrisch bedienbare achterklep)
Als  iets  de  werking  van  de  elektrisch  bedienbare  achterklep  tij dens  het  slui-
ten/openen  hindert,  beweegt  de  achterklep  automatisch  in  de  teg enoverge-
stelde richting of stopt deze met bewegen.
■ Bij  het  aansluiten  van  de  12V-accu  (auto's  met  elektrisch  bedie nbare
achterklep)
Sluit de achterklep om ervoor te zorgen dat de elektrisch bedie nbare achter-
klep correct werkt.
■ Sluitsysteem achterklep (auto's met elektrisch bedienbare achterklep)
Wanneer  de  achterklep  nog  enigszins  geopend  is,  zal  het  sluitsy steem  van
de achterklep deze automatisch volledig sluiten.
■ Functie  beveiliging  tegen  dicht vallen  (auto's  met  elektrisch  be dienbare
achterklep)
Wanneer  er  tijdens  het  automatisch  openen  van  de  elektrisch  bed ienbare
achterklep  overmatige  kracht  op  de  klep  wordt  uitgeoefend,  stop t  de  bewe-
ging  van  de  elektrisch  bedienbare  achterklep  om  te  voorkomen  dat  deze
dichtvalt.
■ Bekrachtigingsfunctie  sluitsysteem  achterklep  (auto's  met  elekt risch
bedienbare achterklep)
Wanneer de achterklep handmatig omlaag wordt geduwd terwijl dez e op een
open positie gestopt is, sluit de achterklep automatisch volled ig.
■ Uitschakeling  van  de  aangepaste  geopende  positie  van  de  achterk lep
(auto's met elektrisch bedienbare achterklep)
Houd  de  schakelaar  van  de  elektrisch  bedienbare  achterklep  op  d e  achter-
klep  ingedrukt  tot  de  zoemer  4  keer  klinkt,  even  stopt  en  vervo lgens  2  keer
klinkt. De geopende positie is geïn itialiseerd in de volledig open positie.
■ Situaties  waarin  de  touchless-sensor  mogelijk  onbedoeld  in  werk ing
treedt  (auto's  met  elektrisch  bed ienbare  achterklep  met  touchless-func-
tie)
In  de  volgende  situaties  kan  de  touchless-sensor  onbedoeld  in  w erking  tre-
den. 

1993-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
Houd, om een onbedoelde bediening te voorkomen, de elektronische sleutel
buiten  de  laadruimte  en  het  werkingsbereik  (detectiegebied)  of  schakel  de
touchless-sensor uit. ( →Blz. 659)
● Als er water op de onderzijde van het midden van de achterbumpe r terecht-
komt, bijvoorbeeld tijdens een zware regenbui of in een wasstra at
● Als er vuil wordt weggeveegd van de onderzijde van het midden v an de ach-
terbumper
● Als  huisdieren  of  bewegende  objecten  plotseling  in  het  gebied  o nder  de
achterbumper terechtkomen.
● Als  geprobeerd  worden  een  object  uit het  gebied  onder  het  midden  van  de
achterbumper te verwijderen
● Als er een accessoire of autohoes wordt geplaatst of verwijderd  
● Als geprobeerd wordt sneeuw, enz. onder het midden van de achte rbumper
te verwijderen
● Als  de  auto  is  geparkeerd  in  een  gebied  waar  elektrische  velden   worden
opgewekt
● Wanneer de auto is geparkeerd in de buurt van objecten die kunn en bewe-
gen en in contact kunnen komen met de onderzijde van het midden  van de
achterbumper, zoals gras of bomen
■ Situaties  waarin  de  touchless-sensor  niet  goed  werkt  (auto's  me t  elek-
trisch bedienbare achterk lep met touchless-functie)
Gebruik de schakelaar achterklep openen, de toets van de elektr isch bedien-
bare achterklep of de afstandsbediening om de elektrisch bedien bare achter-
klep als de touchless-sensor in de volgende situaties niet werk t. (→Blz. 192)
● Als de achterbumper is blootgesteld aan een krachtige schok
● Als  een  externe  bron  van  radiografische  signalen  de  communicatie  tussen
de auto en de elektronische sleutel verstoort ( →Blz. 209)
● Als er langdurig een grote hoeveelheid water op de onderzijde van het mid-
den van de achterbumper terechtkomt, bijvoorbeeld bij zware reg en
● Als de auto wordt gewassen en er langdurig water terechtkomt op  de onder-
zijde van het midden van de achterbumper
● Als de onderzijde van het midden van de achterbumper bedekt is  met mod-
der, sneeuw, ijs, enz.
