Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● De k
euz
ehendel moet zich in stand D/S of
in tiptronic-schakelweg bevinden.
● Het systeem moet aan weerszijden van de
wagen een afb
akeningslijn van de rijstrook
vastgesteld hebben ››› afb. 204.
De volgende situaties kunnen ertoe leiden
dat het noodhulpsysteem (Emergency As-
sist) niet reageert of automatisch wordt uit-
geschakeld:
● Indien de bestuurder het gas- of rempedaal
intrapt, of het
stuur beweegt.
● Indien een van de voorwaarden vermeld in
›››
pag. 248, Technische vereisten om het
noodhulpsysteem (Emergency Assist) te ge-
bruiken niet langer vervuld is.
● Indien een van de nodige voorwaarden
voor werk
ing van de rijstrookassistent (Lane
Assist) niet langer vervuld is ››› pag. 243.
● Indien een van de nodige voorwaarden
voor werk
ing van de automatische afstands-
regeling (ACC) niet langer vervuld is ››› pag.
233. ATTENTIE
De intelligente technologie in het noodhulp-
sys t
eem (Emergency Assist) kan de limieten
opgelegd door de natuurkundige wetten niet
overwinnen en werkt enkel binnen de eigen
grenzen van het systeem. De bestuurder
draagt altijd de verantwoordelijkheid voor
het besturen van de wagen. ●
De s nelheid en de
veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd de handen steeds op het stuur en
wees
klaar om op elk moment zelf te kunnen
sturen.
● Het noodhulpsysteem kan op zich geen on-
geva
llen of ernstige letsels voorkomen.
● Als de werking van het noodhulpsysteem
vers
toord is, bijvoorbeeld omdat de radar van
de automatische afstandsregeling (ACC) of de
camera van de rijstrookassistent (Lane As-
sist) bedekt of verkeerd afgesteld is, dan kan
het zijn dat het systeem ongepast ingrijpt in
de remmen of de stuurinrichting.
● Het noodhulpsysteem reageert niet bij per-
sonen of dieren, noc
h bij kruisende wagens
of bij een tegemoetkomende wagen op de-
zelfde rijstrook. ATTENTIE
Als het noodhulpsysteem (Emergency Assist)
op ong ep
aste wijze ingrijpt, kunnen er zich
ongevallen en ernstige letsels voordoen.
● Als het noodhulpsysteem niet juist werkt,
sch
akel dan de rijstrookassistent (Lane As-
sist) uit ››› pag. 243. Op die manier wordt ook
het noodhulpsysteem uitgeschakeld.
● Laat het systeem door een gespecialiseer-
de werkpl
aats controleren. SEAT raadt u aan
om daarvoor een SEAT-dealer te raadplegen. Let op
● Autom ati
sche ingrepen op de remmen door
het noodhulpsysteem (Emergency Assist)
kunnen worden onderbroken door het gaspe-
daal of de rem in te trappen, of door te draai-
en aan het stuur.
● De noodknipperlichten, die automatisch
gingen br
anden, kunnen worden gedoofd
door het gaspedaal of de rem in te trappen, te
draaien aan het stuur of te drukken op de
knop van de noodknipperlichten.
● Zo nodig kan het noodhulpsysteem (Emer-
gency As
sist) de wagen doen vertragen tot
volledige stilstand.
● Wanneer het noodhulpsysteem (Emergency
Assi
st) wordt geactiveerd, is het enkel op-
nieuw beschikbaar na uitschakelen en weer
inschakelen van het contact. 249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Weergave op het display Afb. 214
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel:
voorbeelden van herkende snel-
heidsbeperkingen of inhaalverboden met de
overeenkomstige aanvullende borden. De verkeerstekens herkend door het systeem
w
or
den g
etoond op het scherm van het in-
strumentenpaneel ››› afb. 214 en, naargelang
het ingebouwde navigatiesysteem, ook in het
infotainmentsysteem ›››
pag. 34.
Berichten van het
systeem van ver-
keerstekenher-
kenningOorzaak en oplossing
Geen verkeers-
borden beschik‐
baarHet systeem wordt momenteel
opgestart.
OF: de camera heeft geen bord
van verplichting of verbod her-
kend.
Fout: Detectie
van verkeers-
bordenEr is een storing in het systeem.
Laat het systeem nakijken in een
gespecialiseerde werkplaats.
Snelheidswaar-
schuwing niet
beschikbaar op
dit moment.De snelheidswaarschuwings-
functie van het systeem van ver-
keerstekenherkenning is defect.
Laat het systeem nakijken in een
gespecialiseerde werkplaats.
Detectie van
verkeersborden:
Maak de voor-
ruit schoon!De voorruit is vuil nabij de came-
ra.
