Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Systeem voor perifeer gezichtsveld Afb. 230
Weergave van het systeem voor peri-
f eer g
ez
ichtsveld: luchtperspectief. Er kan gekozen worden tussen vier verschil-
l
ende w
eer
gaven:
Legenda van afb. 230:
SymboolBetekenis
AGebied van camera vooraan
BGebied van camera rechts
CGebied van camera achteraan
DGebied van camera links
Actuele voorstelling verlaten.
Driedimensionale weergaven
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Legenda van
afb. 230:
SymboolBetekenis
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur.
Door de beelden van alle camera's te combi-
neren, w
or
dt het luchtperspectief gegene-
reerd ››› afb. 230. Het luchtperspectief
kan worden geselecteerd door te drukken op
de wagen binnen de zone.
Door te drukken op de verschillende gebie-
den ›››
afb. 230 A tot
D van het luchtper-
s pectief
of
beperkte luchtperspectief kan de
overeenkomstige weergave worden geselec-
teerd.
Nodige voorwaarden om het systeem voor
perifeer gezichtsveld te gebruiken
● De portieren en achterklep moeten geslo-
ten z
ijn.
● Het beeld moet duidelijk en betrouwbaar
zijn. Z
o moet bijvoorbeeld de lens van de ca-
mera schoon zijn.
● Het gebied rond de wagen moet duidelijk
en vo
lledig worden getoond.
● De zone om te parkeren of manoeuvreren
moet een effen op
pervlak zijn.
● De wagen mag niet zwaar bela
st zijn aan
de achterzijde.
● De bestuurder moet vertrouwd zijn met het
syst
eem. ●
De wag
en mag geen schade vertonen in de
buurt van de camera's. Als de stand of de in-
bouwhoek van de camera's is veranderd, bij-
voorbeeld na een aanrijding van achteren,
moet een gespecialiseerde werkplaats het
systeem nakijken.
Weergave van de camerabeelden
● Luchtperspectief (vogelvlucht) : voor een
p
anoramisch zicht van de wagen , driedi-
mensionale weergaven, vanuit verschillende
standpunten van de camera's.
● Voorcamera (vooraanzicht): om het v
erkeer
voor de wagen te volgen (kruisende voertui-
gen) , schuin vooruit in te parkeren , bij
het naderen van een obstakel en rijden op
het terrein .
● Zijcamera's (zijaanzicht) : voor w
eergave
van de zone aan de zijkanten van de wagen
links en rechts , of een combinatie van
beide zijden .
● Achtercamera (achteraanzicht): om het v
er-
keer achter de wagen te volgen (voertuigen
die worden gekruist) , schuin achteruit in
te parkeren , recht achteruit in te parkeren
en om een aanhangwagen aan te koppe-
len .
De geselecteerde weergave wordt rechts op
het scherm getoond. In het beperkte lucht-
perspectief aan de linkerkant verschijnt de
weergave geel gemarkeerd. Daarnaast wor-
den in de rechtermarge van het beeld de »
281
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
Een in de greep van de achterklep ingebouw-
de c amer
a helpt
de bestuurder bij het achter-
uit parkeren of manoeuvreren ››› afb. 233.
Het beeld van de camera wordt weergegeven
samen met enkele door het systeem gepro-
jecteerde oriëntatielijnen op het display van
het Easy Connect-systeem. In het onderste
gedeelte van het scherm is een deel van de
bumper te zien die overeenkomt met het ge-
bied van het kenteken als referentie voor de
gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
● Breng de wagen op een veilige plaats tot
stil
stand.
● Schakel de parkeerrem in.
● Contact inschakelen.
● Schakel zo nodig het Easy Connect-sys-
teem in.
● Sch
akel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● Druk op de functietoets aan de recht
er-
kant van het beeld.