● Als  er  een  metalen  object,  enz.,  zoals  een  trekhaak,  in  de  buur t  van  de
onderzijde van het midden van de achterbumper is geplaatst
● Als  de  auto  enige  tijd  geparkeerd  is  in  de  buurt  van  objecten  die  kunnen
bewegen  en  in  contact  kunnen  komen  met  de  onderzijde  van  het  mi dden
van de achterbumper, zoals gras of bomen
● Als  de  auto  geparkeerd  is  in  een  gebied  waar  elektromagnetische  velden
worden opgewekt, zoals op wegen met een elektrisch sneeuwsmelts ysteem
of parkeermeters 

2033-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
WAARSCHUWING
●Als  er  op  de  achterklep  een  fiet sendrager  of  een  vergelijkbaar  zwaar
onderdeel  gemonteerd  is,  werkt  de  elektrisch  bedienbare  achterk lep
mogelijk  niet  of  niet  goed  of  beweegt  de  achterklep  mogelijk  ie ts  in  de
sluitrichting, waardoor lichaamsdelen bekneld kunnen raken en l etsel kan
optreden.  Neem  voor  meer  informatie  over  het  plaatsen  van  accessoires
op  de  achterklep  contact  op  met  een  erkende  Toyota-dealer  of  hersteller/
reparateur of een andere naar behor en gekwalificeerde en uitgeruste des-
kundige.
■ Touchless-sensor  (auto's  met  elektrisch  bedienbare  achterklep  m et
touchless-functie)
Neem  bij  het  bedienen  van  de  elektrisch  bedienbare  achterklep  m et  tou-
chless-functie de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het  niet  in  acht  nemen  van  de  voorzorgsmaatregelen  kan  ernstig  letsel  tot
gevolg hebben. 
● Laat de elektronische sleutel niet achter binnen het werkingsbe reik (detec-
tiegebied) of in de bagageruimte.
● Controleer  de  omgeving  op  eventueel  aanwezige  obstakels  of  ande re
zaken die ervoor kunnen zorgen dat uw bezittingen klem komen te zitten.
● Raak  als  u uw  voet in  de buurt van  de onderzijde van  het midden  van  de
achterbumper plaatst en ervandaan beweegt de uitlaatpijpen niet  aan tot-
dat deze voldoende zijn afgekoeld, aangezien het aanraken van een hete
uitlaatpijp brandwonden kan veroorzaken.
■ Klembeveiliging (auto's met elektrisch bedienbare achterklep)
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Het  niet  in  acht  nemen  van  de  voorzorgsmaatregelen  kan  ernstig  letsel  tot
gevolg hebben.
● Gebruik  geen  lichaamsdelen  om  de  klembeveiliging  opzettelijk  te  active-
ren.
● Het  is  mogelijk  dat  de  klembeveiliging  niet  meer  werkt  als  de  a chterklep
bijna gesloten is. Zorg ervoor dat uw vingers of andere zaken n iet bekneld
raken.
● De vorm van het voorwerp dat klem komt te zitten, kan ertoe lei den dat de
klembeveiliging  niet  werkt.  Zorg  ervoor  dat  uw  vingers  of  ander e  zaken
niet bekneld raken. 

2053-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
OPMERKING
■Achterklepspindels (auto's met elektrisch bedienbare achterklep )
De achterklep is voorzien van pennen die de achterklep op zijn  plaats hou-
den.
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Anders  kunnen  de  achterklepspindels  beschadigd  raken,  waardoor  deze
niet meer werken.
● Plaats uw handen nooit op de spindel en oefen er nooit zijdelingse krach-
ten op uit.
■ Voorkomen van storingen in het sluitsysteem van de achterklep ( auto's
met elektrisch bedienbare achterklep)
Oefen geen grote kracht uit op de achterklep terwijl het sluits ysteem in wer-
king is.
■ Voorkomen van beschadiging van de elektrisch bedienbare achterk lep
(indien aanwezig)
● Controleer  of  er  geen  ijs  zit  tussen  de  achterklep  en  de  sponni ng,  waar-
door  de  achterklep  niet  bediend  kan  worden.  Wanneer  er  zich  te  veel
gewicht  op  de  achterklep  bevindt,  kunnen  bij  het  bedienen  van  d e  elek-
trisch bedienbare achterklep storingen optreden.
● Oefen  geen  grote  kracht  uit  op  de  achterklep  terwijl  de  elektri sch  bedien-
bare achterklep in werking is.
● Voorkom dat de sensoren (aan de rechter- en linkerzijde van de elektrisch
bedienbare achterklep) beschadigd raken door scherpe voorwerpen. Wan-
neer  de  sensor  is  losgenomen,  kan  de  elektrisch  bedienbare  achterklep
niet automatisch worden gesloten.
●Bevestig  nooit  stickers,  kunststoffolie,
zelfklevende  voorwerpen,  enz.  aan  de
spindelstang.
● Raak de pen nooit aan met handschoe-
nen of andere stoffen voorwerpen.
● Bevestig  geen  zware  accessoires  aan
de  achterklep.  Neem  voor  meer  infor-
matie  contact  op  met  een  erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een  andere  naar  behoren  gekwalifi-
ceerde  en  uitgeruste  deskundige  alvo-
rens accessoires te bevestigen.
Pennen 

2063-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
OPMERKING
■Voorzorgsmaatregelen touchless- sensor (auto's met elektrisch bedien-
bare achterklep met touchless-functie)
De touchless-sensor bevindt zich achter aan de onderzijde van het midden
van de achterbumper. Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in a cht om
ervoor te zorgen dat de touchless-functie van de elektrisch bedienbare ach-
terklep goed werkt:
● Houd  de  onderzijde  van  het  midden  van  de  achterbumper  te  allen  tijde
schoon.
Als de onderzijde van het midden van de achterbumper vuil is of bedekt is
met  sneeuw,  werkt  de  touchless-sensor  mogelijk  niet.  Verwijder  in  dat
geval het vuil of de sneeuw, verplaats de auto en controleer ve rvolgens of
de touchless-sensor werkt.
Laat de auto nakijken door een erkende Toyota-dealer of herstel ler/repa-
rateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskun-
dige als de sensor niet werkt.
● Breng  geen  coatings  die  een  vochtaantrekkend  effect  hebben  of  a ndere
coatings aan op de onderzijde van het midden van de achterbumpe r.
● Parkeer  de  auto  niet  in  de  buurt  van  objecten  die  kunnen  bewege n  en  in
contact  kunnen  komen  met  de  onderzijde  van  het  midden  van  de  ac hter-
bumper, zoals gras of bomen.
Als  de  auto  enige  tijd  geparkeerd  is  in  de  buurt  van  objecten  d ie  kunnen
bewegen  en  in  contact  kunnen  komen  met  de  onderzijde  van  het  midden
van  de  achterbumper,  zoals  gras  of  bomen,  werkt  de  touchless-sensor
mogelijk niet. Verplaats in dat geval de auto en controleer ver volgens of de
touchless-sensor  werkt.  Laat  de  auto  nakijken  door  een  erkende  Toyota-
dealer  of  hersteller/reparateur  of  een  andere  naar  behoren  gekw alifi-
ceerde en uitgeruste deskundige als de sensor niet werkt.
●
Stel de touchless-sensor en zijn omgeving niet bloot aan kracht ige schokken.
Als  de  touchless-sensor  of  zijn  omgeving  blootgesteld  zijn  aan  krachtige
schokken,  werkt  de  touchless-sensor  mogelijk  niet  goed  meer.  Laat  de
auto  nakijken  door  een  erkende  Toyota-dealer  of  hersteller/repa rateur  of
een  andere  naar  behoren  gekwalificeerde  en  uitgeruste  deskundig e  als
de touchless-sensor in de volgende situaties niet werkt.
• De  touchless-sensor  of  zijn  omgeving  zijn  blootgesteld  aan  kra chtige
schokken.
• Er  zitten  krassen  of  beschadigingen  op  de  onderzijde  van  het  m idden
van de achterbumper.
● Demonteer de achterbumper niet.
● Breng geen stickers aan op de achterbumper.
● Breng geen lak aan op de achterbumper.
● Deactiveer de touchless-sensor als er op de elektrisch bedienba re achter-
klep  een  fietsendrager  of  een  vergelijkbaar  zwaar  onderdeel  gem onteerd
is. ( →Blz. 659) 

2103-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
■Aanwijzing voor de instapfunctie
●Zelfs  als  de  elektronische  sleutel  zich  binnen  het  detectiegebied  bevindt,
werkt het systeem in de volgende gevallen mogelijk niet juist:
• De  elektronische  sleutel  bevindt  zich  te  dicht  bij  de  ruit  of  buitenportier-
greep,  te  dicht  bij  de  grond  of  te  hoog  als  de  portieren  worden   vergren-
deld of ontgrendeld.
• De elektronische sleutel bevindt zich te dicht bij de grond of op een hoge plaats, of te dicht bij het midden van de achterbumper, als de achterklep
wordt geopend.
• De  elektronische  sleutel  ligt  op  het  dashboard,  op  de  bagageaf dekking,
op  de  vloer  of  in  een  portiervak  of  het  dashboardkastje  wanneer   het
hybridesysteem  wordt  gestart  of  de  stand  van  het  contact  wordt  gewij-
zigd.
● Laat de elektronische sleutel niet boven op het dashboard of in  de buurt van
de  portiervakken  liggen  wanneer  u  de  auto  verlaat.  Afhankelijk  van  de  ont-
vangst  van  de  radiogolven  wordt  door  de  antenne  mogelijk  waarge nomen
dat  de  sleutel  zich  buiten  de  auto  bevindt  en  kunnen  de  portieren  worden
vergrendeld  vanaf  de  buitenzijde,  waardoor  de  elektronische  sle utel moge-
lijk in de auto wordt opgesloten.
● Zolang de elektronische sleutel zich binnen het detectiegebied  bevindt, kun-
nen de portieren door een willekeurige persoon worden vergrendeld en ont-
grendeld. De auto kan echter alleen worden ontgrendeld via de p ortieren die
de elektronische sleutel signaleren.
● Zelfs als de elektronische sleutel zich buiten de auto bevindt,  kan het hybri-
desysteem  mogelijk  worden  gestart  als  de  elektronische  sleutel  zich  in  de
buurt van de ruit bevindt.
● Als de sleutel zich binnen het ontvangstgebied bevindt en er ee n grote hoe-
veelheid  water  op  de  portiergreep  terechtkomt  (bijvoorbeeld  tij dens  een
zware  regenbui  of  het  wassen  van  de  auto),  kunnen  de  portieren  worden
ontgrendeld  of  vergrendeld.  (Als  de  portieren  niet  worden  geope nd  en
gesloten,  worden  deze  na  ongeveer  30  seconden  automatisch  weer  ver-
grendeld.)
● Als  de  afstandsbediening  wordt  gebruikt  om  de  portieren  te  verg rendelen
terwijl  de  elektronische  sleutel  zich  in  de  nabijheid  van  de  auto  bevindt,
bestaat  de  mogelijkheid  dat  de  portieren  niet  ontgrendeld  worde n  door  de
instapfunctie. (Gebruik de afstandsbediening om de portieren te  ontgrende-
len.)
● Wanneer  u  de  vergrendelsensor  aanraakt  terwijl  u  handschoenen  d raagt,
kan  de  reactie  van  het  systeem  trager  zijn  of  worden  de  portier en  mogelijk
niet  ontgrendeld.  Trek  de  handschoenen  uit  en  raak  de  vergrende lsensor
opnieuw aan.
● Wanneer de vergrendelactie is uitgevoerd met de vergrendelsensor, worden
maximaal tweemaal achter elkaar identificatiesignalen getoond.  Vervolgens
worden geen identificatiesignalen gegeven. (indien aanwezig) 

2113-2. Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren
3
Bediening van elk onderdeel
●Als de portiergreep nat wordt terwijl de elektronische sleutel  zich binnen het
werkzame gebied bevindt, kan het portier herhaaldelijk worden v ergrendeld
en  ontgrendeld.  Volg  in  dat  geval  de  correctieprocedure  hierond er bij het
wassen van de auto:
• Plaats  de  elektronische  sleutel  op  een  afstand  van  ten  minste  2  meter
van de auto. (Zorg ervoor dat de sleutel niet gestolen wordt.)
• Schakel  de  energiebesparende  functie  voor  de  batterij  in  om  het  Smart
entry-systeem met startknop uit te schakelen. ( →Blz. 208)
● Als  de  elektronische  sleutel  zich  in  de  auto  bevindt  en  een  portiergreep
wordt  nat  tijdens  het  wassen  van  de  auto,  wordt  er  mogelijk  een   melding
weergegeven  op  het  multi-informatiedisplay  en  klinkt  er  een  zoe mer  buiten
de auto. Vergrendel alle portieren om het alarm uit te schakelen.
● Als  de  vergrendelsensor  in  aanraking  komt  met  ijs,  sneeuw,  modder,  enz.,
werkt  deze  mogelijk  niet  goed.  Reinig  de  vergrendelsensor  en  ra ak  hem
opnieuw aan of gebruik de vergrendelsensor aan de onderzijde va n de por-
tiergreep.
● Het  plotseling  bedienen  van  de  handgreep  of  het  bedienen  van  de   hand-
greep direct nadat u het effectieve bereik bent binnengestapt,  kan ontgren-
deling  van  de  portieren  belemmeren.  Laat  in  dat  geval  de  portie rgreep  los
en controleer of de portieren worden ontgrendeld voordat u opni euw aan de
portiergreep trekt.
● Als  u  de  portiergreep  vastpakt  terwijl  u  handschoenen  draagt,  w orden  de
portieren mogelijk niet ontgrendeld.
● Als  er  zich  een  andere  elektronische  sleutel  binnen  het  detecti egebied
bevindt,  is  de  reactietijd  voor  het  ontgrendelen  van  de  portier en  nadat  een
portiergreep is vastgepakt, mogelijk langer.
■ Als er gedurende langere tijd niet met de auto wordt gereden
●Bewaar, om diefstal van de auto te voorkomen, de elektronische  sleutel niet
binnen een afstand van 2 meter van de auto.
● Het  Smart  entry-systeem  met  startknop  kan  vooraf  worden  uitgesc hakeld.
( →Blz. 657)
■ Voor een juiste bediening van het systeem
Zorg  ervoor  dat  u  de  elektronische  sleutel  bij  u  hebt  als  u  het   systeem
bedient. Houd  de  elektronische sleutel niet te  dicht bij de auto  als u het sys-
teem van buitenaf bedient.
Afhankelijk  van  de  positie  en  de  conditie  waarin  de  elektronisc he  sleutel
wordt bewaard, wordt de sleutel mogelijk niet correct door het systeem gesig-
naleerd, waardoor het systeem wellicht niet juist functioneert. (Het alarm kan
per  ongeluk  afgaan  of  de  functie  die  voorkomt  dat  de  portieren  per  ongeluk
worden vergrendeld, werkt wellicht niet.)
■ Als het Smart entry-systeem met startknop niet goed werkt
●Vergrendelen  en  ontgrendelen  van  de  portieren:  Gebruik  de  mecha nische
sleutel. ( →Blz. 627)
● Starten van het hybridesysteem:  →Blz. 628