Reinig de voorruit.
Detectie van
verkeersborden:
Beperkt op dit
momentEr worden geen gegevens over-
gebracht door het navigatiesys-
teem.
Controleer of het navigatiesys-
teem beschikt over actuele kaar-
ten.
OF: de auto bevindt zich in een
streek die niet is opgenomen in
de kaart van het navigatiesys-
teem.
Berichten van het
systeem van ver-
keerstekenher-
kenningOorzaak en oplossing
Geen gegevens
beschikbaarHet systeem van verkeersteken-
herkenning werkt niet in het
land waarin men momenteel
rijdt. ATTENTIE
Als u de berichten die mogelijk verschijnen
neg eer
t, kan de wagen midden in het verkeer
tot stilstand komen en kunnen zich ongeval-
len of ernstig letsel voordoen.
● Negeer nooit de berichten die worden ge-
toond.
● De w
agen tot stilstand brengen zodra dat
veilig k
an. Let op
Het negeren van brandende controlelampjes
en de ov er
eenstemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Werking
De verkeerstekenherkenning werkt niet in al-
l
e l
anden. Houd r
ekening met dit feit wan-
neer u naar het buitenland reist. »
259
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
systeem moet de bestuurder te allen tijde
opmerkzaam b
lij
ven.
● Iedere onbedoelde beweging van de wagen
kan erns
tig letsel tot gevolg hebben.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kledin
gstukken kan de signalen van de ultra-
soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem
kan deze voorwerpen en personen met de ge-
noemde kleding niet of niet goed detecteren.
● Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len v
an de ultrasoonsensoren beïnvloeden. In
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aanwezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● De ultrasoonsensoren hebben dode hoeken
waarin personen en o
bjecten niet kunnen
worden waargenomen.
● Houd altijd de omgeving van de auto in het
oog, aangez
ien de ultrasoonsensoren kleine
kinderen, dieren en bepaalde voorwerpen
niet in alle situaties perfect opmerken. ATTENTIE
Het snel draaien van het stuur bij het in- of
uitpark er
en met het inparkeersysteem kan
ernstige letsels tot gevolg hebben.
● Neem het stuur niet vast tijdens manoeu-
vres
voor het in- en uitparkeren, zolang het
systeem dit niet vraagt. Doet u dit wel, dan
wordt het systeem buiten werking gesteld tij- dens het manoeuvre en wordt het parkeerpro-
ce
s
geannuleerd. VOORZICHTIG
● In bep aal
de omstandigheden detecteren de
ultrasoonsensoren geen obstakels zoals bijv.
aanhangerdissels, stangen, vangrails, palen,
dunne bomen of een achterklep die openstaat
of wordt geopend; dergelijke obstakels kun-
nen de auto beschadigen.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemont
eerd zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van het inparkeersys-
teem verstoren en schade veroorzaken.
● Het inparkeersysteem gebruikt geparkeer-
de voer
tuigen, stoepranden en andere voor-
werpen als referentie. Let erop dat de banden
en velgen niet beschadigd raken bij het par-
keren. Onderbreek zo nodig het parkeerma-
noeuvre om schade aan de auto te vermijden.
● De ultrasoonsensoren van de bumper kun-
nen besc
hadigd of verschoven worden indien
ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of uitpar-
keren.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers
of dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of een gebogen of vervormde kentekenplaat kan
ert
oe l
eiden dat:
– er verkeerde detecties plaatsvinden
– de sensoren zicht verliezen
– het parkeermanoeuvre wordt geannu-
leerd of het systeem slecht parkeert
● Indien een van de ultrasoonsensoren defect
raakt, wor
dt de overeenkomstige zone van
deze sensorengroep (vooraan of achteraan)
uitgeschakeld en kan ze niet worden geacti-
veerd tot de storing is verholpen. De senso-
ren van de andere bumper kunnen dan nog
steeds op normale wijze gebruikt worden. In-
dien er een storing is in het systeem, wordt
het aanbevolen om naar een gespecialiseerde
werkplaats te gaan. SEAT raadt u aan om
daarvoor een SEAT-dealer te raadplegen. Let op
● Om een deg elijk
e werking van het systeem
te garanderen, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij, plakt u er niets op
en bedekt u ze ook niet.
● Door bepaalde geluidsbronnen, zoals hob-
belig asfa
lt of straatstenen, en het lawaai van
andere voertuigen kan het inparkeersysteem
of de ParkPilot verkeerde waarschuwingen af-
geven.
● Om vertrouwd te raken met het systeem en
zijn fu
ncties, beveelt SEAT aan om te oefenen
met de bediening van het systeem op een
plaats met weinig verkeer of in een parking. 263
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wag
en be
schadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot w
ordt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radi
ateurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de werking door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken.