● Voer de gewenste instellingen in het menu
uit door t e drukk
en op de functietoetsen –/+,
of door de overeenkomstige schuifknop te
bewegen. Vereiste omstandigheden om te parkeren en
te m
anoeu
vreren met de achteruitrijhulp
Gebruik het systeem in de volgende gevallen
niet:
● Als geen betrouwbaar beeld te zien is of als
het v
ervormd is, bijvoorbeeld in het geval
van slechte zichtbaarheid of als de lens vuil
is.
● Als het gebied achter de wagen niet helder
zicht
baar is of slechts onvolledig te zien is.
● Als achter in de wagen te veel lading ligt.
● Als de stand of de inbouwhoek van de ca-
mera is
veranderd, bijvoorbeeld na een aan-
rijding van achteren. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren.
Vertrouwd raken met het systeem
Om vertrouwd te raken met het systeem, de
oriëntatielijnen en hun functie en hoe te par-
keren en te manoeuvreren met de achteruit-
rijhulp raadt SEAT aan te oefenen op een plek
met weinig verkeer of een parkeerplaats als
de weersomstandigheden en zichtbaarheid
gunstig zijn.
Cameralens schoonmaken
Houd de cameralens schoon en vrij van snee-
uw en ijs:
● De lens met universeel glasreinigingsmid-
del op alc oho
lbasis bevochtigen en de lens
met een droge doek schoonmaken. ●
Sneeuw met een h
andveger verwijderen.
● Verwijder ijs bij voorkeur met een ontdoois-
pray
. VOORZICHTIG
● Gebruik nooit
schurende schoonmaakmid-
delen voor het schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verw
ijderen van sneeuw of ijs van de ruiten
en buitenspiegels. Anders kan de lens be-
schadigd raken. Parkeren en manoeuvreren met de
ac
ht
eruitrijhu
lp Afb. 234
Weergave op het display van het Ea-
sy C
onnect
-systeem: oriëntatielijnen. Systeem in- en uitschakelen
● De achteruitrijhulp wordt ingeschakeld als
het c
ont
act aan is of de motor draait en wan-
neer de achteruitrijversnelling wordt gekozen
286
Bedienen
voor dit type voertuig. Raadpleeg altijd de
aan w
ijz
ingen van de fabrikant van de trek-
haak en neem die in acht. Monteer nooit een
trekhaak "met verdeling van het gewicht" of
"compensatie van de lading".
Trekhaak gemonteerd in de bumper
Monteer nooit een trekhaak in de bumper of
de bevestiging ervan. De trekhaak mag de
functie van de bumpers niet beïnvloeden.
Voer nooit wijzigingen of reparaties uit aan
het uitlaat- of remsysteem. Controleer regel-
matig of de trekhaak goed bevestigd is.
Koelsysteem van motor
Als u met een aanhangwagen rijdt, moeten
de motor en het koelsysteem harder werken.
Het koelsysteem moet voldoende koelvloei-
stof bevatten en klaar zijn voor de extra in-
spanning van het rijden met aanhangwagen.
Remmen van de aanhangwagen
Als de aanhangwagen zijn eigen remsysteem
heeft, dan moet u de geldende wettelijke
voorschriften met betrekking hiertoe in acht
nemen. Sluit het remsysteem van de aan-
hangwagen nooit op het remsysteem van de
wagen aan.
Sleepkabel
Gebruik altijd een kabel tussen de wagen en
de aanhangwagen ››› pag. 292. Achterlichten van de aanhangwagen
De acht
erlichten van de aanhangwagen moe-
ten aan de overeenkomstige normen voldoen
››› pag. 292.
Sluit de achterlichten van de aanhangwagen
nooit rechtstreeks aan op het elektrische sys-
teem van de wagen. Als u niet zeker weet of
de aanhangwagen juist elektrisch is aange-
sloten, raadpleeg dan een gespecialiseerde
werkplaats. SEAT raadt u aan om daarvoor
een SEAT-dealer te raadplegen.
Buitenspiegels
Als u met standaard buitenspiegels van het
trekkende voertuig het gebied achter de aan-
hangwagen niet kunt zien, moeten extra
spiegels worden geïnstalleerd die voldoen
aan de voorschriften van het land in kwestie.
De buitenspiegels moeten worden afgesteld
voor het wegrijden en voldoende blikveld
naar achteren bieden.
Maximaal elektrisch verbruik van de aan-
hangwagen
VerbruikersEuropa, Azië, Afrika, Zuid- Amerika en
Midden-Ameri- kaAustralië
Remlicht (totaal)84 watt108 watt
VerbruikersEuropa, Azië,Afrika, Zuid- Amerika en
Midden-Ameri- kaAustralië
Knipperlichten (elke
zijde)42 watt54 watt
Stadslichten (elke
zijde)50 watt100 watt
Achteruitrijlichten
(totaal)42 watt54 watt
Achterste mistlicht42 watt54 watt
Overschrijd de aangeduide waarden nooit! ATTENTIE
Als de trekhaak verkeerd gemonteerd of niet
ge s
chikt is, kan de aanhangwagen loskomen
van de wagen met ernstige letsels tot gevolg. VOORZICHTIG
● Als
de achterlichten van de aanhangwagen
niet correct aangesloten zijn, kan de elektro-
nica van de wagen beschadigd raken.
● Als de aanhangwagen te veel stroom ver-
bruikt, kan de elektr
onica van de wagen be-
schadigd raken.
● Sluit het elektrische systeem van de aan-
hang
wagen nooit direct aan op de elektrische
aansluitingen van de achterlichten of andere
voedingsbronnen. Gebruik alleen geschikte 290
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
aansluitingen voor de voeding van de aan-
han
g
wagen. Kogelkop met elektrische ontgrende-
ling
Afb. 235
Aan de rechterzijde van de bagage-
ruimt e: t
oets
voor het ontgrendelen van de
kogelkop. De kogelkop van de trekhaak bevindt zich in
de b
umper
. D
e kogelkop met elektrische ont-
grendeling kan niet uitgebouwd worden.
Er mogen zich geen personen, dieren of voor-
werpen in de baan van de kogelkop bevin-
den ››› .
D e k
og
elkop ontgrendelen en uittrekken
● Wagen tot stilstand brengen en de elektro-
nisc
he parkeerrem inschakelen ››› pag. 197.
● Motor uitzetten. ●
Acht
erklep openen.
● Toets ››› afb. 235 kort aantrekken. De kogel-
k
op wordt elektrisch ontgrendeld en draait
automatisch naar buiten. Het controlelampje
in de toets gaat knipperen ››› afb. 235.
● Trek de kogelkop helemaal uit met de hand
tot u merkt
en hoort dat hij vastklikt; het con-
trolelampje in de toets gaat vast branden.
● Achterklep sluiten.
De kog
elkop wegklappen
● Wagen tot stilstand brengen en de elektro-
nisc
he parkeerrem inschakelen.
● Motor uitzetten.
● De aanhangwagen loskoppelen en elektri-
sche aan
sluiting met de wagen onderbreken.
Indien u een adapter gebruikt, die verwijde-
ren uit het stopcontact voor aanhangwagen.
● Achterklep openen.
● Toets ››› afb
. 235 kort aantrekken. De kogel-
kop wordt elektrisch ontgrendeld.
● Trek de kogelkop onder de bumper met de
hand tot
u merkt en hoort dat hij vastklikt;
het controlelampje in de toets ››› afb. 235
gaat vast branden.
● Achterklep sluiten.
Betek
enis van controlelampje
● Als het controlelampje in de toets ›››
afb.
235 knippert, betekent dit dat de kogelkop nog niet juist vastgeklikt is of is bescha-
digd
›››
.
● Blijft het controlelampje vas
t
branden met
openstaande achterklep, dan is de kogelkop
juist vastgeklikt in uitgetrokken of wegge-
klapte positie.
● Het controlelampje in de toets gaat uit na
ca. 1 minuut n
a het sluiten van de achter-
klep. ATTENTIE
Verkeerd gebruik van de trekhaak kan licha-
melijk l et
sel en ongevallen tot gevolg heb-
ben.
● Gebruik de kogelkop enkel indien hij juist
is
vastgeklikt.
● Controleer altijd of er geen personen, die-
ren of
voorwerpen in de baan van de kogel-
kop zijn.
● Grijp nooit in met een werktuig of apparaat
terw
ijl de kogelkop in beweging is.
● Druk nooit op de toets ›››
afb. 235 wanneer
een aanhangwagen is aangekoppeld of een
bagagerek of andere accessoires zijn gemon-
teerd op de kogelkop.
● Als de kogelkop niet juist vastklikt, mag u
hem niet ge
bruiken en laat u de trekhaak na-
kijken in een gespecialiseerde werkplaats.
● Is er een storing in het elektrische systeem
of aan de trek
haak, dan laat u het nakijken in
een gespecialiseerde werkplaats. » 291
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
met aanhangwagen. Om het profiel Ec
o op-
nieuw in te schakelen na het loskoppelen van
de aanhangwagen, moet het contact een-
maal uit- en weer ingeschakeld worden. ATTENTIE
Indien de kabels verkeerd of op ongepaste
wijz e w
orden verbonden, kan de aanhangwa-
gen te veel stroom krijgen. Dit kan leiden tot
storingen in het volledige elektronische sys-
teem van de wagen, alsook tot ongevallen en
ernstige letsels.
● Laat de werkzaamheden aan de elektrische
inst
allatie enkel uitvoeren in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Sluit het elektrische systeem van de aan-
hang
wagen nooit direct aan op de elektrische
aansluitingen van de achterlichten of andere
voedingsbronnen. ATTENTIE
Het contact tussen de pinnen van het stop-
cont act
voor aanhangwagen kan leiden tot
kortsluiting, overbelasting van de elektrische
installatie of storing van het verlichtingssys-
teem; ongevallen en ernstige letsels kunnen
hiervan het gevolg zijn.
● Sluit de pinnen van het stopcontact voor
aanhang
wagen nooit op elkaar aan.
● Laat gebogen pinnen in een gespecialiseer-
de werkpl
aats repareren. VOORZICHTIG
Laat de aanhangwagen niet aan de wagen
aang ek
oppeld zitten als u de aanhangwagen
met behulp van de steunen of het hulpwiel
geparkeerd hebt. Als de wagen omhoog of
omlaag gaat, bijvoorbeeld wegens een varia-
tie van de last of een lekke band, wordt meer
druk uitgeoefend op de trekhaak en aanhang-
wagen; de wagen en aanhangwagen kunnen
hierdoor beschadigd raken. Let op
● Bij st orin
gen aan de elektrische systemen
van de wagen, aanhangwagen of het alarm-
systeem, moet u de systemen laten nakijken
in een gespecialiseerde werkplaats.
● Als de accessoires van de aanhangwagen
energie v
erbruiken via het stopcontact voor
aanhangwagen en de motor niet draait, zal
de accu leeg raken.
● Als de wagenaccu bijna leeg is, wordt de
elektris
che aansluiting met de aanhangwa-
gen automatisch onderbroken. Een aanhangwagen laden
Maximaal toegestane aanhangwagenge-
w
ic
ht
en disselkogeldruk
Het maximaal toegestane aanhangwagenge-
wicht is het gewicht dat de wagen kan sle-
pen ››› . De disselkogeldruk is de last dieverticaal van boven wordt uitgeoefend op de
k
og
elk
op van de trekhaak ››› pag. 335.
De gegevens over het aanhangwagengewicht
en de disselkogeldruk die op het typeplaatje
van de trekhaak staan zijn enkel experimen-
tele waarden. De waarden met betrekking tot
de wagen, vaak lager dan deze waarden,
vindt u in de wagenpapieren. U moet altijd
uitgaan van de gegevens in de officiële wa-
genpapieren.
Om de veiligheid tijdens het rijden te bevor-
deren, beveelt SEAT aan om altijd de maxi-
maal toegestane disselkogeldruk optimaal te
benutten ››› pag. 288. Een te geringe kogeld-
ruk heeft een negatieve invloed op het rijg-
edrag van de wagen met aanhangwagen.
Door de kogeldruk neemt het gewicht op de
achteras toe, waardoor de nuttige last van de
wagen vermindert.
Gewicht van het geheel trekkende wagen en
aanhangwagen
Het gewicht van de combinatie is samenge-
steld uit het werkelijke gewicht van de bela-
den wagen en het werkelijke gewicht van de
beladen aanhangwagen.
In sommige landen zijn de aanhangwagens
ingedeeld in categorieën. SEAT beveelt u aan
om u in een gespecialiseerde werkplaats te
informeren over welke aanhangwagens het
meest geschikt zijn voor uw wagen.
294
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
Een aanhangwagen laden
D e w
ag
en en de aanhangwagen samen moe-
ten evenwichtig beladen zijn. Daarvoor moet
de maximaal toegestane disselkogeldruk op-
timaal benut worden en moet de lading ge-
lijkmatig verdeeld worden over de achter- en
voorzijde van de aanhangwagen:
● Verdeel de lading in de aanhangwagen zo-
danig dat
zware voorwerpen zo dicht moge-
lijk bij of boven de as liggen.
● Maak de lading in de aanhangwagen cor-
rect
vast.
Bandenspanning
De bandenspanning van de aanhangwagen
kiezen volgens de aanbevelingen van de
aanhangwagenfabrikant.
Wanneer u rijdt met een aanhangwagen,
moet u de banden van de wagen met de
maximaal toegestane spanning oppompen
››› pag. 323. ATTENTIE
Als de maximale asbelasting, de maximaal
toe g
estane disselkogeldruk of het maximaal
toegestane gewicht van de wagen of de com-
binatie wagen en aanhangwagen overschre-
den wordt, dan kan dat leiden tot ongevallen
of zware verwondingen.
● Overschrijd de aangeduide waarden nooit. ●
Het huidig e g
ewicht op de voor- en achter-
as mag de maximaal toegestane lading op de
assen nooit overschrijden. Het gewicht voorin
en achterin van de wagen mag het maximaal
toegestane gewicht nooit overschrijden. ATTENTIE
Een verplaatsing van de lading kan de stabili-
t eit en
veiligheid van de combinatie wagen en
aanhangwagen in gevaar brengen en leiden
tot ongevallen en ernstige letsels.
● Laad de aanhangwagen altijd op correcte
wijze.
● D
e last altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een g
oede staat verke-
ren. Rijden met aanhangwagen
De koplampen verstellen
W
anneer een aanh
an
gwagen is aangekop-
peld, kan de voorkant van de wagen omhoog
komen; bij ingeschakeld dimlicht kan dit an-
dere weggebruikers verblinden. De lichtbun-
del daarom met de lichtbundel-hoogtever-
stelling verlagen. Als de wagen niet is uitge-
rust met dit systeem, laat de koplampen dan
door een gespecialiseerde werkplaats afstel-
len. Bijzonderheden over het rijden met aan-
hang
wagen
● Bij een aanhangwagen met oplooprem
e
erst zacht , daarna snel remmen. Zo voor-
komt u remstoten door blokkerende wielen
van de aanhangwagen.
● Door het gewicht van de combinatie wagen
en aanhang
wagen vergroot de remafstand.
● Wanneer u een helling af rijdt, schakel dan
naar een lag
ere versnelling (bij een schakel-
bak) of gebruik de tiptronic-modus (bij auto-
matische versnellingsbak) om op de motor af
te remmen. Als u dit niet doet, kan het rem-
systeem oververhit raken en niet meer goed
werken.
● Het getrokken gewicht en hoge totale ge-
wicht
van de combinatie wagen en aanhang-
wagen wijzigen het zwaartepunt en de rijei-
genschappen van de wagen.
● Als de trekkende wagen leeg is en de aan-
hang
wagen beladen, is de verdeling van de
lading niet optimaal. In die omstandigheden
dient u uiterst voorzichtig en voldoende lang-
zaam te rijden.
Starten met aanhangwagen op helling
Naargelang de gradiënt van de helling en het
totale gewicht van de combinatie wagen en
aanhangwagen kan het zijn dat u bij het weg-
rijden licht naar achteren gaat.
Om op een helling te starten met aangekop-
pelde aanhangwagen doet u het volgende: »
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Trekhaak voor aanhangwagen en aanhangwagen*
ATTENTIE
De aanhangwagenstabilisator kan mogelijk
niet a l
le rijsituaties correct inschatten.
● Wanneer de ESC is uitgeschakeld, is ook de
aanhang
wagenstabilisator uitgeschakeld.
● De stabilisator detecteert niet altijd de lich-
te en weinig s
tabiele aanhangwagens, dus
worden ze in dergelijke gevallen niet gestabi-
liseerd.
● Wanneer u rijdt over een glad wegdek met
weinig grip, k
an de aanhangwagen zelfs met
de stabilisator knikken.
● Aanhangwagens met hoog zwaartepunt
kunnen k
antelen, zelfs zonder eerst te slinge-
ren.
● Als er geen aanhangwagen aangekoppeld
is en een s
teker van de aanhangwagen op het
stopcontact aangesloten is (bijv. als er een
fietsenrek met verlichting aan hangt), kan de
wagen onder extreme rijomstandigheden
plotseling automatisch gaan remmen. Naderhand monteren van een trek-
h
aak Afb. 237
Maten en bevestigingspunten voor
het ac
ht
eraf inbouwen van een trekhaak. SEAT adviseert om het naderhand inbouwen
v
an een tr
ek
haak bij een gespecialiseerde
werkplaats te laten uitvoeren. Zo is het wel-
licht nodig om het koelsysteem aan te pas- sen of warmtewerende platen te monteren.
SEAT r
aadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen.
Als naderhand een trekhaak wordt inge-
bouwd, moeten steeds de afstandsmaten in
acht worden genomen. De afstand tussen het
midden van de kogelkop en het wegdek
››› afb. 237 D mag niet kleiner zijn dan aan-
g e
g
even. Dit geldt ook voor de volledig bela-
den wagen, inclusief de maximaal toegesta-
ne disselkogeldruk.
Afstandsmaten ››› afb. 237:
Bevestigingspunten
932,5 mm
Min. 65 mm
350-420 mm
220 mm
615,5 mm
1,043 mm ATTENTIE
Indien de kabels verkeerd of op ongepaste
wijz e w
orden verbonden, kunnen er zich sto-
ringen voordoen aan het volledige elektroni-
sche systeem van de wagen, hetgeen kan lei-
den tot ongevallen en ernstige letsels. » A
B
C
D
E
F
G
297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
●
Sluit het el
ektrische systeem van de aan-
hangwagen nooit aan op de elektrische aan-
sluitingen van de achterlichten of andere voe-
dingsbronnen. Gebruik alleen geschikte ste-
kers voor het aansluiten van de aanhangwa-
gen.
● Het achteraf monteren van een trekhaak
aan de wagen m
ag enkel in een gespeciali-
seerde werkplaats worden uitgevoerd. ATTENTIE
Als de trekhaak verkeerd ingebouwd is of de
v erk eer
de trekhaak gebruikt is, is het moge-
lijk dat de aanhangwagen van de trekkende
wagen loskomt. Dit kan ernstige ongevallen
en dodelijke letsels tot gevolg hebben. Let op
Gebruik enkel trekhaken die zijn goedge-
keur d door
SEAT voor het model in kwestie.298