● Een kentekenplaat of kentekenplaathouder
aan de voor
zijde met afmetingen die groter
zijn dan de opening voor de kentekenplaat, of
een gebogen of vervormde kentekenplaat kan
ertoe leiden dat:
– er verkeerde detecties plaatsvinden
– de sensoren zicht verliezen Let op
● In spec ifiek
e gevallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld
–voor bodems met hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras,
– bij externe ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen,
– bij hevige regenval, een flinke sneeuw-
bui, hagel of dichte uitlaatgassen, –
indien de kent ek
enplaat niet perfect be-
vestigd is op het bumperoppervlak,
– bij toppen van hellingen.
● Om een degelijke werking van het systeem
te gar
anderen, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers
of dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemont
eerd zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Bepaalde accessoires die vooraan op de au-
to gemont
eerd zijn, zoals een kentekenplaat-
houder met reclame, kunnen de werking van
de parkeerhulp verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met
de werking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties
wijzigen ››› pag. 279.
● Bij wagens zonder
infotainmentsysteem
kunt u deze parameters laten aanpassen bij
een officiële SEAT-dealer of in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 279. ●
De gr afi
sche weergave op het display van
het Easy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Bediening van de parkeerhulp
Afb. 224
Middenconsole: toets van de par-
k eerhu
lp (n
aargelang de versie). Handmatige inschakeling van de parkeer-
hu
lp
● Druk de t
oets eenmaal
in.
Handmatige uitschakeling van de parkeer-
hulp
● Druk opnieuw op de toets .
272
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De aanwijzingen en akoestische sig-
n a
l
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
ku
nnen w
orden ingesteld in het Easy
Connect*-systeem.
Automatische activering
on – activeer de optie Automatische
activering ››› pag. 273.
off – deactiveer de optie Automati-
sche activering ››› pag. 273
Volume voor*
Het volume voorin en aan de zijkant.
Instellingen/scherpte van de klank voorin*
Toonregeling (frequentie) voor het voorste
gedeelte.
Volume achter*
Volume achterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver- laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gek
o
zen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet akoestisch aangegeven de volgende
keer dat de parkeerhulp wordt geactiveerd bij
het schakelen van de achteruitversnelling.
Als er een storing is in de parkeerhulp, ver-
schijnt er een overeenkomstig bericht op het
instrumentenpaneel en gaat de led van de
toets knipperen.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool voor/achter de wagen. In geval
van een defect aan een sensor achter, wor-
den uitsluitend obstakels getoond in de zone A
› ›
›
afb. 223. In geval van een defect aan
een sensor vooraan, worden uitsluitend ob-
stakels getoond in de zone B .
W ac
ht
niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkplaats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen. Rijden met een aanhangwagen
Afb. 227
Weergave van Park Pilot op het
s c
herm met
aangekoppelde aanhangwagen. Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
t
eer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling, wanneer de keuzehendel in stand R
wordt gezet of wordt gedrukt op de toets .
De afstand tot mogelijke obstakels aan de
achterzijde en zijkanten van de auto wordt
niet weergegeven op het scherm en wordt
ook niet aangegeven met geluidssignalen.
Op het display van het Easy Connect-systeem
worden enkel de objecten getoond die wor-
den gedetecteerd aan de voorzijde, terwijl de
weergave van het traject wordt verborgen.
275
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
de bestuurder niet vervangen. Bij het in- of
uitpark
er
en van de wagen op een parkeer-
plaats of bij vergelijkbare manoeuvres blijft
de verantwoordelijk altijd bij de bestuurder.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer.
● De ultrasoonsensoren hebben dode hoeken
waarin personen en o
bjecten niet kunnen
worden waargenomen. Let in het bijzonder op
kinderen en dieren.
● Zorg altijd dat u visueel contact heeft met
de omgev
ing van de wagen: gebruik ook de
spiegels. VOORZICHTIG
De functies van de parkeerhulp kunnen nega-
tief beïn vloed w
orden door diverse factoren
die kunnen leiden tot schade aan de wagen of
aan de omgeving:
● Onder bepaalde omstandigheden kan het
syst
eem bepaalde objecten niet detecteren:
– Objecten zoals kettingen, aanhangerdis-
sels, stangen, vangrails, palen en dunne
bomen.
– Objecten die zich hoger dan de sensoren
bevinden, zoals uitstekende delen van
een muur.
– Objecten met bepaalde oppervlakken of
structuren, zoals uitstekende delen in
een hekwerk of stuifsneeuw.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kledin
gstukken kan de signalen van de ultra- soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem
kan dez
e
voorwerpen en personen met de ge-
noemde kleding niet goed detecteren.
● Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len v
an de ultrasoonsensoren beïnvloeden. In
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aanwezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waars
chuwing, kunnen bij het nade-
ren uit het meetbereik van het systeem ver-
dwijnen en daarom niet meer worden gemeld.
Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge stoe-
pranden worden door het systeem soms niet
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wagen beschadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot w
ordt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radi
ateurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de werking door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Let op
● In spec ifiek
e gevallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld –
voor bodems met
hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras,
– bij externe ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen,
– bij hevige regenval, een flinke sneeuw-
bui, hagel of dichte uitlaatgassen,
– indien de kentekenplaat niet perfect be-
vestigd is op het bumperoppervlak,
– bij toppen van hellingen.
● Om een degelijke werking van het systeem
te gar
anderen, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers
of dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemont
eerd zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met
de werking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties
wijzigen ››› pag. 279.
● Bij wagens zonder
infotainmentsysteem
kunt u deze parameters laten aanpassen bij » 277
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Bedienen
een officiële SEAT-dealer of in een gespeciali-
seerde w
erkp
laats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhang
er ››› pag. 279.
● De grafische weergave op het display van
het Ea
sy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Bediening van de parkeerhulp
Handmatige uitschakeling van de weergave
van de p
ark
eerhulp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de f abriek
gemonteerde infotainment-
systeem.
● OF: druk op de functietoets TERUG .
In s
c
hakelen van de parkeerhulp
● Schakel de achteruitversnelling (voor scha-
kelb
ak) in of zet de keuzehendel in stand R
(voor automatische versnellingsbak).
Uitschakelen van de parkeerhulp
● Zet de keuzehendel in stand P, N of D (v
oor
automatische versnellingsbak) of ontkoppel
de achteruitversnelling (voor schakelbak). In-
dien de hendel in stand N of D wordt gezet,
blijft het systeem nog ongeveer 8 seconden
actief voor uitschakeling, behalve met Top
View Camera*, in dat geval wordt het sys- teem meteen uitgeschakeld na ontkoppeling
van de acht
eruitversnelling.
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
parkeerhulp
● Op de functietoets drukken. Indien het
Top
View Camera*-systeem is geïnstalleerd,
kan het geluid van de parkeerhulp niet tijde-
lijk uitgeschakeld worden.
Wisselen van beperkte weergave naar de
weergave op het volledige scherm indien de
achteruitrijhulp is gemonteerd (Rear View
Camera "RVC")
● Druk op het pictogram van de auto van de
beperkte weer
gave.
In voorkomend geval, wisselen naar het
beeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mera "RVC")
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel
in stand R.
● OF: druk op het pictogram van de functie
RVC . Segment
en voor visuele indicatie Afb. 228
Weergave van parkeerhulp op het
di s
p
lay van het Easy Connect-systeem. Met behulp van de segmenten aan de achter-
z
ijde
v
an de wagen kan de afstand tot obsta-
kels worden geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden getoond indien
het obstakel zich niet in rijrichting be-
vindt en wanneer de elektronische par-
keerrem is geactiveerd.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien ze
zich op minder dan 30 cm afstand bevin-
den.
Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten:
278
Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
v an de w
ag
en bevindt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob-
stakels buiten de af te leggen weg. Niet ver-
der achteruitrijden ››› in Beschrijving op
p ag. 276
, ›
›› in Beschrijving op pag. 277!
Bij uitru s
tin
g met Top View Camera*
De segmenten worden niet weergegeven
wanneer de auto Top View Camera* heeft.
Het PDC-systeem waarschuwt akoestisch voor
voorwerpen die zich in de buurt van de ach-
terzijde van de auto bevinden en op het
scherm wordt het beeld van de Top View
Camera* getoond, hetgeen reeds een waar-
heidsgetrouwe weergave is van de voorwer-
pen rond de auto.
De aanwijzingen en akoestische sig-
nal
en aanpassen De indicaties en de akoestische signalen
k
u
nnen w
orden ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem. Volume achter*
Volume ac
hterin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
s
chakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing is verdwenen voordat het
contact wordt uitgeschakeld, wordt ze niet
akoestisch aangegeven de volgende keer dat
de parkeerhulp wordt geactiveerd bij het
schakelen van de achteruitversnelling.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool . Wacht niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkp
laats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teer
de tr
ekhaak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling (schakelbak) of wanneer de keuze-
hendel in stand R wordt gezet (automatische
versnellingsbak).
Omgevingscamerasysteem
(Top V
iew Camera)*
Gerelateerde video Afb. 229
Intelligente op-
los s
ingen 279
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid